In de terminal ging Chutsky de rest van onze thuisreis regelen en ik ging in een glanzend restaurant enchilada’s zitten eten. Ze smaakten naar hetzelfde luchthavenvoedsel als overal: een saai en merkwaardig aftreksel van hoe ze zouden moeten smaken, en vies, maar ook weer niet zo uitgesproken beroerd dat je je geld kon terugvragen. Het was een hele klus, maar ik had ze verorberd toen Chutsky met onze tickets terugkwam.
‘Cancún naar Houston, van Houston naar Miami,’ zei hij terwijl hij me een ticket overhandigde. ‘We komen rond zeven uur ’s ochtends aan.’
We brachten het grootste deel van de nacht op voorgevormde plastic stoelen door, en toen we naar de terminal van Miami International taxieden en de opkomende zon de landingsbaan verlichtte, kon ik me de tijd niet meer heugen dat ik zo naar mijn thuisstad had verlangd. Ik werd warm van dat speciale gevoel van thuiskomen toen we ons door de hysterische en gewelddadige menigte een weg naar buiten worstelden om een lift naar het terrein voor langparkeren te krijgen.
Op zijn verzoek zette ik Chutsky bij het ziekenhuis af zodat hij weer bij Deborah kon zijn. Hij stapte uit de auto, aarzelde even en stak zijn hoofd weer door de deur. ‘Sorry dat het niet is gelukt, maatje,’ zei hij.
‘Ja,’ zei ik. ‘Vind ik ook.’
‘Laat het me weten als ik je kan helpen om hier een eind aan te maken,’ zei hij. ‘Je weet wel, als je die kerel vindt en een beetje teergevoelig wordt, help ik je wel uit de brand.’
Natuurlijk was dat nou net het enige waar ik niet teergevoelig van werd, maar het was zo’n attent gebaar dat hij aanbood de trekker voor me over te halen, dat ik hem alleen maar bedankte. Hij knikte, zei: ‘Ik meen het,’ deed de deur dicht en hinkte het ziekenhuis in.
En ik toog tegen de verkeersstroom in naar huis, waardoor ik redelijk snel was, maar te laat om Rita en de kinderen nog te zien. Ik troostte mezelf met een douche, kleedde me om en nam daarna een kop koffie en wat toast alvorens ik naar mijn werk ging.
De grootste drukte was nu voorbij, maar er was nog altijd meer dan genoeg verkeer. Op de tolweg had ik tijdens het optrekken en stoppen tijd om na te denken, en de uitkomst daarvan stond me niet aan. Weiss liep nog steeds vrij rond en ondanks al onze inspanningen was het nu onmogelijk geworden hem te vinden. Ik was er redelijk zeker van dat hij door niets van wat er was gebeurd anders over me was gaan denken en zich nu met iemand anders zou gaan bezighouden. Hij zou algauw een andere manier bedenken om me te vermoorden of ervoor te zorgen dat ik wenste dat hij dat had gedaan. Vooralsnog kon ik niets anders doen dan wachten tot hij iets deed of tot er uit de lucht een schitterend idee op mijn hoofd viel.
Het verkeer kwam tot stilstand. Ik wachtte. Een auto brulde via de berm langs me heen, sloeg op zijn claxon en verschillende andere auto’s toeterden terug, maar het bracht me niet op ideeën. Ik zat gewoon vast in het verkeer terwijl ik naar mijn werk probeerde te komen en wachtte tot er iets verschrikkelijks zou gebeuren. Ik veronderstel dat dit de menselijke toestand bij uitstek typeert, maar ik had altijd gedacht dat ik daar immuun voor was.
Het verkeer kwam traag weer op gang. Ik kroop langzaam langs een dieplader die in het gras naast de weg stilstond. De motorkap van de truck stond omhoog. Een stuk of zeven, acht man in groezelige kleding zaten op de laadbak van de truck. Zij zaten ook te wachten, maar leken daar gelukkiger mee dan ik. Misschien werden zij niet achternagezeten door een krankzinnige, moordlustige kunstenaar.
Uiteindelijk haalde ik het tot mijn werk en als ik op een warm welkom en een opgewekte begroeting van mijn collega’s had gehoopt, dan kwam ik bitter bedrogen uit. Vince Masuoka zat in het lab en keek op toen ik binnenkwam. ‘Waar heb jij gezeten?’ vroeg hij op een toon alsof hij me van iets verschrikkelijks beschuldigde.
‘Goed, dank je,’ zei ik. ‘Ook fijn om jou te zien.’
‘Het is hier een gekkenhuis geweest,’ zei Vince, klaarblijkelijk zonder iets te horen van wat ik had gezegd. ‘Die zaak met die gastarbeider, en als klap op de vuurpijl heeft een of andere lamlul zijn vrouw en haar vriend vermoord.’
‘Jammer dat te horen,’ zei ik.
‘Hij heeft ’t met een hamer gedaan, en als je denkt dat dat een pretje was…’ zei hij.
‘Zo te horen niet,’ zei ik, en ik voegde er in gedachten aan toe: behalve voor hem.
‘Ik had wel wat hulp kunnen gebruiken,’ zei hij.
‘Mooi als je populair bent,’ zei ik en hij keek me even walgend aan voor hij zich afwendde.
De dag werd er niet veel beter op. Ik belandde op de plek waar de man met de hamer zijn feestje had gegeven. Vince had gelijk: het was een verschrikkelijke knoeiboel, waarbij het nu opgedroogde bloed over tweeënhalve muur, een bank en een groot deel van het vroeger beige tapijt was gesproeid. Ik hoorde van een van de smerissen bij de deur dat de man vastzat. Hij had bekend en gezegd dat hij niet wist wat in hem was gevaren. Ik voelde me er niet veel beter door, maar het is mooi te zien dat er zo nu en dan gerechtigheid is, en door het werk werd ik een tijdje van Weiss afgeleid. Het is altijd goed om druk bezig te blijven.
Maar dat verdreef niet het akelige gevoel dat Weiss er waarschijnlijk net zo over dacht.
Ik bleef druk bezig, en Weiss ook. Met Chutsky’s hulp kwam ik te weten dat hij vanuit Havana een vlucht naar Toronto had genomen, die ongeveer rond het tijdstip dat wij op het vliegveld van Havana arriveerden was vertrokken. Maar wat hij daarna had gedaan, kon geen enkele hoeveelheid computerspeurwerk onthullen. Een stemmetje binnen in me stotterde hoopvol dat hij het misschien op zou geven en thuis zou blijven, maar dat stemmetje kreeg antwoord van een geweldige en heel luide, brullende lach van de meeste andere innerlijke stemmen.
Ik deed de weinige dingetjes die ik kon verzinnen: wat internetonderzoekjes die ik technisch gesproken eigenlijk niet zou kunnen doen, en ik wist wat creditcardactiviteit boven tafel te krijgen, maar dat speelde zich allemaal in Toronto af. Dat bracht me bij Weiss’ bank, wat zo gemakkelijk was dat ik verontwaardigd werd: zouden de mensen die ons heilige geld bewaken daar niet een beetje zorgvuldiger mee om moeten springen? Weiss had een paar duizend dollar gepind en dat was alles. In de paar dagen daarna gebeurde er helemaal niets.
Ik wist dat het opgenomen geld op de een of andere manier slecht voor mij zou uitpakken, maar verder kon ik uit die stelligheid geen concrete dreiging destilleren. In mijn wanhoop ging ik weer terug naar Weiss’ YouTube-pagina. Tot mijn schrik was het hele ‘Nieuwe Miami’-gebeuren compleet verdwenen, evenals de kleine thumbnails met de filmbeelden. In plaats daarvan was er nu een saaie, grijze achtergrond te zien met daarop een nogal afschrikwekkend plaatje van een akelig uitziend, naakt mannenlichaam waarvan de edele delen waren afgehakt. Daaronder stond geschreven: Schwarzkogler was nog maar het begin. Straks de volgende stap .
Elk gesprek dat met Schwarzkogler begint, gaat nergens heen waar een redelijk menselijk wezen mogelijk zou willen zijn. Maar de naam kwam me vaag bekend voor en uiteraard kon ik geen potentiële aanwijzing links laten liggen, dus deed ik mijn huiswerk en keek op Google.
De Schwarzkogler in kwestie bleek Rudolf te zijn, een Oostenrijker die zichzelf als kunstenaar beschouwde, en om dat te bewijzen, sneed hij stukje bij beetje zijn penis af en nam dat hele proces op de gevoelige plaat op. Dit was zo’n artistieke triomf dat hij zijn carrière voortzette, totdat zijn meesterwerk hem uiteindelijk het leven kostte. Terwijl ik over hem las, herinnerde ik me dat hij een icoon van de groep in Parijs was geweest, die ons het schitterende Jennifers Been had gegeven.
Ik weet niet veel van kunst af, maar ik ben wel gehecht aan mijn lichaamsdelen. Tot nu toe had zelfs Weiss bewezen zuinig met zijn ledematen om te springen, ook al had ik nog zo mijn best gedaan. Maar ik zag wel in dat deze hele artistieke beweging hem in ethisch opzicht beslist aantrok, met name wanneer hij nog een stap verder kon gaan, zoals hij had aangekondigd. Het was logisch; waarom zou je met je eigen lijf kunst creëren terwijl je dat ook met dat van iemand anders kunt doen en je geen pijn hoeft te lijden? Bovendien duurt je carrière dan een stuk langer. Ik klapte voor Weiss’ geweldige gezonde verstand en had heel sterk het gevoel dat ik de volgende stap van zijn artistieke carrière binnenkort zou aanschouwen, en ergens veel te dicht in de buurt van Dexter de Filistijn.
Читать дальше