De Cock zuchtte. De lange uiteenzetting vermoeide hem.
“Peter Freedestein,” legde hij uit, “bleek bereid om Van Heusden te bellen en hem te zeggen dat hij wist dat hij de moorden had gepleegd, en waarom.”
Vledder knikte begrijpend.
“Juist, want die bereidheid was door de heilige hermandad in de persoonlijke vorm van De Cock afgedwongen.” Hij grinnikte en trok zijn gezicht in een waarderende grijns. Dit was zijn oude leermeester in optima forma. Zo wilde hij ook worden.
De Cock ging door.
“Dat was voor Anton van Heusden de reden om Peter Freedestein bij hem thuis voor een drankje uit te nodigen.”
“Met voor Van Heusden de verrassing van nog een stel ongenode gasten en een einde met zijn gezicht op de stoeptegels,” zei Fred Prins lachend.
De Cock keek ernstig en schonk nog eens in. Hij had zijn uitleg gegeven.
Vledder fluisterde zijn vriendin toe: “Denkwerk, Adelheid, combineren en deduceren, zo word je groot in dit vak.”
“Dat gaat jou wel lukken, Dick,” antwoordde ze met een liefdevolle blik.
Ze mengden zich in het gesprek net de anderen en de onderwerpen werden algemener. De gruwelijke moorden zakten wat naar de achtergrond.
Mevrouw De Cock kwam uit de keuken met schalen vol lekkernijen.
“Misdaad loont!” riep Appie Keizer haar toe.
Het was al vrij laat toen alle gasten waren vertrokken.
Mevrouw De Cock schoof een poef bij en ging voor de fauteuil van haar man zitten.
“Ik heb vanavond gewacht tot iemand het zou vragen.”
“Wat?”
“Volgens mij klopt het niet.”
“Wat klopt niet?”
“Van Heusden kan die moorden nooit alleen hebben gepleegd. Hij moet hulp hebben gehad. Het kan niet anders. Ga maar na…het slepen van die lichamen en ze in het bad met leidingwater tillen, daarna de doden weer uit dat bad hijsen, het vervoer van de lijken naar de Keizersgracht…dat kan hij toch nooit alleen hebben gedaan? Dat moet jij toch ook begrijpen.”
De Cock haalde achteloos zijn schouders op.
“Anton van Heusden zegt van wel. Hij zei: Ik deed het alleen en dat hou ik tot mijn dood toe vol .”
“En jij gelooft hem?”
De Cock antwoordde niet direct.
“Ik heb aan de hulp van zijn vrouw gedacht. Die woont in een bescheiden tuinhuisje aan de rand van de stad. Ik heb zelfs aan Laurens van der Dungen gedacht. Zijn Willemijn zou hem voor die hulp dankbaar zijn geweest.”
“En?”
De Cock zuchtte.
“Ik laat het maar zo.”
“Komt de officier van justitie niet op het idee van enige hulp?”
De Cock streek haar liefkozend over haar haren.
“Zoveel schranderheid moet je bij justitie niet verwachten.”
EOF
Een ernstige leverziekte.
Seponeren: terzijde leggen, niet vervolgen.
Criterium waaraan volgens het Wetboek van Strafvordering een verdachte moet voldoen.
Een vrouwelijke agent met wie Vledder al geruimde tijd in liefde samenwoont.
OAV: verzoek tot Opsporing, Aanhouding en Voorgeleiding.
Zie: Genesis 22 vers 12 In Duivendrecht vond Vledder weer een plekje op de parkeerplaats recht tegenover de bungalow van de familie Grijpskerk.