‘Bezit u dan nog meer boerderijen in deze omgeving?’ vroeg Thóra.
‘Jazeker,’ antwoordde Börkur, en ze zag zijn borst zwellen van trots. ‘Behoorlijk wat zelfs.’
Thóra fronste haar voorhoofd. ‘Waarom hebt u Jónas er daar dan niet een van verkocht?’ vroeg ze verbaasd. Het scheen haar toe dat de meeste mensen bezittingen met sentimentele waarde juist als laatste zouden verkopen.
‘Jónas was op zoek naar landbouwgrond met een oud huis erop,’ antwoordde Börkur nors. ‘En toen hij hoorde dat er niet één boerderij op stond, maar twee, wilde hij de grond meteen graag kopen.’
‘Zoals u weet, heeft hij ons een heel goede prijs geboden,’ voegde Elín eraan toe. ‘Het was gewoon tijd om de knoop door te hakken.’
Thóra vroeg zich af of ze nog verder kon vragen naar hun redenen om de boerderijen te verkopen. Ze was nog niet echt overtuigd, vooral gezien Elíns koele manier van doen. Om de vrouw niet te provoceren door nog meer vragen te stellen, begon ze over iets anders. ‘Wist u iets over de geschiedenis van de boerderijen?’
‘Of wij daar iets van wisten?’ herhaalde Elín. ‘Natuurlijk wisten we dat, maar helaas ben ik niet zo goed in dingen als geschiedenis en genealogie.’ Ze liet Börkurs hand los. ‘Hetzelfde geldt voor mijn broer, ben ik bang.’
Börkur ging iets rechter zitten en schraapte zijn keel. ‘Ik ben altijd van plan geweest het eens goed uit te zoeken, maar ik heb er nooit de tijd voor gehad.’
‘Maar u zult in de loop der jaren toch wel verhalen hebben gehoord van uw moeder?’ drong Thóra aan. ‘Herinnert u zich geen verhalen meer over de boerderijen?’
‘Onze moeder had het met ons nooit over haar leven hier,’ antwoordde Elín. ‘Ze was nog heel jong toen ze samen met grootvader naar Reykjavík verhuisde.’ Elín keek naar haar schoot. ‘Het is geen geheim dat haar leven niet over rozen is gegaan. Kristrún, onze grootmoeder, overleed toen mama nog een baby was en wij hebben altijd begrepen dat grootvader niet bepaald een modelvader was. Hij had wat problemen, om het zo maar te zeggen, en na de dood van grootmoeder is het nooit meer helemaal goed met hem gekomen. Ik heb helaas geen enkele herinnering aan hem, dus ik kan er zelf niet over oordelen, maar hij was vast geen slecht mens.’
Thóra fronste. ‘Waarom zegt u dat zo? Mishandelde hij uw moeder?’ Kon dit het incestverhaal zijn waarover Sóldís het had gehad?
‘Op een bepaalde manier wel, ja,’ antwoordde Elín. ‘Hij pleegde zelfmoord toen moeder nog maar negentien was en ik weet zeker dat ik nooit zou willen dat mijn eigen kind mij dood zou vinden, dus naar mijn idee was hij geen goede vader, wat er verder ook over hem te zeggen valt.’
‘Ach, kom op, zeg,’ protesteerde Börkur opeens. ‘Je weet best dat hij ziek was. Je kunt van iemand die klinisch depressief is geen gedrag verwachten dat door de rest van de maatschappij als normaal wordt beschouwd. Dat is discriminatie.’
Elín keek hem een ogenblik woedend aan. Toen liet ze zich toch enigszins vermurwen. ‘Daar heeft mijn broer natuurlijk wel gelijk in. Ik hou zoveel van moeder dat ik me onwillekeurig verbitterd voel over de manier waarop hij haar in de steek heeft gelaten.’ Ze keek om zich heen. ‘Ik weet zeker dat moeder de boerderij voornamelijk draaiende heeft gehouden omdat alles nog goed was toen ze hier woonde. Pas toen ze naar de stad verhuisden begon grootvaders ziekte zich te openbaren. Ze wilde haar herinneringen aan een gelukkige jeugd vasthouden.’
‘Ik begrijp het. Het moet heel moeilijk voor haar zijn geweest,’ zei Thóra begripvol. ‘Ik heb op de begraafplaats bij de boerderij de grafsteen van uw grootmoeder gezien, maar zo te zien ligt uw grootvader Grímur niet naast haar begraven. Als ik zo vrij mag zijn het te vragen, waarom is dat?’
Elín perste haar lippen op elkaar. ‘Moeder zei dat zij dat na zijn dood zo had besloten. Hij had geen instructies achtergelaten over de plek waar hij begraven wilde worden en zij wilde hem niet hier op Snaefellsnes laten begraven. Misschien wilde ze hem dichter bij zich hebben, want zij woonde toen in Reykjavík.’
Dit leek Thóra een eigenaardig soort logica. Ze maakte het zichzelf wat gemakkelijker op de bank. ‘Kunt u mij eigenlijk iets vertellen over uw oudoom Bjarni, die oorspronkelijk op Kirkjustétt woonde?’
‘Hij is jong gestorven, aan tbc,’ zei Börkur snel, duidelijk blij dat hij de eerste was met een antwoord. ‘Hij had ook al jong zijn vrouw verloren, dus de levens van de broers verliepen volgens eenzelfde patroon. Ze werden allebei jong weduwnaar, en hadden allebei een dochter.’
‘Maar zij is ook gestorven,’ zei Thóra. ‘Zijn dochter, bedoel ik, Gudný. Ook aan tbc, toch?’
‘Ja,’ zei Elín kordaat. Aan haar gezichtsuitdrukking was te zien dat het haar helemaal niet zinde dat ze de controle over het gesprek aan haar broer had moeten afstaan. ‘Ze werden allebei ziek en weigerden naar Reykjavík te gaan om zich in een sanatorium te laten behandelen, zoals ze de tbc-klinieken destijds noemden. Ik heb geen idee of het dan anders was gelopen. Ik weet heel weinig over tuberculose — niets eigenlijk — maar ik weet wel dat grootvader hen zo goed mogelijk heeft verzorgd; hij was arts. Maar helaas was dat niet genoeg.’
Thóra leunde naar voren. ‘Ik moet u iets vragen en ik ben me ervan bewust dat dit misschien niet gemakkelijk voor u is.’ Ze zweeg even. De broer en zus zaten als verlamd te wachten. ‘Ik heb verhalen gehoord over incest op de boerderij. Er wordt beweerd dat Bjarni zijn dochter misbruikte. Kan daar iets van waar zijn?’
‘Nee!’ snauwde Elín. ‘Dat is onzin. Zo zie je maar weer dat mensen destijds niets beters te doen hadden dan smerige verhalen te verzinnen over fatsoenlijke mensen die waren overleden en zich niet meer konden verdedigen tegen roddel en achterklap.’ Toen ze zweeg was haar gezicht vuurrood. Blijkbaar hoorde ze dit niet voor het eerst.
‘Hoe kunt u daar zo zeker van zijn?’ vroeg Thóra voorzichtig. ‘Uw moeder was nog zo jong dat ze er misschien niets van heeft geweten en u zegt zelf dat u uw grootvader niet hebt gekend, dus kunt u ook nooit zijn kant van het verhaal hebben gehoord.’
Elín keek Thóra woedend aan. ‘Ik heb mijn moeder dit verhaal zo vurig horen ontkennen dat er wat mij betreft geen enkele twijfel bestaat. Het is absoluut een verzinsel.’ Ze fronste. ‘Om u de waarheid te zeggen zie ik geen reden om dit gesprek nog langer voort te zetten. Als u geen intelligente vragen meer hebt, dan moesten we er maar een punt achter zetten.’
‘Neemt u mij niet kwalijk,’ zei Thóra nederig. ‘We zullen het hier niet meer over hebben.’ Om te verhinderen dat ze eruit zou worden gegooid, zocht ze wanhopig naar een ander onderwerp. ‘Weet u toevallig waarover uw grootvader en zijn broer ruzie hadden?’ vroeg ze snel. ‘Ik heb begrepen dat ze elkaar jarenlang niet gesproken hebben.’
Elín was nog te kwaad om te antwoorden, dus deed Börkur dat. ‘Dat had te maken met hun echtgenotes. De vrouwen kregen ruzie en de mannen volgden hun voorbeeld. Ik geloof niet dat iemand weet wat de reden was voor de onenigheid tussen grootmoeder en haar schoonzus, maar het was kennelijk zo serieus dat de broers nooit meer goed met elkaar konden opschieten, zelfs niet nadat beide vrouwen waren overleden. Koppigheid en het koesteren van rancunes zijn eigenschappen die in onze familie veel voorkomen…’
Elín viel hem in de rede. ‘Moeder heeft mij verteld dat onze grootmoeder Kristrún een baby verloor en daar zo van in de war raakte dat zij haar schoonzuster ervan beschuldigde het kindje te hebben vermoord. Die beschuldiging sloeg nergens op; het kind was ziek geweest, maar grootmoeder was destijds geestelijk niet in orde. Bjarni voelde zich erg beledigd door haar beschuldigingen tegen zijn vrouw en hij en grootvader kregen hooglopende ruzie, maar tegen de tijd dat Bjarni overleed hadden ze het alweer goedgemaakt — ik heb gehoord dat grootvader Bjarni heel goed heeft behandeld en hem tijdens zijn ziekte heeft verzorgd, toen niemand anders bij hem in de buurt durfde te komen uit angst voor besmetting.’
Читать дальше