‘Nu het verdrag op de mensenmanier is gesloten,’ zei Mens, ‘moet je het nog voor de Kleintjes sluiten ook.’
‘Kan het tekenen niet toereikend zijn?’ vroeg Ender.
‘Vanaf nu is het tekenen toereikend,’ zei Mens. ‘Maar alleen omdat de hand die voor de mensen tekende ook het verdrag op onze manier bevestigde.’
‘Dan zal ik het doen,’ zei Ender, ‘zoals ik beloofd heb.’
Mens stak zijn hand uit en streelde Ender van zijn keel tot zijn buik over de borst. ‘Het woord van de broeder ligt niet alleen in zijn mond,’ zei hij. ‘Het woord van de broeder ligt in zijn leven.’ Hij keek naar de andere zwijntjes. ‘Ik wil graag nog een laatste keer met mijn vader spreken voor ik naast hem kom te staan.’
Twee van de vreemde broeders kwamen naar voren met hun kleine knuppels in de hand. Ze liepen met Mens naar Wroeters boom en begonnen op de stam te slaan en in vadertaal te zingen. Bijna onmiddellijk spleet de stam open. De boom was nog betrekkelijk jong en de stam was niet erg veel dikker dan het lijf van Mens; het was voor hem een heel geworstel om in de stam te komen. Maar hij paste toch en de stam sloot zich om hem heen. Het geroffel veranderde van ritme, maar werd geen seconde gestaakt.
Jane fluisterde in Enders oor. ‘Ik kan de weerklank van het getrommel binnen in de boom horen veranderen,’ zei ze. ‘De boom vormt langzaam het geluid om en maakt van het geroffel een taal.’
De andere zwijntjes begonnen een stuk grond klaar te maken voor de boom van Mens. Ender zag dat hij zo geplant zou worden dat vanuit de poort gezien Wroeter links zou staan en Mens rechts. Capim uittrekken met wortel en al was voor de zwijntjes zwaar werk; al gauw begon Quim mee te helpen en vervolgens Olhado en toen ook Ouanda en Ela.
Ouanda gaf het verdrag aan Novinha om te bewaren terwijl zij capim hielp wieden. Novinha liep er op haar beurt weer mee naar Ender. Ze ging recht voor hem staan en keek hem strak aan. ‘Je hebt het ondertekend met Ender Wiggin,’ zei ze. ‘Ender.’
Zelfs hem klonk de naam afschuwelijk in de oren. Hij had hem te vaak als een scheldwoord horen gebruiken. ‘Ik ben ouder dan ik eruitzie,’ zei Ender. ‘Dat was de naam waaronder ik bekend was toen ik de thuiswereld van de kruiperds opblies. Misschien zal de aanwezigheid van die naam op de allereerste overeenkomst ooit tussen mensen en ramen gesloten iets kunnen doen om de betekenis van de naam te veranderen.’
‘Ender,’ fluisterde ze. Ze strekte haar armen uit met het gebundelde verdrag erin en hield het tegen zijn borst; het was zwaar omdat het alle bladzijden van De zwermkoningin en de hegemoon bevatte, op de achterkant van de bladen waarop het verdrag was geschreven. ‘Ik ben nooit naar de priesters gegaan om te biechten,’ zei ze, ‘omdat ik wist dat ze me om mijn zonde zouden verachten. Maar toen jij vandaag al mijn zonden opnoemde, kon ik het verdragen omdat ik wist dat je me niet verachtte. Ik kon alleen niet begrijpen waarom , tot nu toe.’
‘Het is niet aan mij om andere mensen om hun zonden te minachten,’ zei Ender. ‘Ik heb er nog geen een gevonden waarvan ik niet in mijn binnenste zei: Ik heb erger gezondigd.’
‘Al die jaren heb jij de last van de schuld van de mensheid meegetorst.’
‘Ja, nou, daar is niets geheimzinnigs aan,’ zei Ender. ‘Ik beschouw het als net zoiets als het Kaïnsteken. Je maakt niet veel vrienden, maar je wordt ook niet echt erg gekwetst.’
Het stuk grond was schoon. Mandachuva sprak in boomtaal tegen de zwijntjes die op de stam trommelden; hun ritme veranderde en de spleet in de boomstam ging weer open. Mens gleed eruit als een zuigeling die geboren wordt. Toen liep hij naar het midden van de gewiede plek. Bladeter en Mandachuva overhandigden hem elk een mes. Toen hij de messen aannam, sprak Mens hen toe — in het Portugees zodat de mensen het zouden kunnen verstaan en het meer zeggingskracht zou hebben. ‘Ik heb Schreeuwer verteld dat jullie door een groot misverstand van de zijde van Pipo en Libo de overgang naar jullie derde leven zijn misgelopen. Zij zei dat jullie allebei omhoog zouden groeien naar het licht nog voor er een nieuwe hand vol handen van dagen was verstreken.’
Bladeter en Mandachuva lieten beiden hun mes los, streken Mens zacht over zijn buik en liepen terug naar de rand van de gewiede plek.
Mens hield Ender de messen voor. Ze waren allebei vervaardigd van dun hout. Ender kon zich geen stuk gereedschap voorstellen waarmee je hout zo dun en scherp kon slijpen terwijl het tegelijk zo sterk bleef. Maar deze messen waren natuurlijk niet met gereedschap geslepen. Ze waren in deze volmaakte vorm rechtstreeks uit het hart van een levende boom afkomstig, geschonken als een gift om een broeder te helpen zijn derde leven te verwerven.
Met zijn verstand weten dat Mens niet echt zou sterven was één ding. Dat werkelijk geloven was iets heel anders. In eerste instantie pakte Ender de messen niet aan. In plaats daarvan reikte hij voorbij de messen en greep Mens bij zijn polsen. ‘Voor jou voelt het niet als de dood. Maar voor mij — ik heb je gisteren pas voor het eerst ontmoet en vanavond weet ik dat je mijn broeder bent, even zeker als wanneer Wroeter ook mijn vader was geweest. En toch zal ik als de zon morgenochtend opgaat, nooit meer met je kunnen praten. Dat voelt voor mij aan als de dood, Mens, ongeacht hoe het voor jou voelt.’
‘Kom in mijn schaduw zitten,’ zei Mens, ‘en kijk naar het zonlicht door mijn bladeren en leun met je rug tegen mijn stam. En doe nog iets anders ook. Voeg een verhaal toe aan De zwermkoningin en de hegemoon . Noem het Het leven van Mens . Vertel alle mensen hoe ik verwekt werd op de bast van mijn vaders boom, hoe ik in het donker werd geboren en me voedde met het lichaam van mijn moeder. Vertel hun hoe ik het leven van duisternis achter me liet en in het halflicht van mijn tweede leven stapte om van de vrouwen praten te leren en vervolgens uit te vliegen en alle wonderen te leren die Libo en Miro en Ouanda ons kwamen leren. Vertel hun hoe op de laatste dag van mijn tweede leven mijn ware broeder van boven de hemel kwam en hoe we samen dit verdrag maakten opdat mensen en zwijntjes één stam zouden worden, geen stam van mensen of een stam van zwijntjes, maar een stam van ramen. En toen wees mijn vriend me de weg naar het derde leven, naar het volle licht, zodat ik kon oprijzen naar de hemel en voor ik stierf nog tienduizenden kinderen het leven kon schenken.’
‘Ik zal je levensverhaal vertellen,’ zei Ender.
‘Dan zal ik waarlijk eeuwig leven.’
Ender nam de messen aan. Mens ging op de grond liggen.
‘Olhado,’ zei Novinha. ‘Quim. Ga terug naar de poort. Ela, jij ook.’
‘Ik wil dit zien, moeder,’ zei Ela. ‘Ik ben een wetenschapper.’
‘Je vergeet mijn ogen,’ zei Olhado. ‘Ik neem alles op. Dan kunnen we de mensen overal laten zien dat het verdrag getekend werd. En we kunnen de zwijntjes laten zien dat de Spreker het verdrag ook op hun manier heeft bevestigd.’
‘Ik ga ook niet,’ zei Quim. ‘Zelfs de Heilige Maagd stond aan de voet van het kruis.’
‘Jullie kunnen blijven,’ zei Novinha zacht. En ook zij bleef.
De mond van Mens werd met capimgras gevuld, maar hij kauwde er niet erg hard op. ‘Meer,’ zei Ender, ‘zodat je helemaal niets voelt.’
‘Dat is niet goed,’ zei Mandachuva. ‘Dit zijn de laatste momenten van zijn tweede leven. Het is goed om iets van de pijn van dit lijf te voelen, om je te herinneren als je in je derde leven bent en de pijn voorbij.’
Mandachuva en Bladeter vertelden Ender waar en hoe hij moest snijden. Het moest vlug gebeuren, vertelden ze hem, en hun handen strekten zich over het dampende lijf om organen aan te wijzen die hier of daar neergelegd moesten worden. Enders handen waren snel en zeker en zijn lijf was kalm, en hoewel hij maar zelden zijn ogen van de operatie kon afwenden, wist hij dat boven zijn bloedige werk, de ogen van Mens op hem gericht waren, ogen gevuld met dankbaarheid en liefde en ook met pijn en dood.
Читать дальше