‘Je wilt me mijn nieuwsgierigheid toch vergeven,’ zei Aoudad opnieuw.
‘Dat heb ik al gedaan.’ Burris leunde achterover en voelde dat zijn zetel vreemde dingen met hem uithaalde. Een massage misschien. Hij was ongetwijfeld gespannen en de arme stoel wilde daar iets aan doen. Maar de stoel was geprogrammeerd voor een omvangrijker iemand. Hij leek te gonzen alsof de spanning te hoog was. Werd hij in de war gebracht, alleen maar door die andere omvang, vroeg Burris zich af. Of veroorzaakten de veranderde contouren van zijn anatomie die verwarring?
Hij zei iets over de stoel tegen Aoudad, die hem uitschakelde. Met een glimlach complimenteerde Burris zich met zijn toestand van milde ontspannenheid. Hij had nog geen bitter woord gesproken sinds de komst van Aoudad. Hij was kalm, zonder woede, hing boven het dode punt. Goed. Goed. Hij had te lang alleen gezeten en zich door zijn ellende laten ondergraven. Die dwaas van een Aoudad was een engel van genade die hem uit zichzelf tilde. Ik ben dankbaar, zei Burris met voldoening tot zichzelf.
‘Hier is ‘t. Hier is Chalk’s kantoor.’
Het gebouw was betrekkelijk laag, niet meer dan drie of vier verdiepingen, maar het was goed afgescheiden van de torens die er omheen stonden. De grote oppervlakte die het besloeg compenseerde het gebrek aan hoogte. Stompe hoeken strekten zich naar links en naar rechts uit; Burris, die nuttig gebruik maakte van zijn toegenomen blikveld, keek zover als hij kon om de zijden van het gebouw en rekende uit dat het waarschijnlijk achthoekig was. De buitenmuur bestond uit een dof bruin metaal, mooi gepolijst, met een deukpatroon als versiering. Er was binnen geen licht te zien, maar er waren dan ook geen ramen.
Eén muur gaapte plotseling voor hen open toen een verborgen toegangssleuf onhoorbaar vaneen ging. Het voertuig schoot naar binnen en kwam tot stilstand in het binnenste van het gebouw. Het portier sprong open. Burris werd zich bewust dat een kleine man met lichte ogen naar hem in de auto stond te kijken.
Hij ervoer een moment van schrik toen hij zich zo onverwacht bekeken voelde worden door een vreemde. Toen herstelde hij zich en staarde terug, keerde de stroomrichting om. De kleine man was ook waard om naar te kijken. Zelfs zonder de bemoeienissen van kwaadwillige chirurgen was hij opvallend lelijk. Praktisch nekloos; dik verward haar dat tot in zijn kraag afhing; grote flaporen; een smalle neus; ongelooflijk lange, dunne lippen die nu weerzinwekkend getuit waren. Geen schoonheid.
Aoudad zei: ‘Minner Burris. Leontes d’Amore. Van de Chalk-staf.’
‘Chalk is wakker. Hij wacht,’ zei d’Amore. Zelfs zijn stem was lelijk.
Toch beweegt hij zich elke dag gewoon in de wereld, overpeinsde Burris.
Weer met zijn hoed op liet hij zich meevoeren door een netwerk van pneumatische liften tot hij zich voelde glijden in een immense grotachtige ruimte die gestoffeerd was met verscheidene soorten centra van activiteit. Op dit moment was er weinig activiteit; de bureaus waren leeg, de schermen zwegen. Een zachte gloed van lichtgevende zwammen verlichtte de ruimte. Zich langzaam omdraaiend liet Burris zijn blik door de ruimte dwalen, omhoog langs een reeks kristallen treden, tot zijn blik viel op een net onder het plafond bij de verste muur, als op een troon gezeten, omvangrijk individu.
Chalk. Natuurlijk.
Burris werd een moment in beslag genomen door die aanblik, en hij vergat even de miljoenvoudige stekende pijn die zijn constante metgezel was. Zo groot? Zo dik? De man had een heel legioen vee verorberd om die omvang te krijgen. Naast hem drong Aoudad hem zacht naar voren, zonder Burris’ elleboog te durven aanraken.
‘Laat me je bekijken,’ zei Chalk. Zijn stem was zacht, innemend. ‘Hierheen. Kom naar mij, Burris.’
Een ogenblik langer. Aangezicht tot aangezicht. Burris deed zijn hoed af en daarna zijn mantel. Laat hem maar kijken. Voor deze berg vlees hoef ik me niet te schamen.
Chalk’s kalme uitdrukking veranderde niet.
Hij bestudeerde Burris nauwkeurig, met grote interesse en geen spoor van weerzin. Op een wenk van zijn dikke hand verdwenen Aoudad en d’Amore. Burris en Chalk bleven alleen achter in de reusachtige, donkere kamer.
‘Ze hebben je goed te pakken gehad,’ merkte Chalk op. ‘Heb je enig idee waarom ze het gedaan hebben?’
‘Louter nieuwsgierigheid. Ook de wens om te verbeteren. Op hun onmenselijke manier zijn ze heel menselijk.’
‘Hoe zien ze eruit?’
‘Pokdalig. Lederachtig. Ik praat er liever niet over.’
‘Okee.’ Chalk was niet opgestaan. Burris stond voor hem, zijn handen gevouwen, de kleine buitenste tentakels ineengestrengeld en dan weer van elkaar. Hij voelde een stoel achter zich en ging ongenood zitten.
‘Je hebt een aardige toestand hier,’ zei hij.
Chalk glimlachte. Hij zei: ‘Doet het pijn?’
‘Wat?’
‘Je veranderingen.’
‘Ik heb heel wat ongemak te verduren. Aardse pijnstillende middelen helpen niet veel. Ze hebben iets gedaan met de zenuwkanalen en niemand hier weet eigenlijk waar ze moeten zijn om de pijn tegen te gaan. Maar het is te verdragen. Ze zeggen dat de ledematen van iemand die een amputatie heeft ondergaan nog jaren nadat ze zijn verwijderd kloppen. Dezelfde gewaarwording, denk ik.’
‘Zijn er ledematen van je verwijderd?’
‘Allemaal,’ zei Burris. ‘En weer op een andere manier aangezet. De medici die me onderzochten waren heel vergenoegd met mijn gewrichten. Ook over mijn pezen en gewrichtsbanden. Dit zijn mijn eigen handen, een beetje veranderd. Mijn voeten. Ik ben er niet echt zeker van hoeveel aan mij van mij is en hoeveel van hun.’
‘En van binnen?’
‘Allemaal anders. Chaos. Er wordt een rapport voorbereid. Ik ben nog niet lang op aarde terug. Ze hebben me even een tijdje bestudeerd, en toen kwam ik in opstand.’
‘Waarom?’
‘Ik werd een ding. Niet alleen voor hen, maar ook voor mezelf. Ik ben geen ding. Ik ben een menselijk wezen dat een andere vorm heeft gekregen. Van binnen ben ik nog steeds menselijk. Prik me en ik bloed. Wat kun je voor me doen, Chalk?’
Een vlezige hand maakte een gebaar. ‘Geduld. Geduld. Ik wil meer over je weten. Je was ruimte-officier, niet?’
‘Ja.’
‘Met universiteit en alles?’
‘Natuurlijk.’
‘Je moet goed aangeschreven hebben gestaan. Ze gaven je een behoorlijk moeilijke opdracht. De eerste landing op een wereld met intelligente wezens — nooit een akkefietje. Hoeveel in je team?’
‘Drie. We zijn allemaal onder het mes gegaan. Prolisse stierf ’t eerst, daarna Malcondotto. Geluksvogels.’
‘Je vindt je lichaam in deze vorm niet zo leuk?’
‘Het heeft zijn voordelen. De doktoren zeggen dat ik misschien wel vijfhonderd jaar leef. Maar ’t is pijnlijk, en ’t is ook vervelend. Ik was nooit geknipt voor monster.’
‘Je bent niet zo lelijk als je misschien denkt,’ merkte Chalk op. ‘O ja, kinderen rennen gillend voor je weg en zo. Maar kinderen zijn conservatief. Ze vinden iets wat nieuw is nooit leuk. Ik vind dat gezicht van je heel aantrekkelijk op een bepaalde manier. Ik durf te zeggen dat een heleboel vrouwen zich aan je voeten zouden willen werpen.’
‘Ik weet ’t niet. Ik heb ’t nooit geprobeerd.’
‘Het groteske heeft zijn aantrekkingskracht, Burris. Ik woog bij mijn geboorte meer dan twintig pond. Mijn gewicht heeft me nooit gehinderd. Ik zie het als een waardevol bezit.’
‘Jij hebt een heel leven gehad om te kunnen wennen aan je omvang,’ zei Burris. ‘Je past jezelf aan op duizend verschillende manieren. En bovendien verkoos je het om zo te zijn. Ik was het slachtoffer van een onbegrijpelijke gril. Het is verkrachting. Ik ben verkracht, Chalk.’
‘Je wilt dat ’t allemaal weer ongedaan gemaakt wordt?’
‘Wat denk je?’
Chalk knikte. Zijn oogleden gleden naar beneden, en het zag er uit alsof hij op datzelfde moment in slaap gevallen was. Burris wachtte, verbijsterd, en er ging meer dan een minuut voorbij. Zonder zich te verroeren zei Chalk: ‘Er zijn chirurgen hier op aarde die met succes hersens kunnen transplanteren van het ene lichaam in het andere.’
Читать дальше