– Ali, welke Ali(Али, какой/который Али)?
Waarop de man zegt(на что мужчина говорит) :
– Ali-Baba wil ik spreken en snel(с Али-Бабой я хочу говорить, и быстро = срочно)!
De medewerker van de belastingdienst antwoordt korzelig(сотрудник налоговой службы отвечает раздраженно) :
– Er werkt hier geen Ali-Baba(здесь не работает никакой Али-Баба).
Waarop de man antwoordt(на что мужчина отвечает) :
– Dan wil ik graag één van de andere veertig rovers spreken(тогда я хотел бы с одним из других сорока разбойников поговорить: «хочу я с удовольствием…»)!
Er komt een man bij de balie van de belastingdienst.
– Ik zou graag Ali willen spreken.
De medewerker van de belastingdienst zegt:
– Ali, welke Ali?
Waarop de man zegt:
– Ali-Baba wil ik spreken en snel!
De medewerker van de belastingdienst antwoordt korzelig:
– Er werkt hier geen Ali-Baba.
Waarop de man antwoordt:
– Dan wil ik graag één van de andere veertig rovers spreken!
Drie boeddhistische monniken leven teruggetrokken(три монаха-буддиста живут уединенно; terugtrekken – повертывать назад, отступать; уединяться; terug – назад; trekken – тянуть, тащить ) op een berg(на горе) . Na vier jaar is er eindelijk een van hen die het woord neemt(спустя четыре года один из них, наконец-то, заговорил: «после четырех лет есть, наконец-то, один из них, кто слово берет») :
– Heb je dat mooie zwarte paard gezien(ты видел ту красивую черную лошадь) dat voorbij galoppeerde(что мимо пронеслась галопом)?
Drie jaar later zegt de tweede monnik(три года спустя говорит второй монах) :
– Het was een wit paard(это была белая лошадь)!
Tien jaar later staat de derde monnik op en zegt(десять лет спустя встает третий монах и говорит) :
– Als jullie tweeën blijven kibbelen(если вы двое продолжаете спорить = будете продолжать спорить; kibbelen – спорить/перебраниваться из-за пустяков ) , ben ik weg(я ушел = ухожу: «я прочь»)!
Drie boeddhistische monniken leven teruggetrokken op een berg. Na vier jaar is er eindelijk een van hen die het woord neemt:
– Heb je dat mooie zwarte paard gezien dat voorbij galoppeerde?
Drie jaar later zegt de tweede monnik:
– Het was een wit paard!
Tien jaar later staat de derde monnik op en zegt:
– Als jullie tweeën blijven kibbelen, ben ik weg!
Komt een vader op het gemeentehuis(приходит отец в ратушу; gemeente – община; муниципалитет; /церковный/ приход ) en wil zijn pasgeboren zoon aanmelden(и хочет своего недавно родившегося сына записать: «заявить»; pas – только что, как раз; geboren zijn/worden – родиться ) . De bediende vraagt hoe hij heten zal(служащий спрашивает, как он называться будет = как его будут звать).
– Euro, – zegt de vader(Евро, говорит отец).
– Die naam komt niet in mijn lijst met mogelijke namen voor(то имя не находится в моем списке с возможными именами; voorkomen – случаться, происходить; встречаться, упоминаться, значиться ) , en bovendien is Euro de benaming van geld(и, кроме того, евро является наименованием денег).
– Dat is raar(это странно) , – zegt de vader(говорит отец) . – Met mijn twee vorige zonen heb ik helemaal geen problemen gehad(с моими двумя предыдущими сыновьями я вовсе не имел проблем).
– Hoe noemen ze dan(как зовут их тогда = и как же их зовут) ? – vraagt de bediende(спрашивает служащий).
– Mark en Frank! – zegt de vader.
Komt een vader op het gemeentehuis en wil zijn pasgeboren zoon aanmelden. De bediende vraagt hoe hij heten zal.
– Euro, – zegt de vader.
– Die naam komt niet in mijn lijst met mogelijke namen voor en bovendien is Euro de benaming van geld.
– Dat is raar, – zegt de vader. – Met mijn twee vorige zonen heb ik helemaal geen problemen gehad.
– Hoe noemen ze dan? – vraagt de bediende.
– Mark en Frank! – zegt de vader.
Tijdens een proefwerk(во время контрольной работы) betrapt de leraar Joris herhaaldelijk op spieken(ловит учитель Йориса постоянно на списывании; betrappen – поймать, застать; уличить /ор – в/; herhaaldelijk – неоднократно; spieken – /школ./ сдувать, сдирать, списывать ) . Hij buldert(он кричит; bulderen – грохотать /об орудии/; бушевать /о шторме/; греметь /о голосе/ ) :
– Dat is nu al voor de derde keer dat ik je naar andermans blad zie kijken(это теперь уже в третий раз, что я тебя в чужой листок вижу смотреть = что я тебя вижу смотрящим в чужую тетрадь)!
– Ik kan er niets aan doen, meester(я ничего с этим не могу поделать, учитель) , hij schrijft zo onduidelijk(он пишет так нечетко/неразборчиво; schrijven – писать; duidelijk – ясный, понятный; четкий; duiden – толковать, объяснять; указывать /ор – на/ )!
Tijdens een proefwerk betrapt de leraar Joris herhaaldelijk op spieken. Hij buldert:
– Dat is nu al voor de derde keer dat ik je naar andermans blad zie kijken!
– Ik kan er niets aan doen, meester, hij schrijft zo onduidelijk!
Dicht bij huis
(Близко к дому)
Jan maakte zijn huiswerk en moest weten waar Rusland ligt(Ян делал свое домашнее задание и должен был узнать, где находится: «лежит» Россия) . Hij vroeg het aan zijn vader(он спросил это у своего отца; vragen ) die even diep nadacht en toen antwoordde(который глубоко задумался и потом ответил; nadenken – размышлять, раздумывать /over – о/ ) :
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу