‘Dat is natuurlijk slechts een kwestie van wat je daaronder verstaat,’ zei Þóra. ‘Voor mij is herhaald drugsgebruik een verslaving.’
‘Ik weet het een en ander over drugsmisbruik.’ Hij zweeg weer, maar haastte zich eraan toe te voegen: ‘Niet uit eigen ervaring, maar vanwege mijn werk. Harald was geen junk: hij was zonder twijfel bezig er eentje te worden, maar hij was dat niet toen hij vermoord werd.’
Þóra besefte dat ze er geen idee van had waarom juist deze man aangewezen was naar IJsland te gaan. Toch zeker niet om haar alleen voor de lunch uit te nodigen en op IJslandse vis af te geven. ‘Wat is het precies dat je voor deze familie doet? Mevrouw Guntlieb zei dat je voor haar man werkte.’
‘Ik verzorg veiligheidszaken voor de bank. Dat houdt onder meer het screenen van aankomende werknemers in, aangevuld met diverse veiligheidsaangelegenheden binnen het bedrijf en de geldtransporten.’
‘Daar spelen drugs toch amper een grote rol bij?’
‘Nee. Ik doelde op mijn vorige baan. Ik heb twaalf jaar bij de recherche in München gewerkt.’ Hij keek haar recht aan. ‘Ik weet het een en ander over moordzaken en heb er niet de minste twijfel over dat het onderzoek naar de moord op Harald slordig afgehandeld is. Ik heb degene die met de zaak belast was niet vaak hoeven spreken om te zien dat hij geen idee had van wat hij aan het doen was.’
‘Hoe heet hij?’
Þóra begreep wie hij bedoelde, hoewel zijn uitspraak slecht was. Árni Bjarnason. Ze zuchtte. ‘Ik ken hem van andere zaken. Het is een ongelofelijke idioot. Een ramp dat juist hij op deze zaak gezet moest worden.’
‘Er zijn ook andere redenen waarom de familie gelooft dat de drugsdealer niets met deze vreselijke moord te maken heeft.’
Þóra keek op. ‘Zoals?’
‘Kort voor zijn dood heeft Harald veel geld uit het fonds dat op zijn naam staat opgenomen. Ze hebben niet kunnen achterhalen waar het geld gebleven is. Het was veel meer dan Harald voor het kopen van drugs nodig zou hebben gehad, zelfs al was hij van plan geweest de komende jaren high te zijn.’
‘Was hij soms met drugssmokkel bezig?’ vroeg Þóra en voegde eraan toe: ‘Of geldsmokkel of iets dergelijks?’
Matthias snoof. ‘Uitgesloten. Harald had geen geld nodig. Hij was zelf zeer bemiddeld: hij beschikte over een grote erfenis van zijn grootvader.’
‘Ik begrijp het.’ Þóra wilde liever niet met hem over dit onderwerp doorgaan, maar dacht erover na wat de jongen kon hebben bezield, misschien een verslaving aan spanning of eenvoudigweg pure gekte.
‘De politie heeft niet bewezen dat de drugsdealer het geld aangenomen heeft. De enige link die ze konden vinden tussen Harald en de drugsdealer, is dat hij af en toe drugs kocht.’
De ober bracht het eten en ze aten in stilte. Þóra voelde zich wat ongemakkelijk. Deze man was overduidelijk niet een van die types bij wie je makkelijk kon zwijgen. Ze was er nooit bijzonder goed in geweest om over koetjes en kalfjes te praten, ook al was de stilte om te snijden en daarom besloot ze meestal om zich maar stil te houden.
Ze bestelden koffie en al snel werden twee dampende koppen koffie gebracht, met een zilveren suikerpot en melkkannetje.
Þóra nam een slok van haar koffie en verbrak toen de stilte. ‘Had jij niet een overeenkomst waar ik naar moet kijken?’
De man pakte de attachékoffer die bij zijn stoel stond en pakte een dunne map. Hij reikte Þóra de map aan. ‘Neem de overeenkomst maar mee. We kunnen morgen datgene wat je wilt veranderen langslopen en ik leg dat dan aan meneer en mevrouw Guntlieb voor. Het is een redelijke overeenkomst en ik denk niet dat je er veel op aan te merken hebt.’ Hij boog weer voorover en pakte een andere, dikkere map. Hij legde die tussen hen in op tafel. ‘Neem dit ook mee. Dit is de map waar ik het eerder over had. Ik zou het op prijs stellen als je die doornam, voordat je een besluit neemt. Er zitten trieste en afschrikwekkende kanten aan deze zaak waarvan ik wil dat je ze van tevoren kent.’
‘Denk je dat ik er niet tegen zal kunnen?’ vroeg Þóra enigszins beledigd.
‘Ik weet het eerlijk gezegd niet. Daarom vraag ik je om die map door te nemen. Daarin zitten foto’s van de plaats van het misdrijf die niet bepaald aangenaam zijn en allerlei leesmateriaal dat niet veel beter is. Ik ben erin geslaagd verschillende onderzoeksgegevens in handen te krijgen met behulp van iemand die ik niet bij naam wil noemen.’ Hij legde zijn hand op de map. ‘Hierin kun je ook informatie over Haralds leven vinden. Slechts weinig mensen zijn hiervan op de hoogte en de informatie is niet geschikt voor gevoelige mensen. Ik vertrouw erop dat je, mocht je besluiten er nu een punt achter te zetten, hiermee vertrouwelijk om zult gaan. De familie stelt het niet op prijs dat deze informatie verspreid wordt.’ Hij haalde zijn hand van de map en keek haar aan. ‘Ik wil hun leed niet vergroten.’
‘Dat begrijp ik,’ antwoordde Þóra. ‘Ik kan je verzekeren dat ik in mijn werk niet slordig ben.’ Ze keek hem strak aan en voegde er vastberaden aan toe: ‘Nooit.’
‘Mooi.’
‘Maar gezien het feit dat jij dit alles verzameld hebt, vraag ik me af waarom jullie mij nog nodig hebben? Jij schijnt informatie in handen te kunnen krijgen waarvan ik niet zeker weet of ik dat zou kunnen.’
‘Wil je weten waarom we je nodig hebben?’
‘Dat heb ik je toch net gevraagd?’ antwoordde Þóra.
Hij ademde vlug door zijn neus. ‘Ik zal je vertellen waarom. Ik ben een buitenlander in dit land en daarbij ook nog Duitser. Er moet met diverse mensen gepraat worden die mij nooit de echt belangrijke informatie zullen geven. Ik heb aan de oppervlakte wat bij elkaar gescharreld en het merendeel van de informatie over Haralds persoonlijke omstandigheden heb ik in Duitsland verkregen. Ik ben echter niet iemand met wie mensen op hun gemak ongemakkelijke en ingewikkelde persoonlijke kwesties kunnen bespreken.’
‘Daar kan ik inkomen,’ flapte Þóra eruit.
De man glimlachte voor de eerste keer. Het verbaasde Þóra dat zijn glimlach mooi was, op de een of andere manier een echte glimlach, ondanks het feit dat zijn tanden ongewoon wit en recht waren. Ze kon niet anders dan terug glimlachen, maar voegde er niet helemaal op haar gemak aan toe: ‘Welke ongemakkelijke zaken moet ik dan met deze mensen bespreken?’
Reichs glimlach verdween abrupt en hij was weer serieus. ‘Wurgseks, zelfmutilatie, occultisme, verminkingen aan het eigen lichaam en andersoortig abnormaal gedrag van volkomen gestoorde individuen.’
Þóra was verbijsterd. ‘Ik weet niet zeker of ik helemaal begrijp waar dit alles heen gaat.’ Van wurgseks bijvoorbeeld had ze nog nooit gehoord: als dat iets met wurgen te maken had, zou zij liever nooit meer seks hebben.
Toen zijn glimlach opnieuw verscheen, was die niet zo vriendelijk als daarvoor. ‘O, je komt er nog wel achter; maak je maar geen zorgen.’
Ze dronken hun koffie op zonder een woord te zeggen; daarna nam Þóra de map en maakte aanstalten om terug naar kantoor te gaan. Ze spraken af om elkaar de volgende dag weer te ontmoeten en namen afscheid van elkaar.
Toen Þóra van tafel wegliep, legde hij haar een hand op de schouder. ‘Tot slot nog één ding, Frau Guðmundsdóttir.’
Ze draaide zich om.
‘Ik ben vergeten je te vertellen waarom ik ervan overtuigd ben dat de man die in hechtenis zit niet de moordenaar van Harald is.’
‘Waarom niet?’
‘Hij miste zijn ogen.’
Þóra was van nature niet bang voor diefstal, maar op de terugweg van de ontmoeting met Matthias hield ze haar tas in een ijzeren greep. Ze moest er niet aan denken de man te moeten opbellen en te bekennen dat de tas met de documenten gestolen was. Ze was daarom heel opgelucht, zodra ze het advocatenkantoor binnenging.
Читать дальше