Ursula Le Guin - Machten van Aardzee

Здесь есть возможность читать онлайн «Ursula Le Guin - Machten van Aardzee» весь текст электронной книги совершенно бесплатно (целиком полную версию без сокращений). В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Город: Utrecht, Год выпуска: 1974, ISBN: 1974, Издательство: Het Spectrum, Жанр: Фэнтези, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Machten van Aardzee: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Machten van Aardzee»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

De magisch begaafde jonge Sperwer laat zich in met duistere machten. Zijn jacht op het schaduwbeest voert hem door onbekende streken van Aardzee.

Machten van Aardzee — читать онлайн бесплатно полную книгу (весь текст) целиком

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Machten van Aardzee», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

‘Ik heb vaak genoeg moeten hozen in een waar dat wel zo was,’ zei Alk.

‘Als ik niet voortdurend die spreuk in de gaten hield, lekte de mijne ook.’ Hij boog zich voorover en nam een koek van de kolen en gooide hem heen en weer in zijn handen. ‘Ik heb ook een koek gestolen.’

‘Dan heb je je vingers gebrand. En als je uitgehongerd ronddrijft op de woeste wateren tussen de verre eilanden, zul je aan die koek denken en zeggen: “Ach, als ik toen die koek niet gestolen had, zou ik hem nu kunnen opeten.” Ik zal die van mijn broer opeten zodat hij samen met jou kan verhongeren.’

‘En zo wordt het Evenwicht dan weer hersteld,’ merkte Ged op, terwijl zij een hete, halfgare koek oppakte en eraan begon te knabbelen; Geds opmerking maakte haar echter aan het lachen en zij verslikte zich. Daarna keek zij weer ernstig en zei: ‘Ik wou dat ik werkelijk begreep wat je me vertelt, maar ik ben er te dom voor.’

‘Dat komt alleen maar omdat ik het niet goed genoeg kan uitleggen, zusje,’ zei Ged. ‘Als er meer tijd was...’

‘Er zal meer tijd zijn,’ zei Duizendblad, ‘als mijn broer terugkomt en jij dan een poosje hier blijft. Dat doe je toch, hè?’

‘Als ik kan wel,’ zei hij vriendelijk.

Er viel een korte stilte; toen vroeg Duizendblad terwijl zij keek hoe de harrekki weer naar zijn warme plaatsje terugkroop: ‘Zeg me alleen nog dit, als het tenminste geen geheim is: welke andere grote machten zijn er behalve het licht?’

‘Het is geen geheim. Alle macht is één in oorsprong en einde, denk ik. Jaren en verten, sterren en kaarsen, water en wind en toverkracht, de vaardigheid van mensenhanden en de wijsheid in boomwortels; dat alles is tezamen ontstaan. Mijn naam en die van jou, de ware naam van de zon, of van een waterbron, of van een ongeboren kind, zijn alle lettergrepen van het grote woord dat traag wordt uitgesproken door het schijnsel van de sterren. Er is geen andere macht. Geen andere naam.’

Alk stak zijn mes in het bewerkte hout en vroeg: ‘En de dood?’

‘Voordat een woord wordt uitgesproken,’ antwoordde Ged langzaam, ‘moet er zwijgen zijn. Ervoor en erna.’ Toen stond hij plotseling op en zei: ‘Ik heb het recht niet om over deze dingen te spreken. Het woord dat het aan mij was uit te spreken, heb ik verkeerd uitgesproken. Het is voor mij beter te zwijgen; ik zal niet meer spreken. Misschien is er in waarheid geen macht dan enkel het duister.’ En hij ging weg van de haard en de warmte van de keuken, nam zijn mantel en liep naar buiten de straat op in de kille winterse druilregen.

‘Er rust een vloek op hem,’ zei Alk en keek hem met een wat angstige blik na.

‘Ik denk dat de tocht die hij maakt, hem naar zijn dood zal voeren,’ zei het meisje. ‘En hij is er bang voor, maar hij gaat toch.’ Zij hief het hoofd op als zag zij dwars door de rossige vlammen van het vuur een boot die eenzaam over de winterse zeeën kwam aanzeilen en verder voer naar verlaten verten. Toen vulden haar ogen zich een moment met tranen, maar zij zei niets. De volgende dag kwam Vetch terug en nam afscheid van de notabelen van Ismaay die hem zo midden in de winter hoogst ongaarne naar zee zagen vertrekken voor een gevaarlijke queeste die niet eens de zijne was. Zij konden hem echter alleen verwijten maken, maar zijn vertrek niets in de weg leggen. Toen hij genoeg kreeg van het gezeur der oude mannen, zei hij: ‘Ik ben met u verbonden door geboorte, door gewoonte en door de plicht die ik tegenover u op me genomen heb. Ik ben uw wijze. U dient er evenwel aan te denken dat ik weliswaar een dienaar ben, maar niet uw dienaar. Als het mij weer vrijstaat terug te keren, kom ik terug: tot dan vaarwel.’

Toen bij het aanbreken van de dag het grijze licht in het oosten uit de zee omhoogwelde, vertrokken de beide jongemannen in Uitkijk uit de haven van Ismaay en vingen de noordenwind in hun bruin, stoergeweven zeil. Aan de steiger stond Duizendblad en zag hen gaan zoals op alle kusten van Aardzee de vrouwen en dochters van zeelieden hun mannen en vaders naar zee zien vertrekken; en dan wuiven zij niet en roepen zij niet, maar staan in hun grauwe en bruine kapmantels roerloos op de kust die voor de boot steeds kleiner en kleiner wordt terwijl zich daartussen de zee steeds breder openvouwt.

De open zee

De haven was nu aan de einder weggezonken en in de golven gedrenkt keken Uitkijks geschilderde ogen uit over steeds wijdsere en meer verlaten zeeën. In twee dagen en nachten maakten de beide gezellen de oversteek van Iffing naar het eiland Soders, een vaart van honderd mijlen bij vuil weer en ongunstige winden. Zij bleven er slechts kort in de haven liggen, maar lang genoeg om een waterzak te vullen en een stuk geteerd zeildoek te kopen waarmee zij hun uitrusting in de open boot tegen regen en zeewater konden afdekken. Zij hadden daar niet eerder aan gedacht omdat een tovenaar zulke geringe ongemakken in het algemeen oplost met behulp van spreuken, de meest simpele en alledaagse soort spreuken, en het kost inderdaad maar weinig toverkracht om zeewater drinkbaar te maken en zich zo de moeite van het drinkwater meenemen te besparen. Ged scheen er echter weinig voor te voelen zijn tovermacht te gebruiken of dit Vetch te laten doen. ‘Beter van niet,’ zei hij enkel en zijn vriend kwam niet met vragen of tegenwerpingen. Immers, toen de wind voor het eerst hun zeil deed bollen, had zich van hen beiden een somber voorgevoel meester gemaakt dat even koud was als die winterwind. Huis en haven, vrede en veiligheid, dat alles lag nu achter hen. Zij hadden het de rug toegekeerd en gingen nu een weg waarlangs ieder voorval een gevaar was en geen handeling zonder betekenis. Op de tocht waarvoor zij waren scheepgegaan, kon de simpelste spreuk hun kansen doen keren en de balans van macht en ondergang doen omslaan: nu immers waren zij op weg naar de waagspil van die balans, naar de plaats waar licht en donker elkaar ontmoeten. En wie daarheen op weg zijn, bedenken zich bij ieder woord.

Zij voeren weer uit en zeilden langs de kusten van Soders waar witte sneeuwvlakten wegvloeiden in nevelige heuvels. Ged wendde de steven weer naar het zuiden en nu kwamen zij in wateren die door de grote koopvaarders van de Archipel nooit bevaren worden: de uiterste rand van de Ruimen. Vetch vroeg niets over hun koers, want hij wist dat Ged hier niet zijn eigen keuze volgde, maar ging zoals hij gaan moest. Toen achter hen Soders steeds kleiner en vager werd, de golven sissend tegen de boeg sloegen en een grote, grijze watervlakte hen tot het raakpunt van hemel en zee aan alle kanten omgaf, vroeg Ged: ‘Welke landen liggen er op deze koers?’

‘Pal ten zuiden van Soders is er helemaal geen land. Naar het zuidoosten moet je ver gaan om weinig te vinden: Pelimer, Kornaay, Gosk en Astowell dat ook Eindland wordt genoemd. Erachter begint de Open Zee.’

‘En in het zuidwesten?’

‘Rolameny, een van de eilanden van het Oostruim en een paar kleine eilanden er rondomheen; daarna niets tot je het Zuidruim binnenvaart: Rood en Toom en het Eiland van het Oor waar mensen nooit komen.’

‘Wij misschien wel,’ zei Ged wrang.

‘Ik liever niet,’ zei Vetch. ‘Het is een heilloos deel van de wereld, zeggen ze, vol geraamtes en boze tekenen. Zeelui beweren dat je vanuit de wateren rond het Eiland van het Oor en rond Sorr sterren kunt zien die nergens anders te zien zijn en die nooit een naam gekregen hebben.’

‘Er was op het schip dat me de eerste maal naar Roke bracht, een zeeman die erover sprak. Hij vertelde verhalen over het Vlottenvolk diep in het Zuidruim dat slechts eenmaal per jaar aan land gaat om de grote balken voor hun vlotten te kappen; de rest van het jaar laten zij zich alle dagen en maanden meevoeren door de stromingen van de oceaan en krijgen nooit enig land in zicht. Ik zou die vlottendorpen best eens willen zien.’

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Machten van Aardzee»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Machten van Aardzee» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Machten van Aardzee»

Обсуждение, отзывы о книге «Machten van Aardzee» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x