‘Ja,’ zei hij toonloos. ‘Pas toen de moordenaar niet bij Baps verscheen, dacht ik aan Barbara.’ Om zijn lippen speelde een droeve grijns. ‘Ik was bijna te laat gekomen.’ Hij bleef in gedachten, strekte daarna zijn arm uit en bekeek de beschadigde knokkels van zijn hand. ‘Jammer dat ik die jongen zo’n klap heb moeten geven.’
De commissaris legde een hand op zijn schouder. ‘Je hebt fantastisch werk geleverd,’ zei hij. ‘Je hebt weer eens een prachtig staaltje van je kunnen gegeven. Er is echter nog één vraag, waarop ik graag het antwoord had. Hoe kon onze pseudo-Baps, ik bedoel, onze Ans weten wanneer de moordenaar voor haar stond. Ik heb haar in het kamertje alleen maar ‘nee’ zien schudden. De gordijntjes bleven open. Wanneer waren ze nu dichtgegaan?’
De Cock grijnsde. ‘Wanneer de moordenaar binnen was.’
De commissaris maakte een ongeduldig gebaar. ‘Dat begrijp ik,’ zei hij, ‘maar…’
De Cock knipoogde naar zijn vrouwelijke collega. ‘Ik had haar natuurlijk,’ zei hij, ‘een vrij nauwkeurige persoonsbeschrijving gegeven. Maar dat was niet het enige. Ze had ook nog een ander identificatiemiddel. Toen Vledder en ik bij Vader Mattias waren om de diefstal van het geld te bespreken, heb ik al zijn bankbiljetten gemerkt. Ik prikte met een speld, het speldje van mijn sportinsigne, in de vier hoeken van de bankbiljetten een aantal gaatjes. Als Tobias over het geld beschikte, dan kon dat alleen maar geld zijn dat hij van zijn vader had gestolen. Ans behoefde dus slechts aan de bankbiljetten, die zoals bij prostituees gebruikelijk, door de mannen ter betaling vooraf worden gegeven, te voelen en ze wist of ze Tobias voor zich had.’
Vledder schudde mistroostig het hoofd. ‘Goede mensen,’ zei hij bewonderend. ‘Ik moet inderdaad nog veel leren.’
De Cock knikte. ‘Je leert het wel,’ zei hij bemoedigend. ‘Nog een paar moorden en…’
Hij maakte zijn zin niet af. In zijn typische, wat waggelende gang slenterde hij naar de deur. ‘Het spijt me dat ik niet langer kan blijven,’ zei hij verontschuldigend, ‘maar ik moet nu nodig weg.’
De commissaris knikte toestemmend.
De Cock wuifde, draaide zich langzaam om en verliet de kamer. Nog even stond Vledder besluiteloos, toen rende hij hem na. Op de gang haalde hij hem in. ‘Mag ik mee?’ vroeg hij hoopvol.
De Cock schonk hem een matte glimlach. ‘Natuurlijk, m’n jong.’ Het gezicht van Vledder straalde van verwachting. ‘En waar gaan we heen?’
De Cock keek hem ernstig aan. ‘Zet een ander gezicht,’ zei hij streng. ‘Er wacht ons nog een droeve plicht.’
‘Plicht?’
‘Ja,’ zuchtte hij gelaten, ‘er is nog ergens een oude vader, die moet weten dat zijn zoon voorlopig niet thuiskomt. Denk eraan, m’n jong, zulke dingen mag je nooit vergeten.’