‘Dat was een achterlijk idee,’ zei Deborah toen we snel naar haar auto terugliepen.
‘O, dat zou ik niet willen zeggen,’ zei ik. En dat was helemaal waar, want ik wilde het ook niet zeggen. Natuurlijk was het een achterlijk idee, maar als ik dat zou zeggen zou ik een van Debs gemene elleboogstoten riskeren. ‘Maar we hebben wel een paar mogelijkheden uitgesloten.’
‘Ja hoor,’ zei ze zuur. ‘We weten dat het waarschijnlijk geen stelletje naakte malloten is geweest, tenzij ze het tweeduizend jaar geleden hebben gedaan.’
Daar had ze inderdaad een punt, maar ik zag het als mijn taak in het leven om iedereen om me heen met een positieve houding te helpen. ‘Het is toch een vooruitgang,’ zei ik. ‘Zullen we die plek in Eighth Street natrekken? Ik vertaal wel voor je.’ Ondanks het feit dat Debs in Miami geboren en getogen was, had ze eigenaardig genoeg per se Frans willen studeren, maar in het Spaans kon ze amper een lunch bestellen.
Ze schudde haar hoofd. ‘Tijdverspilling,’ zei ze. ‘Ik vraag Angel wel wat rond te vragen, maar het levert vast niets op.’
En ze had gelijk. Angel kwam laat die middag terug met een heel mooie kaars met daarop in het Spaans een gebed voor Sint-Jude, maar verder was zijn trip naar die locatie in Eighth Street tijdverspilling geweest, precies zoals Debs had voorspeld.
We zaten met lege handen, maar wel met twee lijken, zonder hoofden en met een heel vervelend gevoel.
Dat zou gaan veranderen.
De volgende dag ging zonder incidenten voorbij en we kwamen geen stap dichter bij wat voor aanwijzing dan ook over de twee universiteitsmoorden. En omdat het leven nu eenmaal een soort hellende, groteske aangelegenheid was, gaf Deborah mij de schuld dat we niet opschoten. Ze was er nog altijd van overtuigd dat ik bijzondere magische krachten bezat en daarmee regelrecht in het duistere hart van de moorden kon kijken, en dat ik om kinderachtige, persoonlijke redenen cruciale informatie voor haar achterhield.
Uitermate vleiend, maar volslagen lariekoek. Het enige wat ik over de zaak te weten was gekomen, was dat de Zwarte Ruiter door iets was afgeschrikt, en ik wilde niet dat dat weer gebeurde. Ik besloot om me van de zaak afzijdig te houden, en aangezien er bijna geen bloed aan te pas kwam, had dat in een logisch en goed geordend universum gemakkelijk moeten zijn.
Maar helaas, op zo’n plek leven we niet. Ons universum wordt geregeerd door willekeurige luimen, en er wonen mensen die lachen om logica. Op dit moment spande mijn zus daarin de kroon. Laat op de volgende ochtend zette ze me in mijn kleine kantoortje klem en sleurde me mee voor een lunch met haar vriend, Kyle Chutsky. Ik had geen echte bezwaren tegen Chutsky, behalve dan zijn voortdurende air dat hij over alles de échte waarheid wist. Los daarvan was hij net zo plezierig en aimabel als een kille moordenaar maar kan zijn, en ik zou hypocriet zijn als ik om die reden iets tegen hem zou hebben. En aangezien hij mijn zus gelukkig maakte, maakte ik ook geen bezwaar om andere redenen.
Dus ging ik mee lunchen, want ze was in de eerste plaats mijn zusje, en op de tweede plaats had die machtige machine die mijn lijf nu eenmaal is bijna voortdurend voedsel nodig.
En waar dat lijf het meest naar hunkert is een medianoche- sandwich, meestal vergezeld van gefrituurde plátanos en een mamey -milkshake. Ik weet niet waarom deze eenvoudige, stevige maaltijd zo’n voortreffelijk akkoord slaat op de snaren van mijn wezen, maar er gaat niets boven. Als hij goed is klaargemaakt, brengt hij me zo dicht bij een extase als maar mogelijk is. En nergens maken ze hem zo goed klaar als in Café Relampago, een eettentje niet ver van het hoofdbureau van politie, waar de Morgans al aten sinds de tijd doldraaide. Het was er zo goed dat zelfs Deborahs eeuwige gemelijkheid het niet kon bederven.
‘Godverdomme!’ zei ze tegen me met een mondvol sandwich. Uit haar mond klonk het verre van een zin uit een roman, maar ze zei het zo venijnig dat ik licht besproeid werd met broodkruimels. Ik nam een slokje van mijn verrukkelijke batido de mamey en wachtte tot ze verder ging met haar redenering, maar in plaats daarvan zei ze het eenvoudigweg nogmaals. ‘Godverdomme!’
‘Je kropt je gevoelens weer op,’ zei ik. ‘Maar omdat ik je broer ben, weet ik dat iets je dwarszit.’
Chutsky snoof toen hij zijn Cubaanse steak zag. ‘Verdomme,’ zei hij. Hij wilde meer zeggen, maar de in zijn linkerkunsthand geklemde vork gleed weg. ‘Godverdomme,’ zei hij en ik realiseerde me dat ze heel wat meer gemeen hadden dan ik had gedacht. Deborah boog naar voren en hielp hem bij het rechtzetten van de vork. ‘Bedankt,’ zei hij, en hij schoof een groot stuk van het platgeslagen vlees naar binnen.
‘Nou, zie je wel?’ zei ik opgewekt. ‘Het enige wat je nodig had was een beetje afleiding van je eigen problemen.’
We zaten aan een tafeltje waaraan we waarschijnlijk al honderd keer hadden gegeten. Maar Deborah werd zelden gehinderd door sentimenten; ze ging rechtop zitten en sloeg zo hard op het gehavende formica tafelblad dat de suikerpot opsprong.
‘Ik wil weten wie met die klootzak van een Rick Sangre heeft gepraat!’ zei ze. Sangre was een plaatselijke tv-verslaggever die van mening was dat hoe smeriger een verhaal was, het des te crucialer was dat er een vrije pers bestond die de mensen op zo veel mogelijk gruwelijke details kon trakteren. Uit de toon waarop Deborah het zei, was ze er kennelijk van overtuigd dat Rick mijn nieuwe beste vriend was.
‘Nou, ik was het niet,’ zei ik. ‘En ik denk Doakes ook niet.’
‘Oef,’ zei Chutsky.
‘En,’ zei ze, ‘ik wil die verdomde hoofden vinden!’
‘Die heb ik ook niet,’ zei ik. ‘Heb je bij gevonden voorwerpen geïnformeerd?’
‘Je weet iets, Dexter,’ zei ze. ‘Kom op, wat hou je voor me achter?’
Chutsky keek op en slikte. ‘Waarom zou hij iets weten wat jij niet weet?’ vroeg hij. ‘Waren er veel spetters?’
‘Helemaal geen spetters,’ zei ik. ‘De lichamen waren droog en netjes gebakken.’
Chutsky knikte en wist wat rijst en bonen op zijn vork te scheppen. ‘Je bent een morbide klootzak, wist je dat?’
‘Hij is nog erger dan morbide,’ zei Deborah. ‘Hij verzwijgt iets voor me.’
‘O,’ zei Chutsky met volle mond. ‘Gaan we weer op de amateur- profiling -toer?’ Dat was een leugentje om bestwil geweest, we hadden hem verteld dat mijn hobby feitelijk eerder op het analytische dan op het praktische vlak lag.
‘Inderdaad,’ zei Deborah. ‘En hij wil me niet vertellen wat hij heeft ontdekt.’
‘Het mag dan moeilijk te geloven zijn, zus, maar ik weet hier niets van. Alleen…’ Ik haalde mijn schouders op, maar ze stootte me al aan.
‘Wat dan! Alsjeblieft?’
Ik aarzelde opnieuw. Er was geen goede manier om haar te vertellen dat de Zwarte Ruiter op compleet nieuwe wijze op deze moorden had gereageerd en helemaal van streek was. ‘Ik heb alleen maar een gevoel,’ zei ik. ‘Er klopt iets niet in deze zaak.’
Ze snoof. ‘Twee verbrande, onthoofde lijken en hij zegt dat er iets niet klopt. Vroeger was je toch zo slim?’
Ik nam een hapje van mijn sandwich terwijl Deborah haar kostbare lunchtijd verbeuzelde met wenkbrauwen fronsen. ‘Zijn de lijken al geïdentificeerd?’ vroeg ik.
‘Kom op, Dexter. Er zijn geen hoofden, dus hebben we ook geen gebitsgegevens. De lijken waren verbrand, dus zijn er geen vingerafdrukken. Shit, we weten niet eens welke kleur haar ze hadden. Wat wil je dat ik doe?’
‘Weet je, misschien kan ik wel helpen,’ zei Chutsky. Hij had een brokje gefrituurde madura ’s op zijn vork gespietst en stak die in zijn mond. ‘Ik kan wel een beetje rondvragen.’
‘Ik heb je hulp niet nodig,’ zei ze en hij haalde zijn schouders op.
Читать дальше