Een sterke rooklucht kwam haar tegemoet. ‘Bella, je weet dat het verboden is hierbinnen te roken.’
Bella sprong bij het raam weg en gooide geïrriteerd iets naar buiten. ‘Ik deed niets.’ Terwijl ze dit zei, kronkelde een dunne rooksliert uit haar mond omhoog.
Þóra zuchtte eens diep. ‘Oké, dan staat je mond in brand.’ Ze voegde eraan toe: ‘Doe het raam dicht en ga in de koffiekamer roken. Je kunt toch wel meer dan een beetje uit het raam hangen.’
‘Ik was niet aan het roken: ik was de duiven van de vensterbank aan het wegjagen,’ zei Bella chagrijnig. Ze ging aan haar bureau zitten zonder Þóra aan te kijken.
Þóra besloot het erbij te laten. De ervaring had haar geleerd dat het weinig zin had met het meisje te bekvechten. Ze ging haar werkkamer binnen en deed de deur achter zich dicht.
De map die Matthias haar had toevertrouwd, puilde helemaal uit en was van het stevigste soort. Hij was zwart van kleur wat gezien de inhoud van de map passend leek. De band had geen opschrift, ongetwijfeld omdat het moeilijk was een smaakvolle titel te vinden. ‘Harald Guntlieb bij leven en dood,’ mompelde Þóra voor zich uit toen ze de map opende en de keurig ingedeelde inhoudsopgave bekeek. De map was met tabbladen in zeven delen, op chronologische volgorde, ingedeeld: Duitsland, Militaire dienst, Universiteit van München, Universiteit van IJsland, Bankrekening, Politieonderzoek. Het zevende en laatste deel heette Autopsierapport. Ze besloot in dezelfde volgorde door de map te gaan als waarin die ingedeeld was. Ze keek op de klok en zag dat het even voor tweeën was. Ze zou het nauwelijks redden vóór vijf uur, wanneer ze haar dochter Sóley van de naschoolse opvang moest ophalen, tenzij ze er flink vaart mee zou maken. Þóra stelde het alarm van haar gsm in op kwart voor vijf en besloot de map vóór die tijd in hoofdlijnen door te nemen. Daarna zou ze de documenten mee naar huis nemen, hoewel zoiets niet gebruikelijk was wanneer het druk was op het kantoor. De inhoud was ongetwijfeld niet geschikt voor kinderen. Ze zocht het eerste tabblad op en begon de tekst vluchtig door te lezen.
Allereerst vond ze een gewaarmerkte kopie van het geboortebewijs van Guntlieb. Daarop stond te lezen dat mevrouw Amelia Guntlieb in München een gezonde jongen ter wereld gebracht had op 18 juni 1978. Als vader was de heer Johannes Guntlieb, bankier, opgegeven. Þóra kende het ziekenhuis waar Harald geboren was niet. Aan de naam te oordelen was het niet een van die grote openbare ziekenhuizen geweest en ze maakte daaruit op dat dit een of andere peperdure particuliere kliniek of kraamziekenhuis voor de beter gesitueerden was. Op de plaats waar je de geloofsovertuiging van het kind in kon vullen, was ‘rooms-katholiek’ geschreven. Als haar geheugen haar niet in de steek liet, wist Þóra nog dat een derde van de Duitsers rooms-katholiek was en dat de meeste katholieken vooral in het zuiden van Duitsland woonden. Toen Þóra in Duitsland studeerde, had het haar verbaasd hoeveel katholieken er waren. Ze had Duitsers vooral met het protestantse geloof geassocieerd en had gedacht dat katholieken hoofdzakelijk te vinden waren in de meer zuidelijk gelegen Europese landen, zoals Italië en Spanje en, niet te vergeten, Frankrijk.
Þóra bladerde verder.
De volgende bladzijden waren plastic fotohoezen met elk vier insteekvakjes. In elk vakje was een foto te vinden, met een strookje papier waarop de namen van de mensen op de foto stonden. De meeste waren van de familie Guntlieb en ze waren bij diverse gelegenheden genomen. Terwijl Þóra vlug door alle foto’s heen bladerde, zag ze dat Harald op elke foto te zien was. Naast de familiefoto’s waren er ook een paar schoolfoto’s van hem, netjes gekamd en gewassen als een onschuldig lammetje. Þóra dacht erover na waarom deze foto’s in de map zaten. Eén logische verklaring kon zijn om haar eraan te herinneren dat de vermoorde ooit een levend mens geweest was. Die bedoeling had het gewenste effect.
Op de eerste foto’s, die de oudste waren, stond een kleine, goed verzorgde jongen, ofwel samen met zijn broer, die twee of drie jaar ouder scheen te zijn, ofwel samen met zijn moeder. Het viel Þóra op hoe mooi Amelia Guntlieb was. Hoewel sommige foto’s nogal onscherp waren, was het zonneklaar dat dit een van die vrouwen was op wie ellende geen vat lijkt te hebben en die altijd elegant lijken zonder er veel moeite voor te hoeven doen. Þóra’s blik werd vooral naar een foto van moeder en zoon getrokken waar mevrouw Guntlieb zo te zien haar zoon leerde lopen. De foto was buiten in de tuin genomen en mevrouw Guntlieb hield de handen van Harald vast, terwijl hij als klunzige peuter van een jaar zijn eerste stapjes deed. Mevrouw Guntlieb glimlachte naar de fotograaf en het geluk straalde van haar mooie gezicht af. De ijskoude stem die Þóra door de telefoon over de oceaan heen gehoord had, leek niet bij deze verschijning te passen. De jongen was nog op de leeftijd dat het gezicht ongevormd is door de kaken, het stompe neusje en het babyvet. Toch kon je duidelijk de gelijkenis tussen moeder en zoon zien.
De volgende foto’s waren van Harald toen hij twee of drie jaar oud was. Nu leek hij nog meer op zijn moeder, hoewel niet in de zin dat hij meisjesachtig leek. Zijn moeder stond ook op die foto’s: eerst zwanger, daarna glimlachend met een baby op schoot, gewikkeld in een dikke doek. Op die foto stond Harald naast de stoel waarop zijn moeder zat en richtte zich op alsof hij probeerde te kijken naar het in het wit geklede kindje, zijn zus. Zijn moeder had haar arm om hem heen. Op het briefje onder de foto zag Þóra dat het meisje naar haar moeder Amelia vernoemd was, met toevoeging van een tweede naam: Maria. Dit was het meisje dat gestorven was aan een of andere aangeboren ziekte. Naar de foto te oordelen had de familie niet meteen geweten dat ze ziek was. De moeder leek in ieder geval volkomen gelukkig en onbezorgd. Op de volgende foto’s was het echter alsof er iets veranderd was. Mevrouw Guntlieb, die zonder uitzondering op alle foto’s breeduit glimlachte, leek afwezig en bedroefd. Op een van de foto’s had ze een nepglimlach opgezet, die haar ogen niet bereikte. Er was bovenal geen enkel contact tussen haar en Harald te zien zoals op eerdere foto’s. De kleine jongen leek bovendien terneergeslagen en hulpeloos. Het kleine meisje was nergens te bekennen.
Het leek alsof een paar bladzijden uit de familiegeschiedenis waren weggelaten, aangezien de volgende foto’s Þóra ten minste vijf jaar verder brachten. Het hoofdstuk begon met een geposeerde familiefoto, de eerste waarop ook meneer Guntlieb stond. Het was een waardig man om te zien, duidelijk iets ouder dan zijn vrouw. Alle personen op de foto waren op hun paasbest en de familie was inmiddels met een baby uitgebreid, die in de armen van haar moeder lag. Dit was ongetwijfeld de jongste dochter van het echtpaar, het enige kind dat nu nog in leven was. Het kleine, zieke meisje was nu weer aanwezig, ditmaal in een rolstoel. Er was geen medische achtergrond voor nodig om te begrijpen hoe ernstig haar handicap was, aangezien ze aan de stoel vastgebonden zat, met het hoofd naar achter en met open mond. Haar onderkaak liep niet recht naar beneden, maar naar de zijkant, wat duidelijk maakte dat het meisje er weinig controle over had. Dat gebrek aan controle leek ook voor haar armen en benen te gelden: haar ene onderarm zat tegen haar bovenarm aan geklemd en de hand zelf stond ongewoon dicht naar de arm toe gedraaid. De vingers van die hand stonden krom, zodat de hand op een klauw leek. De andere arm lag als het ware machteloos op haar schoot. Achter de rolstoel stond Harald, nu ongeveer acht jaar. Zijn gelaatsuitdrukking leek op geen enkele wijze op wat Þóra bij haar zoon op dezelfde leeftijd gezien had: het kind zag eruit alsof hij al een heel leven achter zich had. Hoewel de andere familieleden – zowel meneer en mevrouw Guntlieb als de oudere broer van Harald – ook niet echt een toonbeeld van vreugde waren, leek de jongen aandoenlijk in zijn ellende. Er was duidelijk iets gebeurd en Þóra vroeg zich af waarom zo’n jong kind zich de ziekte van zijn jongere zusje zo bijzonder aan kon trekken. Wellicht had hij met psychische problemen te kampen; zoiets was bij kinderen niet onbekend. Misschien was hij als kind zwaarmoedig geweest en was het samenvallen daarvan met de zorg om zijn jongere zusje hem te veel geworden. Als dat werkelijk het geval was, werd uit de volgende foto’s duidelijk dat het echtpaar daar niet mee uit de voeten kon. Op geen van de foto’s werd de jongen fysiek enige genegenheid getoond; hij stond altijd maar buiten het gezin, behalve in de weinige gevallen wanneer zijn broer naast hem stond. Het was alsof de moeder hem straal vergeten was of hem wilde negeren. Þóra vermaande zichzelf niet te veel conclusies aan de foto’s te verbinden. Ze toonden slechts een momentopname uit het leven van deze mensen en zouden nooit een reëel beeld kunnen geven van wat ze vonden of dachten.
Читать дальше