Alfred Brehm - Het Leven der Dieren. Deel 3. Afdeling 2. De Visschen

Здесь есть возможность читать онлайн «Alfred Brehm - Het Leven der Dieren. Deel 3. Afdeling 2. De Visschen» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Het Leven der Dieren. Deel 3. Afdeling 2. De Visschen: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het Leven der Dieren. Deel 3. Afdeling 2. De Visschen»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Het Leven der Dieren. Deel 3. Afdeling 2. De Visschen — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het Leven der Dieren. Deel 3. Afdeling 2. De Visschen», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

De noodige gegevens ontbreken tot dusver voor een verklaring van het terugreizen der jongen, van den merkwaardigen trek tot gezelligheid, dien de jeugdige zwervelingen bij deze gelegenheid openbaren, van de regelmatigheid der door hen gevormde scholen, van de energie, waarmede zij pogingen aanwenden om de moeielijkheden van hun weg te boven te komen. Eigenaardig is ook de rusteloosheid van alle „trekkende” Visschen; het is, alsof zij niet vrijwillig de reis aanvaarden, maar er toe gedwongen worden.

De vruchtbaarheid is bij verschillende soorten ongelijk, maar meestal ongeloofelijk groot. Bij de Zalmen en Forellen is het aantal eieren betrekkelijk gering, daar het niet veel meer dan 25.000 bedraagt; de Zeelt brengt er ongeveer 70.000 ter wereld, de Snoek 100.000, de Baars 300.000, de Heilbot meer dan 3 millioen, de Kabeljauw over de 9 millioen, de Meerval, de Steur en de Huso eveneens millioenen. De zee zou niet groot genoeg zijn om alle Visschen te bevatten, indien de kiemen van al deze eieren tot ontwikkeling kwamen en de grootte hunner ouders bereikten. Zeer verschillend is de plaats, die door de Visschen geschikt wordt geacht voor het leggen van de eieren: de Zalm en de Forel b.v. kiezen hiervoor met grind bedekte ondiepten, andere Visschen een slijkerigen bodem, nog andere dicht met planten begroeide gedeelten van het water, enz.; enkele soorten bouwen tusschen zoetwater- of zeeplanten, in rotsspleten of in dergelijke ruimten een echt nest; ook zijn er, die de eieren gedurende hun ontwikkeling in den mond of in een uitsluitend voor dit doel bestemden zak medevoeren. Onze riviervisschen schieten bij voorkeur ’s nachts kuit, het liefst bij maanlicht. De Forel graaft door zijwaartsche bewegingen van den staart een ondiepe holte, waarin zij hare eieren legt. De Grondels zwemmen snel stroomopwaarts door de beek, schuren met den buik over het grind en strijken op deze wijze hunne eieren af. De Baars en sommige van zijne verwanten hechten de eieren aan waterplanten, hout of steenen. Zwemmend en tot dichte scholen vereenigd, schieten vele Zeevisschen kuit.

Voor de ontwikkeling der kiemen zijn warmte en vochtigheid en een voldoende verversching van de in ’t water opgeloste lucht noodig. Voor de eene soort wordt hiervoor een betrekkelijk hooge temperatuur vereischt, voor andere is een zeer geringe warmtegraad voldoende. Deze voorwaarden zijn bij de natuurlijke, niet door den mensch bevorderde vischteelt slechts onvolkomen vervuld. Van de millioenen eieren, die gelegd worden, blijft een groot deel onbevrucht; duizenden en nog eens duizenden worden door den golfslag aan ’t strand gespoeld en verdrogen; een groot aantal komt in te diep water terecht en zal zich eveneens niet ontwikkelen; op de overige loert een tallooze menigte van vijanden van allerlei soort, uit alle klassen van de dierenwereld: van de ontzaglijk groote hoeveelheid eieren van Visschen wordt geen enkele te veel gelegd!

Zoodra het jong zich voldoende ontwikkeld heeft, verbreekt het de eischaal; het komt dan te voorschijn als een langwerpig, doorzichtig diertje, voorzien met een dooierzak, die door een insnoering van den buik gescheiden is, met een magazijn vol voedingsstoffen voor de naaste toekomst. Zoolang deze voorraad duurt, blijft de jonge Visch meestal onbeweeglijk op den bodem liggen; alleen de borstvinnen worden bewogen om een strooming teweeg te brengen, waardoor het voor de ademhaling vereischte water vernieuwd wordt. Bij de Forel is de inhoud van den dooierzak binnen een maand voor drievierde verbruikt, na verloop van 6 weken bijna geheel verdwenen. Nu eerst begint het Vischje behoefte aan voedsel te gevoelen; het vangt het leven zijner ouders aan en maakt ijverig jacht op alle diertjes, die het meent te kunnen overmeesteren. Hoe overvloediger de buit, des te sneller de groei; zij die door het jachtgeluk begunstigd worden, overtreffen weldra hunne honger lijdende verwanten, niet slechts in grootte, maar ook in kracht en vlugheid van beweging. Na een jaar ongeveer, bij de kleine soorten eerder, bij de grootere later, hebben de jonge Vischjes ook het kleed van hunne ouders aangenomen en zijn dus in alle opzichten aan hen gelijk geworden.

Bij verscheidene soorten van Visschen, o.a. bij sommige Roggen en Haaien, heeft de ontwikkelingsgang geheel anders plaats. Evenals sommige Reptiliën en Amphibiën, zijn zij levendbarend (ovovivipaar), d. w. z., zij behouden het ei in hun lichaam, totdat het jong het laatste tijdperk van het kiemleven doorloopen heeft; het verbreekt de eischaal op het oogenblik, dat het uitgeworpen wordt.

Evenals alle levende wezens worden ook de Visschen soms door langzaam plaats hebbende veranderingen in hun omgeving, of door natuurverschijnselen, die hen eensklaps overvallen, bij massa’s vernietigd. Bij vulkanische uitbarstingen en onderzeesche gasuitstroomingen komen zij dikwijls in grooten getale om ’t leven; door groote, binnenlandsche overstroomingen, veroorzaakt, doordat rivieren of meren buiten hunne oevers treden, door overstroomingen van lage kuststreken bij stormen en aardbevingen worden zij aan hunne woonplaatsen ontrukt en op het droge achtergelaten, waar zij ellendig bezwijken; hetzelfde lot kan hen treffen door het langzaam uitdrogen of het plotseling afleiden van het door hen bewoonde binnenwater. Ook heerschen soms onder de Visschen besmettelijke ziekten, die een groote sterfte teweegbrengen. De ergste vijand van de Visschen, van deze rooverbende, welker leden elkander vermoorden en verslinden, is echter de mensch. Middellijk of onmiddellijk beperkt hij hun ontzaglijk snelle vermenigvuldiging. De Visschen zijn voor hem onmisbaar. Als zij niet bestonden, zouden geheele volken alle middelen van bestaan ontberen; de beteekenis van vele staten berust geheel of grootendeels op de visscherij en den daaruit voortvloeienden handel.

Vooral als voedingsmiddel zijn de Visschen voor ons van belang; zij worden versch gebruikt of verduurzaamd door inpekelen, drogen, rooken of inpakken in luchtdicht gesloten bussen. Uit de lever van sommige groote soorten van Visschen bereidt men traan; kleinere soorten, die bij myriaden in het net raken, worden in hun geheel tot olie verwerkt; hunne overblijfselen leveren een uitmuntende mestspecie, de vischguano. Uit de zwemblaas van sommige Visschen wordt een eigenaardige lijm (vischlijm) bereid. De huid van andere is de grondstof voor sommige soorten van leer, o.a. van het segrijn, of wordt in gedroogden toestand voor het gladschuren en poetsen van houten en metalen voorwerpen gebruikt. De schubben van eenige soorten dienen voor de bereiding van een parelmoerglanzige stof, die aan de kunstmatige parels een glans geeft, welke zoo weinig van dien der echte verschilt. De inboorlingen van de Zuidzee-eilanden maken wapens door de tanden van Haaien bij reeksen op een stok te bevestigen; met deze speren kunnen zij gevaarlijke wonden toebrengen. De staartstekels van de Roggen worden als pijlspitsen gebruikt.

Het is gebleken, dat de opene zee naar evenredigheid armer is aan Visschen dan het water langs de kusten en boven ondiepten, die dikwijls daarom „vischbanken” of „vischgronden” worden genoemd. Van den vischrijkdom dezer plaatsen heeft men zich dikwijls een overdreven voorstelling gevormd; onuitputtelijk is hij niet.

De Visschen worden gevangen in verschillende, soms zeer kunstig ingerichte vallen (vischwant), netten, korven, die al naar hun samenstelling, grootte en wijze van gebruik andere namen dragen. Hier te lande hoort men o. a. over de volgende toestellen spreken 1 1 W. D. van den Ende. Verslag van de Vereeniging tot bevordering van de Nederlandsche Ichthyologie. – C. J. Bottemanne en Dr. P. P. C. Hoek. Tijdschrift van de Nederlandsche Dierkundige Vereeniging. Supplementdeel II. : Zegen, schakel (kleefgaren), werpnet, stalnet, fuik, puit (bong, homme, tuimelaar), totebel (kruisnet), ruitwagen, slaghaam, steekhaam (gebbe, schepnet, laafnet), aalkorf (kibbe, skibbe, aalskibbe), stolpmand, schrobnet, kor (saai), vleet (drijfnet), prikkorf (toot), kuil (ankerkuil, staalboomen), schutwant, zalmsteek. De hiermede gevangen Visschen dienen ten deele als lokaas voor de volgende met haken voorziene vischtuigen; Beug (hoekwant), zetlijn (fleur), hengel (topgarde, vischgarde), werplijn, schotgarde, valreep (zetangel), botreep, aaldobber. Dikwijls worden de Visschen gestoken; hiertoe dient de elger (aalgeer, aalscheer, aalspeer, palingscheer, uitsteker). Ook worden zij wel geschoten, hetzij met pijl en boog of met vuurwapenen. Middelen, waardoor gelijktijdig Visschen van allerlei grootte gedood worden, zijn natuurlijk verboden in alle staten, waar de visscherij op behoorlijke wijze geregeld is, zoo b.v. het teweegbrengen van ontploffingen in het vischwater en het bezigen van vergiften. Wilde volksstammen maken voor het vangen van Visschen soms gebruik van plantaardige vergiften, die alle waterbewoners verdooven en bereiken hiermede volkomen het beoogde doel.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Het Leven der Dieren. Deel 3. Afdeling 2. De Visschen»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het Leven der Dieren. Deel 3. Afdeling 2. De Visschen» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Het Leven der Dieren. Deel 3. Afdeling 2. De Visschen»

Обсуждение, отзывы о книге «Het Leven der Dieren. Deel 3. Afdeling 2. De Visschen» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x