J. Balen - Onder de Mooren

Здесь есть возможность читать онлайн «J. Balen - Onder de Mooren» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Onder de Mooren: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Onder de Mooren»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Onder de Mooren — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Onder de Mooren», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

– O, zeide de Franschman, daaraan wordt men weldra gewoon. De Arabieren zijn niet levendig van aard. Die verschillende personen gaan allen daarheen alsof zij bevreesd zijn gerucht te maken. Geen mensch ziet ons, en toch zijn we vreemdelingen en nog wel Christenen. Verplaats u eens in gedachte in eene stad van de beschaafde landen; daar zou men dadelijk van alle kanten worden aangegaapt, nageloopen en uitgelachen, als kleeding en voorkomen zoozeer verschilden met die der bewoners. Maar schoon zij hier niets laten blijken, moet ge daarom niet denken dat ze ons niet zien! Neen, als hunne oogen dolken waren, zouden we reeds lang zijn gedood. En geloof vrij, dat elke Arabier, dien wij tegenkomen, in stilte de hartelijkste verwenschingen tegen ons uitbraakt.

Op dit oogenblik ging hen eene vrouw voorbij. Zij was gesluierd, maar aan haar vluggen tred kon men gemakkelijk zien dat zij nog jong was, misschien ook wel schoon. Toen zij voorbijging, knikte Dries haar lachend toe. Zij trok den sluier zoo mogelijk nog dichter om haar gelaat en mompelde eenige woorden, terwijl zij toornig de vuist tegen ons drietal schudde.

– Wat zegt zij? vroeg de luitenant aan den kapitein.

– O! antwoordde deze, zij roept u het welkom in Tanger toe, dat is hier zoo het gebruik.

– Eene mooie verwelkoming, die met eene vuistbedreiging vergezeld gaat, riep Dries uit.

Beide mannen lachten.

– Welnu, wilt ge dan weten wat zij zegt? hernam de kapitein. »Vervloekte Christenen, onheil over u!”

Onze beide reizigers begonnen hartelijk te lachen.

– Komaan, zei Dries, dat is kort maar krachtig, en naar ik vertrouw ook hartelijk gemeend.

– Mijneheeren! wij zijn waar wij wezen moeten, zeide de Franschman thans. Ziehier uw logement. Volg mij maar, ik zal u introduceeren.

En onze vrienden verdwenen in het lage gebouw.

II.

LUITENANT FRANK EN ZIJN OPPASSER

Voor ik verder ga met mijn verhaal, dien ik mijne lezers wel eerst een weinig op de hoogte te stellen van de hoofdpersonen, die wij in het vorige hoofdstuk ten tooneele hebben zien verschijnen.

Frank de Leeuw, de tweede zoon uit het huisgezin van eene met vele kinderen gezegende Rotterdamsche familie, had reeds vroeg de wijde wereld in moeten gaan, ten einde zich een fatsoenlijke positie in de maatschappij te verwerven, die vader niet bij machte was hem te geven, zooals hij gaarne had gewild. Kampen was, als bij zoovele fatsoenlijke maar niet met ruime middelen gezegende familiën, naar 's vaders oordeel de beste plaats voor Frank, om zonder veel kosten een flink burger te worden. Onze held vertrok dus naar het Instructie-bataljon. Begrijpende dat hij vooruit moest , werkte Frank, hoewel zijn vak hem alles behalve naar den zin was, met vlijt en volharding, en door zijne wilskracht maakte hij zoo snelle vorderingen, dat hij reeds op drieëntwintigjarigen leeftijd, na ongeveer zes jaren te hebben gediend, tot tweeden luitenant werd bevorderd en Kampen verliet. Twee jaren daarna was hij reeds eerste luitenant bij het Regiment Grenadiers en Jagers, te 's Gravenhage in garnizoen.

Maar, zooals het gewoonlijk gaat met hen, die geen werkkring naar hun zin hebben, zoo ging het ook met Frank. Hij dweepte in het geheel niet met het militaire leven en was daarentegen een hartstochtelijk minnaar van wetenschappelijk onderzoek. Zijne voorliefde voor de kennis van vreemde landen en volken, alsmede van de natuurlijke historie, was het die hem steeds bezig hield op zijn kamer, terwijl zijne kameraden hun tijd zoek maakten in het koffiehuis of dergelijke plaatsen. Op de kaarten volgde hij trouw den weg der koene reizigers en benijdde hun vaak het genot hun leven aan de wetenschap te kunnen wijden en door eigen oogen te aanschouwen wat hij slechts uit de boeken kon vernemen. Hij kon zelfs den zeeman, die onbezorgd overal heengaat, zijne vrijheid misgunnen, hoewel diens leven waarlijk niet benijdenswaardig is, en menigmalen kwam de wensch in hem op verweg heen te trekken naar die weinig beschaafde volken, die toch nog zoo vaak van zich doen spreken, al is het dan ook door hunne barbaarschheid.

Onverwacht zag Frank zich tot zijne onuitsprekelijke blijdschap in staat gesteld aan zijn zoolang gekoesterden wensch te voldoen. Eene rijke tante, wier oogappel de jonge officier altijd was geweest, overleed plotseling en maakte haar neef tot eenig erfgenaam van haar niet onbelangrijk vermogen. Toen was het besluit van onzen luitenant ook dadelijk genomen. Hij vroeg en verkreeg, hoewel men ongaarne den flinken officier zijn korps zag verlaten, zijn eervol ontslag. Gedachtig aan de moeite, die zijne ouders hadden om in een fatsoenlijken stand te kunnen leven, ondanks hun onvermoeide inspanning, verzekerde hij zijnen vader een vast jaarlijksch inkomen uit de helft van zijne renten, daar hij aan het overige bij zijne eenvoudige levenswijs genoeg had, en besloot naar Marokko te gaan, een land, dat in vroeger eeuwen wegens de beschaving zijner bewoners zoo hoog stond aangeschreven en thans zoo diep vervallen is van zijne vroegere grootheid.

Toen Frank's oppasser vernam, dat zijn heer op zijn verzoek ontslag uit den dienst had bekomen, zette hij een verwonderd gezicht, en zijne verbazing nam nog toe, toen deze hem zijn voornemen mededeelde om Marokko te bezoeken.

Het eerste woord dat hij, na van zijn verbazing bekomen te zijn, sprak, was het op spijtigen toon geuite: »Wel verduiveld!”

– Waarom zegt ge dat? vroeg Frank.

– Wanneer denkt u te vertrekken, luitenant?

– Wanneer? gaf deze ten antwoord; laat eens zien, we hebben nu 20 Januari, wel, ik denk ongeveer in het laatst van Februari of het begin van Maart. Maar waarom vraagt ge dit, Dries?

Nog antwoordde Dries niet.

– Kunt ge niet eerst over een jaar vertrekken, luitenant? vroeg hij eindelijk.

– Maar nog eens, Dries, met welk doel doet ge mij toch al die vragen?

– Waarom, luitenant, wel omdat ik ongeveer over een jaar mijn paspoort krijg.

– Nu, wat zou dat dan? vroeg Frank.

– Dat zou zooveel, luitenant, dat ik dan met u kon meegaan, antwoordde Dries.

Frank was aangenaam verrast.

– Meent ge dat waarlijk, Dries? vroeg hij. Zoudt ge waarlijk met mij meewillen?

– Natuurlijk, antwoordde Dries; wat ik zeg meen ik altijd, luitenant!

– Maar weet je wel, hernam Frank, dat zoo'n reis niet zonder gevaar is. Het is geen reisje door ons land of naar Parijs. Weet je wel, dat men kans heeft er niet heelhuids af te komen, ja er het leven bij in te schieten.

– Ba! antwoordde Dries; men kan overal sterven. Wat dat betreft, luitenant, maak u over mij niet ongerust. Juist daarom zou ik met u mee willen. Ge zoudt dan ten minste niet alleen zijn onder dat gespuis, en twee kunnen en weten altijd meer dan één. 't Is maar dat jaar, ziet u, dat jaar dat ik nog dienen moet.

En de brave borst krabde zich in verlegenheid het hoofd.

– Welnu! zeide Frank opeens, als je mee wilt, neem ik het volgaarne aan. Bekommer je niet over dat jaar, ik zal een plaatsvervanger voor je stellen.

Dries sprong wel drie voet hoog en wierp van louter pret zijne politiemuts tegen het plafond. Hij schudde de hem toegestoken hand en werd vuurrood van vreugde.

Men stond den luitenant bereidwillig zijn verzoek toe, en op denzelfden dag dat hij zijn eervol ontslag kreeg, ontving ook Dries zijn paspoort.

Als er iets was, dat luitenant Frank genoegen had kunnen doen, dan was het die toewijding. Dries toch was geen gewoon oppasser. Hij was voor Frank geen vreemde. Hun vriendschap dagteekende reeds van hunne kindsheid. Dries was de eenige zoon van behoeftige ouders; zijn vader en moeder hadden steeds een kommervol lot gehad en de moeder van Dries was de min geweest van Frank; want toen dokter de Leeuw's echtgenoote te zwak bleek om haar geliefd kind te kunnen zoogen, had de dokter spoedig omgezien naar eene gezonde min en die gevonden in de moeder van Dries, die hij juist eenige weken te voren onder zijne patiënten had gekregen. Van zijne kindsheid af had Frank zich aan zijne min als aan eene tweede moeder gehecht; de knapen waren te zamen opgegroeid en hadden eene hartelijke vriendschap voor elkaar opgevat.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Onder de Mooren»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Onder de Mooren» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Onder de Mooren»

Обсуждение, отзывы о книге «Onder de Mooren» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x