Thóra knikte. ‘Weet u ook of er ooit brand is geweest op een van de boerderijen?’ vroeg ze, denkend aan de tekening van het brandende huis, die ze op het kinderbureautje op Kreppa had zien liggen.
‘Brand?’ vroegen ze in koor.
Elín schudde haar hoofd. ‘Nee, niet dat ik weet. Beide boerderijen verkeren nog in hun oorspronkelijke staat.’
Thóra knikte weer. ‘En zegt de naam Kristín u iets, in verband met de boerderijen?’
‘Nee, dat zegt me niets,’ zei Börkur, niet van zijn stuk gebracht door haar verandering van onderwerp. ‘Er zullen wel een paar Kristíns in de omgeving hebben gewoond, maar ik kan me niemand met die naam herinneren.’ Elín schudde haar hoofd. Beiden leken volkomen oprecht.
Heel zorgvuldig formuleerde Thóra haar volgende vraag, waarvan ze verwachtte dat het de laatste zou zijn. ‘Kunt u mij vertellen of een van de broers, of wellicht allebei, tijdens de oorlog met de nationaalsocialisten sympathiseerde?’
‘Nationaalsocialisten?’ echode Börkur, rood aanlopend. ‘Nazi’s, bedoelt u?’
‘Ja,’ zei Thóra.
‘Nou is het genoeg,’ zei Elín, terwijl ze met haar handen op de armleuningen van haar stoel sloeg en opstond. ‘Ik weiger nog meer tijd te verspillen aan deze onzin.’
Thóra stond eveneens op. ‘Nog één laatste vraag, over iets heel anders. U hebt waarschijnlijk gehoord over de vrouw die vorige week is vermoord. Nu is er opnieuw een moord gepleegd, naar alle waarschijnlijkheid gisteravond. Was u op de avonden in kwestie toevallig hier in de buurt?’
In hun woede leken broer en zus griezelig veel op elkaar. De woedende uitdrukking die vrijwel gelijktijdig op hun gezichten verscheen maakte hen opeens zo goed als identiek. ‘Het enige beleefde antwoord dat ik op uw onaangename insinuatie kan verzinnen is: nee, wij hebben geen van beiden ook maar iets met die moorden te maken. En nu wil ik graag dat u weggaat,’ beet Elín haar toe. ‘Geesten, incest, nazi’s en nu ook nog moord. Ik wil niets meer met deze nonsens te maken hebben.’
Buiten stond Matthew nonchalant tegen een lantaarnpaal geleund, maar hij schoot onmiddellijk overeind toen Thóra tevoorschijn kwam. Zodra zij over de drempel was gestapt werd de deur luidruchtig achter haar dichtgesmeten en hij glimlachte ondeugend. ‘Heb je nog naar die jongen met de brandwonden gevraagd?’ zei hij.
‘Nee,’ zei Thóra nors. ‘Zover ben ik niet gekomen.’
Matthews lach werd breder. ‘Maakt niet uit,’ zei hij. ‘Kom mee, ik moet je iets laten zien.’
‘Wat is hier zo bijzonder aan?’ vroeg Thóra, en ze wendde zich af van de kleine winkeletalage. Ze begreep niet waarom Matthew haar zo enthousiast op de prullen had gewezen waar de stoffige witte planken in de etalage vol mee stonden. ‘Een zootje oud serviesgoed, en wat dan nog?’
‘Kijk,’ zei hij, een beetje teleurgesteld, en hij wees naar een klein voorwerp dat tussen een aardewerken valk en een vaas met een verbleekte roos lag.
Thóra tuurde door het glas en zag een zilveren schildje waarin een helm en twee zwaarden gegraveerd stonden. Omdat het plat op de plank lag, moest ze op haar tenen gaan staan om het goed te kunnen zien. ‘Wat is dat?’ vroeg ze.
‘Dat is een Duitse medaille uit de Tweede Wereldoorlog,’ zei Matthew zelfvoldaan.
‘Nou en?’ antwoordde zij. ‘Wil je het kopen?’
Hij lachte. ‘Nee, natuurlijk niet,’ zei hij, terwijl hij haar naar de ingang leidde. ‘Maar ik heb daarnet een glimp opgevangen van de eigenaar en hij zag er nog ouder uit dan de spullen die hij verkoopt. Het leek me een goed idee om even naar binnen te gaan en hem een paar vragen te stellen over nazi’s op Snaefellsnes. Hij kan ons vast wel iets vertellen. Die medaille is een mooie binnenkomer.’
‘Aha,’ zei Thóra. ‘Nu snap ik het.’
Terwijl zij de winkel betraden, begon het belletje aan de deur luid te rinkelen. Thóra zag er de noodzaak niet van in, want het winkeltje was zo klein dat de winkelier iedereen die binnenkwam meteen kon zien. Elke vierkante centimeter was afgeladen met snuisterijen, zodat de ruimte nog kleiner leek dan hij al was. De volgepropte planken aan alle vier de muren reikten bijna tot aan het plafond. Tegen een van de muren stond een ladder. Alles was bedekt met een dun laagje stof, hetgeen deed vermoeden dat de klanten niet in de rij stonden. Achter in de winkel stond een grijze, oude man achter een ouderwetse kassa, die vast niet voldeed aan de veeleisende richtlijnen die daarvoor golden. Na een tijdje te hebben rondgesnuffeld, baanden ze zich een weg naar de toonbank, waarbij ze voorzichtig tussen de verschillende her en der verspreid staande kleine meubelstukken moesten navigeren.
‘Goedemiddag,’ zei Thóra glimlachend tegen de man, toen ze eindelijk zonder iets te breken de toonbank hadden bereikt.
‘Middag,’ zei de man rustig, zonder terug te lachen. ‘Wat kan ik voor u doen?’
‘Mijn vriend hier komt uit Duitsland en zijn belangstelling is gewekt door een sierspeld die hij in de etalage heeft zien liggen,’ antwoordde Thóra. ‘Kunnen we hem eens zien?’
De man knikte en schuifelde langs de snuisterijen naar de etalage. ‘Ah, ja, die ligt hier al een hele tijd, dat kan ik u wel vertellen,’ zei hij, terwijl hij zijn hand ernaar uitstak. ‘Eigenlijk is het geen sierspeld, maar een medaille.’ Hij draaide zich om en legde hem op de toonbank. ‘Een onderscheiding voor degenen die gewond waren geraakt in de strijd.’
‘O,’ zei Thóra, terwijl ze de medaille oppakte. Zoals ze al had gedacht, waren er een helm en twee zwaarden in gegraveerd, maar nu zag ze ook de kleine swastika op de helm. Langs de rand van de medaille liep een lauwerkrans. ‘Dus deze werd toegekend aan soldaten die gewond waren geraakt in de strijd? Dan zijn er zeker heel veel van in omloop?’
De oude man fronste verwijtend zijn wenkbrauwen en Thóra had meteen spijt van haar opmerking. Waarschijnlijk dacht hij nu dat ze wilde afdingen. Hij pakte de medaille uit haar handen. ‘Er zijn er heel veel uitgereikt, ja. Op het hoogtepunt van de oorlog werd hij ook toegekend aan burgers die gewond waren geraakt bij luchtaanvallen. Wat dit exemplaar zo bijzonder maakt, is het feit dat hij van zilver is. Er waren drie verschillende klassen, toegekend overeenkomstig de ernst van de verwondingen van de soldaat. Standaard, zilver en goud. De standaardklasse werd vaak toegekend voor verwondingen die waren opgelopen in de strijd. Die kwam verreweg het meeste voor.’
‘Hoe ernstig moest je gewond zijn om een zilveren te krijgen?’ vroeg Thóra.
‘Er waren verschillende redenen op grond waarvan de zilveren werd uitgereikt, zoals het verliezen van een arm of been, of licht hersenletsel.’ Hij pakte de medaille op en liet het bleke zonnetje eroverheen schijnen. ‘Het was geen medaille die mensen graag wilden krijgen, dat kan ik u wel vertellen.’
‘Om over de gouden medaille nog maar te zwijgen,’ zei Thóra. ‘Ik moet er niet aan denken wat je moest hebben doorstaan om daarvoor in aanmerking te komen.’ Ze keek hem glimlachend aan. ‘Ik denk wel dat mijn vriend hem wil kopen. Kunt u ons misschien vertellen waar hij vandaan komt?’
De oude man glimlachte nu ook. ‘Nee, helaas niet. Ik heb hem, samen met nog wat andere persoonlijke bezittingen, uit de nalatenschap van iemand die enkele tientallen jaren geleden overleden is. Er was geen informatie over hoe hij eraan is gekomen.’
‘Ik bedacht dat hij natuurlijk ook van een IJslander geweest kan zijn,’ zei Thóra. ‘Dat zou nog eens interessant zijn.’
‘Ik zou het niet weten,’ zei de oude man. ‘Het is mogelijk, maar ik betwijfel het. Volgens mij werd hij uitsluitend toegekend aan Duitsers, met name als het om burgers ging.’
‘Maar vochten er niet ook IJslanders mee aan de kant van de Duitsers? Kan een van hen de medaille niet hebben gekregen?’ opperde Thóra, die het gesprek in de richting van nazi’s op Snaefellsnes trachtte te sturen.
Читать дальше