"Het is voor u, Mr. Busetilear," hij aarzelde en op zijn gezicht verscheen een brede glimlach, "en uw kleine gezelschap, dat we onze mooiste tafel gereserveerd hebben in het grootste restaurant van het beste hotel van heel Mandalay."
De majordomus opende zijn mond, maar hij zei niets.
"Alstublieft u volgt mij graag," zei Po-Sin en hij leidde de weg naar het restaurant.
Ik zette een stap opzij en deed teken naar de meisjes dat ze voor moesten gaan. Ze deden wat ik vroeg, maar - via communicatie die alleen zij begrepen - manoeuvreerden ze zich al gauw aan weerszijden van me, waarna ze achter me gingen lopen.
De planken van de houten vloer kraakten onder onze voeten terwijl we Po-Sin volgden die door de tafeltjes zigzagde. Hij leidde ons naar een erg respectabel tafeltje bij de zonnige ramen, gaf ons drie menu's en deed teken naar een andere ober dat hij ons elk een glas gekoeld water moest brengen. Daarna beloofde hij terug te komen zodra we klaar waren en vertrok hij snel. Hij ging nog even checken bij een tafeltje in onze buurt hoe zijn jonge stagiair het stelde die druk in de weer was voor een Engelsman en zijn twee vrouwelijke metgezellen. Ze zagen er geen van de drie echt blij uit.
Het was halverwege de voormiddag en ik had geen honger. Eigenlijk at ik zelden meer dan een keer per dag. Maar een van de meisjes - Suu-Kyi denk ik - had eerder gezegd dat ze honger hadden, dus besloot ik iets voor mezelf te bestellen om hen op hun gemak te stellen.
De menu's waren in het Birmaans en het Engels. De meisjes bestudeerden ze grondig, maar ik wist niet of ze konden lezen. Net toen ik het hen wilde vragen, schrok ik van een scherp geluid rechts van me. Ik draaide me met een ruk om en zag dat de oudere Engelsman zich bukte om een vork op te rapen terwijl hij naar me keek. Terwijl hij rechtkwam, staarden hij en zijn vrouwelijke metgezellen ons alle drie met een blik vol afgrijzen aan. Ik zag dat de meisjes hen geen aandacht schonken.
Goed zo, laat de mensen maar denken wat ze willen. Het kan ons niet schelen.
Het management had het oude hotel niet erg goed onderhouden. De gele verf bladderde van de muren en er ontbraken een paar luiken. Aan het plafond in het restaurant hingen er vier punkahs - grote, roze ventilatoren in de vorm van fors uitgegroeide bougainvilleabladen. Slechts een ervan werkte; hij zwiepte traag heen en weer om de lucht te verplaatsen. Ik stelde me voor dat er ergens in de keuken een jongen aan het snoer trok en dan weer losliet om de ventilator te bedienen. Ik wist dat Po-Sin ons op de beste plaats gezet had om optimaal van de ventilator te genieten zonder dat we er rechtstreeks onder zaten, want daar koelt het zachte windje je eten te snel af.
Toen ik mijn menu neerlegde, keerde Po-Sin terug en ging naast me staan met zijn notitieboekje in de aanslag. Ik vroeg een kleine kom own-nort khaukswe - noedels met kip in kokosnoot.
"Koffie, Mr. Busetilear?"
"Ja. Dank je, Po-Sin." Zowel hij als ik keken naar de meisjes.
"Hamburger, alstublieft," zei Marie.
"Hamburger, alstublieft," echode Suu-Kyi.
Ik moest glimlachen. Po-Sin keek naar me.
"Weet je nog hoe je een hamburger klaarmaakt?" vroeg ik hem. Ik wist dat het niet op het menu stond.
"Ja zeker, meneer, maar Kokkie zal niet blij zijn."
"Zeg tegen Kokkie dat ik hem een roepie extra zal betalen voor zijn tijd."
"Dat zal hem veel blijer houden, Mr. Busetilear." Po-Sin hoopte waarschijnlijk ook op een fooi met een extra roepie .
Ik glimlachte toen ik hem mijn familienaam, Fusilier, hoorde uitspreken. Het deed me denken aan Kayin die hetzelfde probleem had gehad.
"En breng, alsjeblief, ook twee cola's en zes gouden shweji voor de jongedames," ik ving een glimp op van twee paar grote ogen en ging verder, "zo hebben ze iets terwijl we wachten op ons eten." Ik wist nog dat shweji hele lekkere tarwegebakjes waren, gevuld met kokosroom en rozijnen.
De meisjes grinnikten naar elkaar terwijl de ober vertrok en toen glimlachten ze naar mij. Het was de eerste blijk van emotie die ik bij hen zag. Ik vermoedde dat ze niet vaak cola dronken en zeker geen hamburgers aten. Ik vond het niet erg dat het me wat extra zou kosten; hun prachtige glimlach maakte dat - en nog veel meer - goed.
Po-Sin bracht mijn koffie, samen met de cola's en de gebakjes. Hij haalde een blinkende flesopener uit de zak van zijn witte schort en opende de flesjes. Toen hij de drankjes voor de meisjes neerzette, pakten ze de flesjes vast op een manier die wel een choreografie leek. Het ene meisjes gebruikte daarbij haar rechterhand, het andere de linker. Ze namen elk een klein slokje en plaatsten dan de flesjes terug op tafel.
Hoewel Po-Sin niet veel aandacht aan de meisjes besteedde, zag ik vernietigende, starende blikken van de andere gasten. Ze vroegen zich allicht af wat onze relatie was: een achtentwintigjarige, witte man met twee Euraziatische kinderen.
Er spookten wel honderd vragen door mijn hoofd: waar hadden ze gewoond, waar gingen ze naar school, wie was de oude vrouw die hen bij me achtergelaten had, waar was hun moeder... maar ik wilde de meisjes niet overdonderen door hen over hun verleden te ondervragen. Ik zou de brief aan hun grootmoeder gebruiken om meer informatie los te krijgen, maar voor het moment genoot ik ervan gewoon naar hen te kijken.
Voor we naar beneden kwamen, was ik naar de badkamer gegaan om me te scheren en mijn haar te kammen. Mijn scheergerief was nat geweest en op de borstel had nog schuim gezeten. Ik glimlachte toen ik me voorstelde dat de meisjes mijn spullen bekeken en zich afvroegen waar ze voor dienden. Er lag een scheermes in het medicijnenkastje, samen met mijn scalpel. Ik gebruikte graag het scalpel om mijn bakkebaarden en snor bij te werken omdat ik dat veel handiger vond dan het scheermes. Ze waren allebei extreem scherp en de meisjes hadden geluk gehad dat ze zich niet gesneden hadden toen het scalpel in de lavabo gevallen was. Bovendien hadden ze op de lavabo moeten klimmen om bij het medicijnenkastje te komen. Ik zou in de toekomst voorzichtiger zijn met waar ik het scheermes en het scalpel liet.
Van alle scenario's die ik me bij mijn terugkeer naar Birma had voorgesteld, was het kant-en-klare vaderschap zelfs niet bij me opgekomen. En ik maakte me zorgen over mijn prestatie tot nu toe.
"Wat moet ik schrijven in onze brief naar jullie grootmoeder?" Ik stelde mijn vraag aan Suu-Kyi, maar Marie antwoordde.
"We moeten haar vragen dat ze ons morgen komt bezoeken."
“Oh, Amerika is erg ver. Ik denk niet dat ze morgen kan komen. Maar ze zal van alles willen weten over jullie."
"Wat zoal, alstublieft?"
"Zoals waar je naar school gaat..."
“We hebben nooit naar school gegaat,” zei Marie.
Dit antwoord bracht me in de war, maar ik wist niet precies waarom.
"In welk soort huis woon je?"
"Wij kunnen niet in een huis wonen."
Het was Marie die al die antwoorden gaf en ik begon te denken dat ik misschien niet alles wilde weten. Hun omstandigheden waren waarschijnlijk moeilijk in het beste geval. Mijn hart brak al bij het idee alleen dat ik de afgelopen zeven jaar twee prachtige dochters had gehad zonder het te weten. Kayin had me natuurlijk niet kunnen contacteren waar ik was, maar toch voelde ik me onwaardig om hun vader te zijn.
"Jullie grootmoeder zal ook willen weten hoe oud jullie zijn."
"Zeven jaar..." begon Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar.
“Acht jaar,” zei Marie, “bijna.”
Wanneer verjaren jullie?
"11 juli."
Hm... juli min negen maanden - november. November 1933. Misschien scheelde het een paar weken, maar nee, het waren beslist mijn kinderen. Ik twijfelde er niet aan. Marie had de naam van mijn moeder en de beide meisjes hadden de blauwe ogen van hun moeder. En die oude vrouw aan mijn deur kende me. Wie was ze en wie had haar gezegd dat ik terug was in Mandalay?
Читать дальше