Als het feit dat hij zich ten tweede male terugtrok niet werd veroorzaakt door iets vóór me, waardoor dan wel? Stel dat mijn inwendige op een of andere manier in verval raakte? Misschien was mijn nieuwe status als aanstaande echtgenoot en stiefvader de Ruiter wel te veel geworden. Werd ik te aardig om een fatsoenlijk gastheer voor hem te zijn? Dat lot zou nog erger zijn dan de dood van iemand anders.
Ik werd me ervan bewust dat ik me net binnen het gele plaats-delictlint bevond en dat er een grote gedaante voor me stond.
‘Eh, hallo?’ zei hij. Hij was een groot, goed gespierd, jong specimen met tamelijk lang spriethaar, en zag eruit als iemand die geloofde in door de mond ademhalen.
‘Hoe kan ik u helpen, burger?’ zei ik.
‘Bent u, eh, je weet wel,’ zei hij, ‘zoiets als een smeris?’
‘Een beetje,’ zei ik.
Hij knikte en dacht daar even over na, terwijl hij achter zich keek alsof daar wellicht iets was wat hij kon opeten. In zijn nek zat een van die betreurenswaardige tatoeages die nu zo in zwang waren, iets oosters. Waarschijnlijk betekende het ‘trage leerling’. Hij wreef over de tatoeage alsof hij mijn gedachten kon horen, draaide zich toen naar me om en flapte eruit: ‘Ik zat te piekeren over Jessica.’
‘Natuurlijk,’ zei ik. ‘Wie niet?’
‘Weten ze of zij het is?’ zei hij. ‘Ik ben min of meer haar vriendje.’
De jonge heer had nu mijn volle professionele aandacht. ‘Wordt Jessica vermist?’ vroeg ik hem.
Hij knikte. ‘Inderdaad, weet u, we hadden hier samen aan het werk gemoeten. Dat doen we elke ochtend, weet u. Langs het pad, en daarna zouden we buiten gaan sporten. Maar gisteren is ze niet komen opdagen. En vanochtend ook al niet. Dus ik begon me af te vragen, eh…’ Hij fronste zijn voorhoofd, kennelijk in een poging tot nadenken, en zijn woorden druppelden weg.
‘Hoe heet je?’ vroeg ik aan hem.
‘Kurt,’ zei hij. ‘Kurt Wagner. En u?’
‘Dexter,’ zei ik. ‘Wacht hier even, Kurt.’ Ik haastte me naar Deborah voordat de inspanning om na te denken te veel zou worden voor de jongen.
‘Deborah,’ zei ik, ‘misschien hebben we een kleine doorbraak.’
‘Nou, die is er anders niet in je verdomde potovens,’ snauwde ze. ‘Ze zijn te klein voor een lijk.’
‘Nee,’ zei ik. ‘Maar die jonge man daar mist een vriendinnetje.’
Ze richtte haar hoofd met een ruk op en stond bijna onmiddellijk als een jachthond in de startblokken. Ze staarde naar Jessica’s min-of-meer-vriendje, die terugkeek en zijn gewicht van zijn ene naar de andere voet verplaatste. ‘Werd verdomme tijd,’ zei ze en ze liep naar hem toe.
Ik keek naar Angel. Hij trok met zijn schouders en stond op. Even leek het erop dat hij iets wilde zeggen. Maar hij schudde zijn hoofd, veegde zijn handen af en liep achter Debs aan om te horen wat Kurt te vertellen had, me werkelijk en waarachtig helemaal alleen met mijn duistere gedachten achterlatend.
Alleen maar in de gaten houden, soms was dat genoeg. Natuurlijk was daar de absolute wetenschap dat dat onvermijdelijk zou leiden tot de zinderende hitte en glorieuze bloedgolf, de overweldigende uitstoot van emoties van de slachtoffers, de oprijzende muziek van de geordende waanzin wanneer het offer naar een wonderbaarlijke dood oprees… Dit alles zou gaan gebeuren. Voorlopig was het voor de Waker genoeg om te observeren en zich onder te dompelen in het verrukkelijke gevoel van naamloze, ultieme macht. Hij merkte hoe ongemakkelijk de ander zich voelde. Dat ongemak zou toenemen, oprijzen op de muzikale toonladder van angst, dan paniek en ten slotte volslagen doodsangst. Alles op zijn tijd.
De Waker zag de ander de menigte afzoeken, rondkijken naar een aanwijzing voor de bron van het opkomend besef van gevaar dat zijn zintuigen prikkelde. Hij zou uiteraard niets vinden. Nog niet. Niet voordat híj besloot dat de tijd rijp was. Niet voordat híj de ander tot een verdoofde, gedachteloze paniek had gedreven. Pas dan zou hij niet meer in de gaten houden, maar tot zijn laatste actie overgaan.
En tot dat moment… werd het tijd om de ander de muziek van de angst te laten horen.
Ze heette Jessica Ortega. Ze was een eerstejaars en woonde in een van de nabijgelegen appartementen. Kurt gaf ons haar kamernummer en Deborah liet Angel bij de ovens wachten tot er een patrouillewagen was gearriveerd die hem kon aflossen.
Ik heb nooit geweten waarom ze het appartementen noemen in plaats van studentenflatjes. Misschien omdat ze tegenwoordig zoveel op een hotel lijken. Hier groeide geen klimop uit de muren van de gewijde gangen, de hal bevatte veel glas en potplanten, en in de gangen lag vloerbedekking, ze waren schoon en zagen er nieuw uit.
We bleven voor Jessica’s kamerdeur staan. Daarop zat met plakband een klein, net kaartje bevestigd waarop ARIEL GOLDMAN & JESSICA ORTEGA stond met daaronder in kleinere letters ALCOHOL VERPLICHT BIJ BINNENKOMST. Iemand had ‘binnenkomst’ onderstreept en eronder gekrabbeld: DENKEN?
Deborah trok een wenkbrauw naar me op. ‘Feestbeesten,’ zei ze.
‘Iemand moet het doen,’ zei ik.
Ze snoof en klopte op de deur. Er kwam geen antwoord en Debs wachtte drie volle seconden voor ze opnieuw aanklopte, nu veel harder.
Achter me hoorde ik een deur opengaan en toen ik me omdraaide zag ik een broodmager meisje met kort blond haar en een bril naar ons kijken. ‘Ze zijn er niet,’ zei ze duidelijk afkeurend. ‘Al een paar dagen niet. Ik heb voor het eerst in het hele semester rust.’
‘Weet je waar ze naartoe zijn gegaan?’ vroeg Deborah haar.
Het meisje sloeg haar ogen ten hemel. ‘Er is vast ergens een megafeest.’
‘Wanneer heb je ze voor het laatst gezien?’ vroeg Deborah.
Het meisje schokschouderde. ‘Met die twee is het geen kwestie van zien, maar horen. De hele avond harde muziek en lachen, ja? Niet te filmen voor iemand die werkelijk studeert en colleges volgt.’ Ze schudde haar hoofd en haar korte haar dwarrelde om haar gezicht. ‘Ik bedoel maar, alsjeblieft zeg.’
‘Wanneer heb je ze dan voor het laatst gehoord?’ vroeg ik aan haar.
Ze keek me aan. ‘Zijn jullie smerissen, of zo? Wat hebben ze nou weer gedaan?’
‘Wat hebben ze dan eerder gedaan?’ vroeg Debs.
Ze zuchtte. ‘Parkeerbonnen. Ik bedoel, stapels. Eén keer rijden onder invloed. Hé, ik wil niet de indruk geven dat ik ze verlink of zo.’
‘Is het ongebruikelijk dat ze er zomaar niet zijn?’ zei ik.
‘Het is ongebruikelijk als ze op college verschijnen. Ik weet niet hoe ze wat dan ook halen. Ik bedoel,’ ze keek ons met een half meesmuilend lachje aan, ‘ik kan waarschijnlijk wel ráden hoe ze erdoorheen zwijnen, maar…’ Ze schokschouderde. Ze vertelde ons niet wat ze wel kon raden, tenzij je op haar spottende lachje afging.
‘Welke colleges volgen ze samen?’ vroeg Deborah.
Het meisje haalde opnieuw haar schouders op en schudde haar hoofd. ‘Dat moet u bij het hoofd van de administratie vragen,’ zei ze.
Het was geen verschrikkelijk lange wandeling naar het hoofd van de administratie, zeker niet met de pas die Deborah erin zette. Ik wist haar bij te houden en nog zoveel adem over te houden dat ik haar een paar rake vragen kon stellen. ‘Wat doet het ertoe welke colleges ze samen volgden?’
Deborah maakte een ongeduldig handgebaar. ‘Als dat meisje gelijk heeft, dat Jessie en haar kamergenoot…’
‘Ariel Goldman,’ zei ik.
‘Juist. Als zij seks ruilen voor goeie cijfers, dan wil ik met hun docenten praten.’
Zo op het oog was dat logisch. Seks is een van de meest voorkomende motieven voor moord, wat niet leek te stroken met het feit dat die naar verluidt vaak met liefde wordt geassocieerd. Maar één klein dingetje was niet zo logisch. ‘Waarom zou een professor ze op die manier braden en hun hoofd er afhakken? Waarom ze niet gewoon wurgen en de lijken in een afvalcontainer gooien?’
Читать дальше