Kendrick hief zijn zwaard hoog en sloeg de touwen van de jongen door en bevrijdde hem.
“Neem mijn zwaard!” smeekte Kendrick.
Kaden greep het extra korte zwaard uit de sabelschede van Kendrick, draaide zich om en stond naast Kendrick en keek naar de rest van de wezens. Alhoewel hij jong was, zag Kendrick dat de jongen snel en dapper en brutaal was. Kendrick was blij om hem aan zijn zijde te hebben tegen deze wezens.
Ze vochten goed samen en velden links en rechts wezens. Maar hoe goed ze ook vochten, het waren er gewoon te veel. Al snel waren Kendrick en Kaden compleet omsingeld.
Kendrick verloor zijn krachten, zijn schouder was moe, toen hij plotseling de wezens zag vallen en een enorme strijdkreet van achteren hoorde. Kendrick was blij om Koldo, Ludvig, Brandt en Atme door de linies te zien breken en wezens van alle kanten wezens te doden. Aangemoedigd vocht Kendrick met Kaden aan zijn zijde terug, hij putte uit het laatste beetje energie. Ze vochten met z’n zessen, ze waren niet te stoppen en velden alle wezens.
Kendrick stond daar hijgend in de stilte op het woestijnzand en nam de schade op; hij kon nauwelijks geloven wat ze gedaan hadden. Overal om ze heen lagen de opgestapelde karkassen van de beesten, overal verspreid, het zand was rood van het bloed. Hij en de anderen zaten onder de wonden en krassen – maar ze stonden daar, levend. En Kaden, die van oor tot oor grijnsde, was vrij.
Kaden omhelsde ze allemaal, één voor één, hij begon bij Kendrick en keek hem betekenisvol aan. Hij bewaarde zijn laatste omhelzing voor Koldo, zijn oudste broer. Koldo omhelsde hem terug, zijn zwarte rug rimpelde in de lucht.
“Ik kan niet geloven dat jullie mij zijn komen halen,” zei Kaden.
“Je bent mijn broer,” zei Koldo. “Waar zou ik anders moeten zijn?”
Kendrick hoorde een geluid en keek over zijn schouder. Hij zag de zes paarden die deze wezens gepakt hadden en ze stonden met een touw aan elkaar vast gebonden – hij en de anderen wisselden een begrijpende blik uit.
Als één renden ze er naartoe en bestegen de beesten. Ze zaten nauwelijks of ze porden met hun hielen en spoorden de beesten aan, terug de Woestenij in. Ze gingen terug naar de Bergrug, terug, eindelijk, naar huis.
Erec stond op het achtersteven van het schip en nam de achterkant van zijn vloot in zich op. Hij keek nog een keer ongerust over zijn schouder. Aan de ene kant was hij opgelucht dat het ze gelukt was het hele Keizerlijke dorp weg te vagen, terug stroomopwaarts naar Volusia te varen, naar Gwendolyn; maar aan de andere kant had hij er een flinke prijs voor moeten betalen. Niet alleen in het verlies van mannen, maar ook in het verlies van tijd – hij had de voorsprong die ze op het restant van de Keizerlijke vloot hadden verloren. Toen hij naar achteren keek, zag hij dat ze veel te dichtbij waren. Ze kronkelden stroomopwaarts en waren maar een paar honderd meter van ze verwijderd, ze voeren hun zwart en gouden banieren van het Keizerrijk. Hij had hun voorsprong van een dag verloren en nu volgden ze hem furieus, als een horzel die zijn prooi achterna zat. Ze hadden betere schepen, waren beter bemand en kwamen met ieder zuchtje wind dichterbij.
Erec draaide zich weer om en bekeek de horizon. Hij wist van zijn verkenners dat Volusia net voorbij de bocht lag – maar met het tempo waarmee het Keizerrijk het gat dichtte, vroeg hij zich af of zijn kleine vloot het op tijd zou bereiken. Hij begon zich te beseffen dat als ze het niet op tijd zouden bereiken, ze om moesten keren en de strijd aangaan – en dat was een strijd, ze waren enorm in de minderheid, die ze niet konden winnen.
Erec hoorde een geluid wat zijn nekharen rechtovereind deed staan. Hij keek omhoog en hij kreeg aan angstig gevoel bij wat hij zag: een golf van Keizerlijk pijlen was losgelaten en ze vlogen nu door de lucht. Ze verduisterden de lucht en kwamen, in een hoge boog, op zijn vloot af. Erec zette zichzelf schrap, maar zag tot zijn opluchting dat de eerste salvo in het water landde, misschien twintig meter van zijn schip vandaan. Het geluid van pijlen die het water raakten klonk als stevige regendruppels.
“PIJLEN!” riep Erec en waarschuwde zijn mannen om dekking te zoeken.
De meesten deden dat en niets te vroeg. Er volgde nog een salvo, deze werden door kruisbogen met een groter bereik afgeschoten, de enigen met een bereik groot genoeg om ze te raken.
Erec was verontwaardigd. Het Keizerrijk was binnen bereik; ze zouden te snel ingehaald worden en met de Keizerlijke vloot van duizenden schepen was er eenvoudigweg geen manier dat Erec en zijn mannen tegen ze op konden. Erec moest snel iets bedenken.
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.