‘Dat zou z’n dood moeten zijn,’ zei Brennan tevreden. ‘Die Pak-piloten zijn waarschijnlijk toch al niet zo gezond; eenendertigduizend lichtjaren achter een Bussard stuwschep moet ze wel het een en ander aan straling hebben bezorgd.’
‘Ik neem aan dat dat een kogel was?’
‘Ja. Met een stalen mantel. En we gaan tegen de draaiing van de ster in. Ik vertraagde de snelheid zó dat het magnetische veld hem te pakken zou krijgen en de snelheid nog verder zou reduceren, en zou blijven vertragen tot hij het oppervlak van de ster raakte. Er waren een paar onzekere factoren. Ik wist niet zeker wanneer hij precies zou neerkomen.’
‘Lastige klus, kapitein.’
‘Het achterste schip heeft nu waarschijnlijk door hoe de zaak in elkaar zit, maar hij kan er niets aan doen.’ Nu was het lichte stuk een citroengele gloed over een hele zijkant van Phssthpoks Ster. Plotseling gloeide aan een rand een tweede witte punt. ‘Zelfs al hadden ze de mogelijkheid van te voren overwogen, dan konden ze er toch niet zeker van zijn dat ik de geweren had. En als ze me wilden volgen, dan moest dat op een koers die maar heel weinig mocht afwijken van de mijne. Of ik had iets laten vallen, of niet. Laten we eens zien wat de laatste tandem doet.’
‘Laten we de Beschermheer weer in elkaar zetten. Dat daar, voor ons, is geloof ik de aandrijving.’
‘Oké.’
Ze hadden uren lang werk; de delen van de Beschermheer hadden zich nogal ver van elkaar verwijderd. Roy werkte met zijn schouders een beetje opgetrokken tegen dodelijk groen licht, maar dat kwam niet. Het tweede paar Pak-verkenners was dood.
Halverwege hielden ze even op om te kijken naar wat een uur daarvoor was gebeurd: het derde paar Pak-verkenners, dat in koortsachtige haast zijn schepen weer aaneenkoppelde en toen kostbare reservebrandstof verstookte om van de ster vandaan te komen. ‘Dat dacht ik wel,’ gromde Brennan. ‘Ze weten niet wat voor variabelesnelheid wapen ik heb, en ze kunnen het zich niet permitteren om nu te sterven. Zij zijn de Iaatsten. En dat brengt ze op een koers die ze een vervloekt eind van ons vandaan zet. We zijn minstens een half jaar eerder bij Thuis dan zij.’
Roy Truesdale was negenendertig toen hij en Brennan Phssthpoks Ster rondden. Hij was drieënveertig toen ze buiten het Epsilon Indi stelsel onder stuwschepsnelheid kwamen. In die vier jaar waren er perioden waarin Roy dacht dat hij gek zou worden.
Hij miste vrouwen. Het was niet Alice Jordan die hij nu miste; hij miste vrouwen , het bonte gezelschap waarvan hij had gehouden en de honderden die hij oppervlakkig had gekend en de miljarden die hij nooit had gekend. Hij miste zijn moeder en zijn zusje en zijn tantes en zijn vrouwelijke voorouders, tot aan Grote ‘Stelle toe.
Hij miste vrouwen en mannen en kinderen en oude mensen; mensen om mee te vechten, te praten, mensen om van te houden, mensen om te haten. Een hele nacht lag hij te huilen om de mensen van de Aarde, niet om wat de Pak-vloot ze kon aandoen, maar alleen omdat zij niet hier waren of hij daar. Hij zorgde er wel voor dat Brennan hem niet hoorde.
Hij bleef hele tijden op zijn kamer met de deur op slot. Brennan had dat slot eropgezet, en Brennan had het ook in een halve minuut kunnen openmaken of met één trap de deur open kunnen breken, maar het had een psychologisch effect, en Roy was dankbaar dat het er was.
Hij miste de ruimte. Op elk strand op Aarde kon je over het natte harde zand tussen strand en zee rennen tot er in je lichaam alleen nog maar kracht genoeg was om adem te halen. Op Aarde kon je altijd door blijven lopen. In zijn kamer aan boord van de Beschermheer , niet langer gehinderd door de zware versnelling, beende Roy op en neer tussen de wanden.
Soms, alleen, vervloekte hij Brennan omdat die al de radonbommen had opgebruikt. Anders had hij de rest van de reis in stasis kunnen doormaken. Hij vroeg zich af of Brennan het opzettelijk had gedaan, om gezelschap te hebben. Soms vervloekte hij Brennan dat hij hem had meegesleept op deze reis. Een stomme daad voor een wezen met een dergelijke intelligentie. Met volle versnelling was de Beschermheer sneller geweest dan het tweede en derde duo Pak-verkenners, en hadden ze niet hoeven vechten. Maar drie gee had schadelijk kunnen zijn voor Roy Truesdale.
Brennan had bij de duels niet zóveel aan hem gehad. Had hij hem alléén maar meegenomen om aanspraak te hebben? Of als een soort mascotte? Of — hij speelde met een andere gedachte. Een van Brennans dochters had toch Estelle geheten? Misschien had ze haar eigen dochter dezelfde naam gegeven. Grote ‘Stelle. Dat was een woedende gedachte: dat hij alleen was meegenomen omdat hij deel uitmaakte van de bloedlijn van de Beschermheer, een levende herinnering aan de zaak waar Brennan voor vocht, om Brennans belangstelling voor de oorlog gaande te houden. Omdat hij de goede geur had. Roy vroeg nooit of het zo was. Hij wilde het eigenlijk niet weten.
‘In zekere zin ben je het slachtoffer van een manco aan zintuiglijke stimuli,’ zei Brennan een keer tegen hem. Dat was niet lang voor ze begonnen af te remmen, nadat ze iets heel geks hadden geprobeerd: Brennan had de rol gespeeld van vijf experts uit verschillende vakgebieden, allemaal met een verschillende benaderingswijze, in een zeshoeksdiscussie over vrije wil versus determinisme. Het had niet gewerkt. Ze deden allebei te erg hun best. Roy begon de drang tot praten kwijt te raken.
‘We hebben allerlei amusement,’ zei Brennan, ‘maar ik ben je enige gesprekspartner, en de hoeveelheid illusies die ik je kan bezorgen is beperkt. Maar laten we eens iets proberen.’
Roy vroeg niet wat hij bedoelde. Hij ontdekte het een paar dagen later toen hij zijn kamer in liep en langs een berghelling naar beneden staarde.
Nu bleef hij langer alleen in zijn kamer dan ooit. Regelmatig wisselde Brennan van landschap. De 270° holovisietapes waren afkomstig uit het geheugen van de computer, en waren allemaal van andere werelden dan de Aarde. Na een paar valse starts vermeed hij tapes waarop mensen voorkwamen. De mensen sloegen nooit acht op Roy; ze deden alsof hij niet bestond. Dat was beroerd.
Uren zat hij naar de ongrijpbaar on-aardse landschappen te kijken, en wilde dat hij er zo in kon lopen. Als hij daar teveel aan dacht, werd het ook beroerd, en moest hij ze afzetten. Tijdens zo’n episode — de muren om hem heen alleen maar muur — begon hij zich opnieuw af te vragen wat Brennan op Thuis van plan was.
De Pak-verkenners waren ver afgezwaaid tijdens hun draai om de neutronster heen. Nu, aan het eind van die enorme cirkel, waren ze eindelijk weer op weg naar Thuis, maar hun 5,5 gee acceleratie kon de tijd die ze waren kwijtgeraakt, niet compenseren. In de race met de Beschermheer maakten ze geen enkele kans meer. En Thuis zou tien maanden de tijd hebben om zich op hun komst voor te bereiden.
Een in vrede levend volk was niet zó gemakkelijk te overreden tot het op poten zetten van een totale verdediging. Het kostte tijd om van gewone fabrieken wapenfabrieken te maken. Wat voor een bedreiging was één duo Pak-verkenners eigenlijk precies? ‘Ik weet zeker dat ze een planeet zouden kunnen vernietigen,’ zei Brennan nadenkend, toen Roy de zaak ter sprake bracht. ‘Een planeet is een groot doelwit, en een ecologisch systeem is kwetsbaar en snel uit zijn evenwicht gebracht, en een hele wereld kan een aanval niet ontwijken zoals een Bussard stuwschep dat wel kan. En bovendien is een Pak-verkenner waarschijnlijk speciaal gebouwd op het vernietigen van planeten. Als hij dat niet kan, wat heb je dan aan hem?’
‘We hebben minder dan een jaar om alles klaar te maken voor de verdediging.’
‘Hou op met je zorgen te maken. Dat is lang genoeg. Thuis heeft al komlasers waarmee ze de Aarde kunnen bereiken. Dat zegt heel wat over precisie en vermogen. Die gebruiken we als kanonnen. En ik heb ontwerpen voor wapens die zijn gebaseerd op kunstmatige zwaartekracht.’
Читать дальше