‘Doet dat ding van jou zo iets? Iemand anders’ zwaartekrachtgenerator ineen laten storten tot een hypermassa?’
‘Dat moet ’t inderdaad doen, ja. Maar laten we eens zien of dat ook werkelijk gebeurd is.’ Hij stelde de spectroscoop in. ‘Precies. Alleen maar heliumlijnen. Achterste schip weg, het voorste schip komt met ongeveer één gee op me af. Hij passeert me vlugger dan hij verwachtte. Hij heeft nu twee mogelijkheden: er vandoor gaan of zijn stuwschep gebruiken. Ik vermoed dat-ie het laatste zal doen.’
‘Hij probeert dus zijn stuwschepveld over ons heen te krijgen. Dat zou toch onze dood zijn?’
‘Ja. De zijne ook. Laat eens zien —’ Brennan zette een paar geleide projectielen uit en begon toen aan een bocht.
Twee dagen later was het voorste schip verdwenen. Brennan bracht de Beschermheer weer op koers. Het had allemaal heel veel op een van zijn spiegelgevechten geleken, al duurde dit nóg langer.
Het volgende treffen verliep heel anders.
Het duurde zes maanden voor de tweede Pak-tandem in de buurt kwam, maar op een dag waren ze dan toch met het blote oog te zien: twee zwakke gele stippen tegen het zwart van de hemel achter hen. Hun snelheid was minder geworden, en lag nu niet ver meer boven die van de Beschermheer .
Het derde stel, in het begin van de jacht acht lichtmaanden van de andere vandaan, had met het verglijden van de maanden de afstand verkleind, tot ze nu bijna zij aan zij met het tweede de Beschermheer volgden. De afstand tussen achtervolgers en achtervolgden bedroeg dertig lichtuur.
‘Het wordt tijd om het zwaartekrachtapparaat weer eens te gebruiken,’ zei Brennan.
Terwijl Brennan bezig was met zijn instrumenten keek Roy omhoog naar de twee gele ogen die voorbij de zwarte schaduw van de aandrijving gloeiden. Logica zei hem dat hij tweeëneenhalve dag lang niets zou zien…
En hij had het bij het verkeerde eind. Het felle licht kwam van onder hem, verlichtte het binnenste van de cocon waarin het leefgedeelte zat. Brennan reageerde dezelfde seconde nog, drukte met een stijve wijsvinger een knop in.
Een ogenblik daarna bleef hij nog tot het uiterste gespannen boven de instrumenten staan. Toen was hij zichzelf weer. ‘Reflexen nog steeds in orde,’ zei hij.
‘Wat is er gebeurd?’
‘Ze hebben het gedaan. Ze hebben een zwaartekracht-ding gebouwd, net als dat van mij. Mijn eigen apparaat stortte in, werd een hypermassa, en de hypermassa begon zich via de kabel een weg naar boven te vreten. Als ik de kabel niet op tijd had verbroken zou de wapencocon erdoor zijn geabsorbeerd. De energie-uitbarsting zou ons het leven hebben gekost.’ Brennan klapte een deel van het paneel open en begon bedieningseenheden die ze nu niet nodig hadden uit te schakelen. ‘Nu moeten we zorgen dat we eerder bij de neutronster zijn dan zij. Als ze blijven decelereren, lukt dat wel.’
‘Waarmee kunnen ze ons in de tussentijd zoal bestoken?’
‘In ieder geval met lasers. Ze hebben toch al zware lasers bij zich, die zijn nodig om met de hoofdvloot te kunnen communiceren. Ik ga de krimp weer ondoorzichtig maken.’ Hij drukte op een knop. Nu zaten ze opgesloten in een grijze huls, en de verkenners waren alleen maar op het telescoopscherm te zien. ‘Verder… we hebben héél weinig succes te verwachten als we proberen met bommen te smijten. We verminderen allemaal vaart. Voor mijn projectielen zou het zijn alsof ze heuvelop moesten; op deze afstand zouden die niet bij de Paks kunnen komen. Zij kunnen wel bij mij komen, maar hun bommen gaan de verkeerde kant op. Ze gaan van achteren recht door het stuwschepveld.’
‘Goed zo.’
‘Jawel. Tenzij ze zo goed weten te mikken dat ze het schip zelf weten te raken. We zien wel hoe het gaat.’
De lasers kwamen in twee stralen verschroeiend groen licht, en de Beschermheer was van achteren blind. Een deel van de huid van het schip kookte op angstaanjagende wijze weg. De onderhuid had een spiegel-oppervlak.
‘Dat deert ons pas als ze veel dichterbij komen,’ zei Brennan. Maar hij maakte zich zorgen over projectielen. Hij begon een niet
te programmeren serie ontwijkende manoeuvres uit te voeren, en het leven werd allesbehalve comfortabel terwijl hij met de acceleratie van de Beschermheer speelde.
Een serie smalle objecten naderde hen. Brennan gooide de vernauwing in het stuwschepveld wijd open, en ze keken vrij kalm naar de ontploffingen, al waren er een paar die het schip deden schokken. Roy keek bijna zonder enige angst toe. Steeds sterker werd een benauwend gevoel: dat Brennan en de Pak-Beschermheren een ingewikkeld spel speelden, waarvan ze allemaal de regels volkomen beheersten: een spel dat leek op de ruimteoorlog-spelletjes die computerprogrammeurs wel eens speelden. Brennan had geweten dat hij de eerste schepen te pakken zou krijgen, dat de andere zijn apparaat zouden vernielen, dat tijdens het aanpassen van hun koers aan de zijne voor een echt duel ze té scherp snelheid zouden minderen om hem nog te pakken te krijgen tegen de tijd dat ze de neutronster voor hen ontdekten…
Een dag voor ze bij de neutronster zouden arriveren, ging een van de groene vechtstralen uit. ‘Ze hebben ’m eindelijk gezien,’ zei Brennan. ‘Nu kiezen ze achter elkaar positie. Anders kunnen ze tijdens het passeren elk een tegenovergestelde kant worden op-geslingerd.’
‘Ze zijn verschrikkelijk dichtbij,’ zei Roy. In relatieve zin waren ze dat ook: vier lichturen, en de afstand van Sol tot Pluto is groter. ‘En je kunt niet veel uitwijkende manoeuvres uitvoeren. Dat zou onze koers langs de ster in het honderd kunnen laten lopen.’
‘Laat me dit even afmaken,’ mompelde Brennan, en Roy hield zijn mond.
De acceleratie viel vlot terug naar een halve gee. De Beschermheer zwaaide naar links, en de cocon met het leefgedeelte zwierde op een vreemde manier aan het eind van zijn kabel mee.
Toen zette Brennan het stuwschepveld helemaal af. Er is een dunne gaslaag,’ legde hij uit. ‘Val me nou een poosje niet lastig.’ Beschermheer was in vrije val, een niet te missen doelwit.
Acht uur later waren er projectielen. De verkenners moesten ze hebben afgevuurd zodra ze de vonk van het stuwschepveld van de Beschermheer zagen uitgaan. Brennan ontweek ze met zijn motor voor interplanetaire manoeuvres. De projectielen die hij op de verkenners had afgeschoten hadden blijkbaar niets uitgehaald: de
Beschermheer bleef baden in het helse groene licht van het voorste schip.
‘Hij heeft zijn stuwveld uitgezet,’ zei Brennan even later. ‘Hij zal zo meteen zijn laser ook wel moeten uitschakelen, als hij door zijn opgeslagen energie heen is.’ Voor het eerst in uren keek hij naar Roy. ‘Ga een poosje slapen. Je bent nu al halfdood. In wat voor conditie ben je straks, als we de ster ronden?’
‘Helemaal dood,’ zuchtte Roy. Hij klapte zijn stoel naar achteren. ‘Maak me wakker als hij ons raakt. Doen hoor, ik wil niets van de opwinding missen.’ Brennan gaf geen antwoord.
Drie uur later was de neutronster voor hen nog steeds onzichtbaar. ‘Klaar?’ zei Brennan.
‘Klaar.’ Roy had zijn pak aan, en zweefde met een hand op de deurpost van de luchtsluis. Zijn ogen stonden nog steeds wat slaperig. Hij had gruwelijk gedroomd.
‘Vooruit.’
Roy dook de sluis in. Er kon maar één man tegelijk door. Hij was al aan het werk toen Brennan naar buiten kwam. Brennan was zó dicht langs de ster gegaan om de straling van de dunne gaslaag van de ster zo gering mogelijk te maken, en om zo kort mogelijk blootgesteld te zijn aan de Paks, die immers nu onbeschermde mannen als doelwit hadden.
Ze maakten de kabel los die naar het motorgedeelte voerde, haalden er toen dat deel mee dichterbij. De dikke, zware kabel legden ze in lussen tegen de achterkant van de motorcocon.
Читать дальше