Kennemer Vrijbuiter - Cornelis Johannes Kieviet
Здесь есть возможность читать онлайн «Kennemer Vrijbuiter - Cornelis Johannes Kieviet» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: foreign_prose, foreign_antique, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:Cornelis Johannes Kieviet
- Автор:
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:нет данных
- Рейтинг книги:4 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 80
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
Cornelis Johannes Kieviet: краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Cornelis Johannes Kieviet»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
Cornelis Johannes Kieviet — читать онлайн ознакомительный отрывок
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Cornelis Johannes Kieviet», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
«Wij zullen hem voortaan maar los laten loopen, Vader. Dan zijn we voor bezoeken van zulke fraaie gasten gevrijwaard. Zij mochten anders eens komen, als u of ik niet thuis waren, en dan waren zij tot alles in staat!»
«Ik vrees, dat we nu toch nog genoeg van hen te lijden zullen hebben», sprak vrouw Fijtje met een zucht. «Zij zullen de ondergane bejegening niet gemakkelijk vergeten en ze ons nog minder vergeven. Morgen of overmorgen zullen we de onverlaten wel opnieuw zien verschijnen, en mijn hart beeft bij de gedachte, wat er dan al niet gebeuren kan».
«Ja Moeder», sprak boer Floris, «wij beleven bange tijden en hebben bijna, zooals ons thans al weer gebleken is, evenveel te lijden van onze vrienden als van onze vijanden. Maar komaan, geen zorgen vóór den tijd. Anna, neem jij de hanen mede naar binnen, dan kan Marten ze vanavond schoonmaken. Nu ze eenmaal toch dood zijn, zullen ze ons morgen een heerlijk middagmaal verschaffen. En Moeder, kop jij de boter nog? Morgen moet Marten ze wegbrengen naar Jan Gerritsz, in de Westzijde. Hij heeft me gevraagd, of ik ze voor hem bewaren wilde, en hem tevens een zestig eieren kon bezorgen».
«Moet Marten morgen dus naar Saardam?» vroeg Moeder Fijtje angstig. «En als dan de Hopman hem ziet, – of de vaandrig? Marten kan niet in de Westzijde komen, zonder den Dam te passeeren, – en daar móéten zij hem haast wel opmerken…»
«O Moeder, laat dat maar aan mij over», viel Marten lachend in. «Ik weet wel een middel om de Westzijde te bereiken zonder den Dam te passeeren, en bovendien kan ik Kees meenemen. Als Wybe Sjoerds of zijn fraaie vaandrig dien zien, zullen ze mij wel met rust laten. Kom Vader, willen wij nu het hooi gaan opschudden? ‘t Wordt meer dan tijd».
«Wij zullen dubbel hard werken, om de geleden schade in te halen, jongen», antwoordde de vader.
Beiden begaven zich naar het land, gevolgd door Kees, die als loon voor den bewezen dienst voor dezen keer mede mocht. Gewoonlijk was het land echter verboden terrein voor hem, want hij zat de schapen wel eens achterna en joeg ze dan in de sloot. Maar op het hooiland kon hij niet veel kwaad uithalen, omdat daar geen vee liep.
Eenige oogenblikken later waren vader en zoon ijverig aan den arbeid. Het laatste hooi lag te velde, en zij hoopten het nog voor den avond aan roken te zetten. Dan kon het den volgenden morgen binnengehaald worden, waarmede niet langer dan een halve dag gemoeid zou zijn. Daarmede was de hooioogst voor dit jaar afgeloopen. ‘t Hooi zag er prachtig uit en was al bijna geheel droog. ‘t Was den geheelen dag dan ook heerlijk weer geweest, en de zon had fel geschenen. Eer deze nog geheel ondergegaan was, stond het reeds op groote hoopen, zoodat den volgenden morgen de laatste voeren konden worden geborgen.
Welvoldaan en tevreden keerden Floris en Marten ‘s avonds huiswaarts. Zij hadden hard gewerkt om klaar te komen, maar zij waren sterk en konden wel tegen wat zwaren arbeid.
Zoodra zij thuis gekomen waren, begaf Marten zich naar het achterhuis, om de hanen schoon te maken, wat hem vlug afging, want Marten was een handige jongen, die niet van talmen hield en de dingen altoos flink aanpakte. Daarna ging hij het hek sluiten, wat zij in dien bangen tijd voor eene vaste gewoonte hadden. Als altoos ‘s nachts bleef Kees vrij op het erf rondloopen, en een betere bewaker zou moeilijk te vinden geweest zijn. Wee dengene, die het wagen durfde het erf te betreden. Kees was in staat hem te verscheuren.
Toen allen binnen waren, sloot de vader de deuren en schoof er de grendels voor. Daarna deed hij zorgvuldig de ronde, om te zien, of alles goed afgesloten was.
Moeder Fijtje maakte het avondmaal gereed, en toen dat genuttigd was, stonden Anna en Marten op, om zich naar bed te begeven. Maar de vader weerhield hen, en zeide:
«Blijft nog even, kinderen; ik heb jelui nog wat te zeggen».
Anna en Marten keken hem niet zonder eenige verwondering aan, en waren nieuwsgierig wat dit zijn zou.
De vader stond op en ontsloot eene kast. Hij haalde daaruit een kistje te voorschijn, dat hij op de tafel plaatste en opende. ‘t Bleek een groot aantal zilveren geldstukken te bevatten, die Marten den uitroep uitlokten:
«Zoo, zoo, Vader, dat ziet er goed uit! Mij dunkt, er zitten daar meer guldens in, dan duiten in mijne schatkist».
«En in de mijne daarbij!» lachte Anna.
Maar de vader lachte niet. Integendeel, zijn gelaat stond hoogst ernstig, toen hij de beide jongelieden aanzag.
«Luistert!» zei hij. «Wij beleven een tijd van beroerten, die maakt, dat wij heden niet weten, of morgen niet reeds de vijand onze woning binnenvalt en alles rooft en plundert, wat hij krijgen kan. Wij hebben een gedeelte van het geld, dat je hier voor je ziet, geërfd van onze ouders, en het overige verdiend en overgespaard. Ik acht het in de kast, waarin wij het jaren lang bewaard hebben, niet veilig meer, en ben met Moeder afgesproken, het te verbergen op eene plaats, waar een ander het niet gemakkelijk vinden zal. Maar wij willen u van die schuilplaats niet onkundig laten, omdat wij weten, dat we je volkomen vertrouwen kunnen en dat ons geheim bij jelui veilig is. ‘t Kan goed zijn, dat de bergplaats je bekend is, want in deze tijden is alles mogelijk. Ik heb gisterenavond, toen je reeds naar bed gegaan waart en in diepe rust laagt, eene geschikte plaats bedacht. Zie maar eens hier».
Boer Floris stond op en begaf zich naar den haard, die van steenen opgetrokken was. Hij veegde de asch weg, zoodat de vloer bloot kwam, en haalde de steenen, die den bodem vormden, een voor een weg. Daaronder bleek een ijzeren plaat te liggen. Met inspanning van al zijne krachten schoof hij deze op zijde, en nu werd eene opening zichtbaar, die wel tien zulke kistjes kon bevatten.
«Ziehier», sprak de vader, «deze plaats bedoel ik. Geef dat geldkistje eens hier, Marten. – Mooi zoo. Kijk, ik plaats het op den bodem van het gat, en stapel deze losse steenen er rondom en bovenop. Dat kistje bevat vierduizend gulden, kinderen, en vertegenwoordigt dus een groot bedrag, dat ik ongaarne in de handen der vijanden zou zien. Nu leg ik de ijzeren plaat er over en daarop de steenen van den haard. Wanneer nu morgen het vuur wordt aangelegd, vult de asch al spoedig de voegen, zoodat niemand op de gedachte zal komen, dat hier geld verborgen ligt».
«Dat is mooi bedacht, Vader», zei Marten. «Ik noem hen knap, die het geld hier vinden».
«Laten wij hopen, dat God deze woning bescherme, zoodat niemand er naar kome zoeken», sprak de vader.
«Amen», zei de moeder ernstig. «En nu, kinderen, welterusten».
«Welterusten», zeiden Anna en Marten. En weldra lag het gezin in een diepe rust, welke dien nacht door niemand gestoord werd. Sloop er wellicht een of andere landlooper om de hoeve rond met minder goede voornemens, Kees hield trouw de wacht, en als zijn bassen over het erf weerklonk, waagde niemand het naderbij te komen.
En ‘s morgens waren allen reeds vroeg in de weer, om den dagelijkschen arbeid te hervatten. Toen in de hoeve van de weduwe Bleeker iedereen nog in een diepen slaap gedompeld lag, waren zij reeds ijverig aan het werk.
Het eerst werden de koeien gemolken en de melk in strem gezet. Daarna werd het ontbijt gebruikt, en nauwelijks was dat genuttigd, of het paard werd voor den hooiwagen gespannen, en vader en zoon reden naar het veld, om het laatste hooi binnen te halen. ‘t Was alweer een mooie dag, en de zon scheen zoo heerlijk op de weiden en tuinen, de bloemen prijkten in zoo heerlijke kleuren en de vogels kwinkeleerden zoo lustig en vredig op de daken der huizen en de takken der boomen, dat men moeite had om te gelooven, dat het land geheel in beroering was en de menschen elkander van den morgen tot den avond vervolgden en vermoordden.
Tegen 12 uur werd het laatste voer het erf opgereden, en korten tijd later behoorde deze hooioogst weer tot het verleden. Marten was daardoor, en ook door het vooruitzicht van de gebraden haantjes, die nu weldra op de tafel zouden prijken, in de vroolijkste stemming geraakt, en hij zong, terwijl hij het paard uitspande en het naar het land bracht, een geuzenliedje, dat toen algemeen gezongen werd. Lustig klonk het:
Читать дальшеИнтервал:
Закладка:
Похожие книги на «Cornelis Johannes Kieviet»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Cornelis Johannes Kieviet» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «Cornelis Johannes Kieviet» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.