“Fout,” riep Loc en stapte naar voren naast Loti. “Dit was een gedurfde actie van een man. Een man die jongens leidde om man te worden. Een man die jij beweert te zijn, maar niet bent. Leeftijd maakt niet de man. Moed wel.”
Zirk kreeg een kleur en keek hem dreigend aan, hij verstevigde zijn greep op de heft van zijn zwaard.
“Dat zegt de kreupele,” antwoordde Zirk, hij stapte dreigend op hem af. Bokbu dook op uit de menigte en hield zijn palm naar voren, stopte Zirk.
“Zie je niet wat het Keizerrijk met ons doet?” zei Bokbu. “Zij creëren verdeeldheid onder ons. Maar wij zijn één volk. Verenigd door één zaak. Zij zijn de vijand, niet wij. Nu meer dan ooit moeten wij ons verenigen.”
Zirk zette zijn handen op zijn heupen en staarde naar Darius.
“Je bent gewoon een dwaze jongen met mooie woorden,” zei hij. “Je kan het Keizerrijk nooit verslaan. Nooit. En wij zijn niet verenigd. Ik keur je acties van vandaag af – wij allemaal,” zei hij en gebaarde naar de ouderlingen en een grote groep dorpelingen. “Met jou verenigen is met de dood verenigen. En wij zijn van plan te overleven.”
“En hoe wil je dat gaan doen?” vroeg Desmond boos terug, aan Darius’ zijde.
Zirk kreeg een kleur en bleef stil, het was duidelijk voor Darius dat hij geen plan had, net als de anderen, dat hij uit angst, frustratie en hulpeloosheid sprak.
Uiteindelijk stapte Bokbu naar voren, tussen hen in en verbrak de spanning. Alle ogen keerden zich naar hem.
“Jullie hebben beiden gelijk en jullie hebben het beide mis,” zei hij. “Wat nu belangrijk is, is de toekomst. Darius, wat is je plan?”
Darius voelde in de dikke stilte alle ogen op zich gericht. Hij dacht na en een plan vormde zich langzaam in zijn hoofd. Hij wist dat er maar één manier was. Er was teveel gebeurt voor iets anders.
“We brengen deze oorlog tot op de drempel van het Keizerrijk,” riep hij krachtig uit. “Voordat ze kunnen hergroeperen, zullen we ze het betaald zetten. We zullen de andere slavendorpen verzamelen, we gaan een leger vormen en we laten ze voelen hoe het is om de lijden. We kunnen sterven, maar we zullen allemaal als vrij man sterven, vechtend voor onze zaak.”
Een gejuich steeg op achter Darius, van de meerderheid van de dorpelingen, en hij zag dat de meesten zich achter hem verzamelden. Een kleine groep verzamelde zich achter Zirk en keek onzeker terug.
Zirk, duidelijk woedend en in de minderheid, verkleurde, liet zijn greep op het heft van zijn zwaard los, keerde om en stormde weg, verdween in de menigte. Een kleine groep dorpelingen stormde hem achterna.
Bokbu stapte naar voren en keek Darius plechtig aan, zijn gezicht vol van zorgen, van ouderdom, met lijnen van teveel gezien. Hij staarde terug naar Darius, zijn ogen vol met wijsheid. En met angst.
“Onze mensen wenden zich naar jou om hen te leiden,” zei hij zacht. “Dat is een erg heilig ding. Verlies niet hun vertrouwen. Je bent jong om een leger te leiden. Maar de taak is aan jou gegeven. Jij bent deze strijd begonnen. Nu moet je hem afmaken.”
*
Gwendolyn stapte naar voren toen de dorpelingen zich verspreidden, met Kendrick en Sandara aan haar zijde, Steffen, Brandt, Atme, Aberthol, Stara en tientallen van haar mannen achter haar. Zij keek met respect naar Darius en zij kon de dankbaarheid voor haar beslissing om hem vandaag terzijde op het slagveld te staan in zijn ogen zien. Na hun overwinning voelde ze rechtvaardigheid; ze wist dat ze het juiste besluit had gemaakt, hoe moeilijk deze ook was. Zij had vandaag tientallen van haar mannen verloren en ze treurde om hun verlies. Maar ze wist ook dat als zij niet omgekeerd was, Darius en alle anderen die hier waren zeker dood zouden zijn.
Toen ze Darius daar zag staan, zo dapper de confrontatie tegen het Keizerrijk aangaand, deed dit haar aan Thorgrin denken, en haar hart brak toen ze aan hem dacht. Ze was vastberaden om Darius’ moed te belonen, wat het ook mocht kosten.
“We staan hier, klaar om jou te steunen in jouw zaak,” zei Gwendolyn. Ze eiste de aandacht van Darius, Bokbu en alle anderen, terwijl alle resterende dorpelingen zich naar haar toe keerden. “Je nam ons op toe wij het nodig hadden – en we staan hier om jou te helpen als je dat nodig hebt. We lenen onze legers aan jou uit, onze zaak is die van jou. Uiteindelijk is het één zaak. Wij wensen om in vrijheid naar ons thuisland terug te keren – jij wenst om jouw thuisland in vrijheid te bevrijden. We delen beiden dezelfde onderdrukker.”
Darius keek naar haar terug, duidelijk aangedaan, en Bokbu liep naar voren in het midden van de groep en stond daar, tegenover har in de dikke stilte, iedereen keek toe.
“We zien vandaag wat een geweldig besluit het was om jullie op te nemen,” zei hij trots. “Jullie hebben ons meer beloond dan we ooit durven dromen en wij zijn op grootse wijze beloond. Jullie reputatie, van de Ring, eervolle en echte strijders, hebben jullie waargemaakt. En wij staan voor altijd in jullie schuld.”
Hij nam diepe adem.
“We hebben jullie hulp nodig,” ging hij verder. “Maar we hebben niet meer mannen op het strijdveld nodig. Meer van jouw mannen is niet genoeg – niet in de strijd die gaat komen. Als je echt onze zaak wilt helpen, wat we echt nodig hebben is dat jij versterking voor ons vindt. Als we een kans willen hebben, hebben we tienduizenden mannen nodig die ons te hulp komen.”
Gwen staarde met grote ogen terug.
“En waar vinden we dan die tienduizenden ridders?”
Bokbu keek grimmig terug.
“Als er ergens een stad met vrije mannen binnen het Keizerrijk bestaat, een stad die bereid is ons te hulp te schieten – en dat is een grote als – dan zal deze in de Tweede Ring liggen.”
Gwen staarde verward terug.
“Wat vraag je van ons?” vroeg ze.
Bokbu staarde plechtig terug.
“Als je ons werkelijk wilt helpen,” zei hij. “Dan vraag ik je om een onmogelijke missie aan te gaan. Ik vraag je iets te doen wat moeilijker en gevaarlijker is dan je bij ons op het strijdveld aan te sluiten. Ik vraag je om je te wagen aan je oorspronkelijk plan, aan de zoektocht waar je je vandaag aan zou wagen. Ik vraag je om de Grote Woestenij te doorkruisen; om de Tweede Ring te vinden; en als je dat levend bereikt, als het al bestaat, hun legers te overtuigen om zich bij onze zaak aan te sluiten. Dat is de enige kans die we hebben om deze oorlog te winnen.”
Hij staarde somber terug, de stilte hing zo zwaar in de lucht dat Gwen alleen het geritsel van de wind door de woestijn kon horen.
“Er is nog nooit iemand de Grote Woestenij overgestoken,” vervolgde hij. “Niemand heeft zelfs het bestaand van de Tweede Ring bevestigd. Het is een onmogelijke taak. Een opmars naar zelfmoord. Ik vind het vreselijk om je dit te vragen. Maar dit is wat we het meest nodig hebben.”
Gwendolyn keek Bokbu onderzoekend aan, zag de ernst op zijn gezicht en dacht lang en hard na over zijn woorden.
“We zullen doen wat er nodig is,” zei ze. “wat het beste is voor jouw zaak. Als er aan de andere kant van de Grote Woestenij bondgenoten zijn, dan zij het zo. Wij zullen onmiddellijk afmarcheren. En wij zullen terugkeren met legers tot onze beschikking.”
Bokbu stapte met tranen in zijn ogen naar voren en omhelsde Gwendolyn.
“Je bent een ware koningin,” zei hij. “Jouw mensen mogen zich gelukkig prijzen om jou te hebben.”
Gwen keerde zich naar haar mensen en ze zag hen allemaal plechtig en onbevreesd terug staren. Ze wist dat ze haar overal heen zouden volgen.
“Bereid je voor de mars voor,” zei ze. “We zullen de Grote Woestenij oversteken. We zullen de Tweede Ring vinden. Of we zullen sterven in de poging.”
*
Sandara stond daar en ze voelde zich verscheurd terwijl ze keek hoe Kendrick en zijn mensen met de voorbereiding voor hun reis naar de Grote Woestenij bezig waren. Aan de ene kant waren Darius en haar mensen, de mensen waarbij ze opgegroeid was, de enige mensen die ze ooit gekend had, klaar om zich om zich af te wenden, om hun dorpen te verzamelen voor het gevecht tegen het Keizerrijk. Zij voelde zich in tweeën gesplitst en wist niet welke kant zij op moest gaan. Ze kon het niet verdragen om Kendrick voor altijd te zien verdwijnen; en toch kon ze het niet verdragen om ook haar mensen te verlaten.
Читать дальше