Hier, op deze plek, waar hij verwacht had te sterven terwijl hij Loti’s eer verdedigde, stond hij zegevierend.
Een overwinnaar.
Terwijl Darius het veld in zich opnam, zag hij de lichamen van zijn eigen dorpelingen tussen de Keizerlijke lijken liggen, tientallen dood, en zijn vreugde werd met droefheid overspoeld. Hij spande zijn spieren en voelde zijn verse wonden, sneden van een zwaard in zijn biceps en bovenbenen en hij voelde steken van sneden in zijn rug. Hij dacht aan de vergelding die zou komen en wist dat hun overwinning een prijs had.
Maar toch, mijmerde hij, alle vrijheid had dat.
Darius voelde een beweging en draaide zich om en zag zijn vrienden, Raj en Desmond, naderbij komen, gewond, maar tot zijn opluchting in leven. Hij kon in hun ogen zien dat zij anders naar hem keken – dat al zijn mensen anders naar hem keken. Zij keken naar hem met respect – meer dan respect, met ontzag. Als een levende legende. Ze hadden allemaal gezien wat hij had gedaan, in zijn eentje tegen het Keizerrijk opstaan. En ze allemaal verslaan.
Ze zagen hem niet langer als een jongen. Zij keken nu naar hem als een leider. Een krijger. Het was een blik die hij nooit verwacht had te zien in de ogen van deze oudere jongens, in de ogen van de dorpelingen. Hij was altijd degene die over het hoofd gezien werd, degene waarvan niemand ook maar iets van verwachtte.
Naast hem verschenen, zich bij Raj en Desmond voegend, tientallen van zijn wapenbroeders, jongens die hij dag na dag getraind en geoefend had, misschien wel vijftig van hen, hun wonden afvegend, opstaand en zich om hem heen verzamelend. Ze keken allemaal met ontzag naar hem, zoals hij daar stond met zijn zwaard in zijn handen, bedekt met wonden. En hoopvol. Raj stapte naar voren en omhelsde hem, en een voor een omhelsden zijn andere wapenbroeders hem ook.
“Dat was roekeloos,” zei Raj met een glimlach. “Ik had niet gedacht dat je het in je had.”
“Ik wist zeker dat je je zou overgeven,” zei Desmond.
“Ik kan nauwelijks geloven dat we hier allemaal staan,” zei Luzi.
Zij keken verwonderd om hun heen, het landschap in zich opnemend, alsof ze allemaal op een buitenaardse planeet waren gevallen. Darius keek naar alle dode lichamen, naar de mooie harnassen en wapenuitrustingen glinsterend in de zon; hij hoorde vogels krassen en keek op om de gieren al rond te zien cirkelen.
“Verzamel hun wapens,” hoorde Darius zichzelf bevelen, de leiding nemend. Het was een diepe stem, dieper dan hij ooit gebruikt had, en er klonk een gezag in die hij nooit zou hebben herkend van zichzelf. “En begraaf onze doden.”
Zijn mannen luisterden en waaierden uit, ze gingen van soldaat naar soldaat, ze doorzochten ze en kozen ieder het beste wapen uit: sommige pakten zwaarden, anderen strijdknotsen, dorsvlegels, dolken, bijlen en oorlogshamers. Darius hield het zwaard in zijn hand omhoog, die hij van de aanvoerder had gepakt, en bewonderde het in de zon. Hij bewonderde het gewicht, het met zorg bewerkte schacht en lemmet. Echt staal. Iets waarvan hij dacht dat hij in zijn levensdagen nooit zou vasthouden. Darius nam zich voor om het voor het goed te gebruiken, te gebruiken om zoveel mogelijk Keizerlijke mannen te doden.
“Darius!” riep een stem die hij goed kende.
Hij keerde en zag Loti door de menigte heen breken, tranen in haar ogen, ze snelde langs alle mannen naar hem toe. Ze rende naar voren en omhelsde hem, hield hem stevig vast, haar warme tranen stroomden langs zijn nek.
Hij omhelsde haar terug terwijl ze zich aan hem vastklampte.
“Ik zal dit nooit vergeten,” zei ze, tussen haar tranen door, leunde naar voren en fluisterde in zijn oor. “Ik zal nooit vergeten wat je deze dag hebt gedaan.”
Ze kuste hem en hij kuste haar terug, terwijl ze tegelijkertijd huilde en lachte. Hij was zo opgelucht om haar ook levend te zien, om haar vast te houden, wetende dat deze nachtmerrie, tenminste voorlopig, achter hun lag. Wetende dat het Keizerrijk haar niet kon aanraken. Terwijl hij haar vasthield, wist hij dat hij het voor haar miljoenen keren over zou doen.
“Broer,” kwam een stem.
Darius draaide zich om en was blij om zijn zuster, Sandara, naar voren te zien stappen, vergezeld door Gwendolyn en Kendrick, de man waar Sandara van hield. Darius zag het bloed langs Kendrick’s arm lopen, de verse inkepingen in zijn harnas en op zijn zwaard, en hij voelde een golf van dankbaarheid. Hij wist dat hij en zijn mensen zonder Gwendolyn, Kendrick en hun mensen zeker op het slagveld vandaag zouden zijn gestorven.
Loti deed een stap terug toen Sandara naar voren kwam en hem omhelsde, en hij knuffelde haar terug.
“Ik ben jullie allemaal veel verschuldigd,” zei Darius en keek naar ze. “Ik en al mijn mensen. Jullie kwamen voor ons terug wanneer jullie dat niet hoefden te doen. Jullie zijn echte krijgers.”
Kendrick stapte naar voren en plaatste een hand op de schouder van Darius.
“Jij bent het die een echte krijger is, mijn vriend. Jij toonde enorme moed op het slagveld vandaag. God heeft je moed beloond met deze overwinning.”
Gwendolyn stapte naar voren en Darius boog zijn hoofd.
“Gerechtigheid heeft vandaag over kwaad en beestachtigheid gezegevierd,” zei ze. “Ik neem er persoonlijk genoegen aan, om meerdere redenen, om jouw overwinning te zien en dat je ons toestaat er deel aan te nemen. Ik weet dat mijn man, Thorgrin, dit ook wilde.”
Dank u, vrouwe,” zei hij geroerd. “Ik heb veel goede dingen over Thorgrin gehoord en ik hoop hem op een dag te ontmoeten.”
Gwendolyn knikte.
“En wat zijn nu je plannen voor jouw mensen?” vroeg ze.
Darius dacht na en realiseerde zich dat hij geen idee had; hij had niet zover vooruit gedacht. Hij had niet eens gedacht dat hij dit zou overleven.
Maar voordat Darius kon antwoorden was er plotseling een opschudding en door de menigte kwam er een bekend gezicht tevoorschijn: daar naderde Zirk, een van Darius’ trainers, bebloed door de strijd, zonder shirt over zijn uitpuilende spieren. Hij werd door een half dozijn dorpsouderlingen gevolgd en een groot aantal dorpelingen, en hij keek niet blij. Hij keek minzaam op Darius neer.
“En ben je trots op jezelf?” vroeg hij geringschattend. “Kijk naar wat je gedaan hebt. Kijk hoeveel van onze mensen hier vandaag gestorven zijn. Zij zijn allemaal een zinloze dood gestorven, allemaal goede mannen, allemaal dood dankzij jou. Alleen vanwege jouw trots, jouw overmoed, jouw liefde voor dit meisje.”
Darius kreeg een kleur, zijn woede vlamde op. Zirk moest hem altijd hebben, vanaf de eerste dag dat hij hem had ontmoet. Om de een of andere reden had hij zich altijd bedreigd gevoeld door Darius.
“Zij zijn niet door mij dood,” antwoordde Darius. “Zij kregen een kans om te leven door mij. Om echt te leven. Zij stierven door de hand van het Keizerrijk, niet door die van mij.”
Zirk schudde zijn hoofd.
“Verkeerd,” wierp hij terug. “Als jij je had overgegeven zoals wij je hadden verteld, hadden we allemaal een duim kwijt geraakt. Daarvoor in de plaats zijn sommigen hun leven kwijt geraakt. Hun bloed kleeft aan jouw handen.”
“Je weet helemaal niets!” schreeuwde Loti, hem verdedigend. “Jullie waren allemaal te bang om te doen wat Darius voor jullie heeft gedaan!”
“Denk je dat hier hierbij blijft?” ging Zirk verder. Het Keizerrijk heeft nog miljoenen mannen. Je hebt er een paar gedood. Dus? Wanneer ze er achter komen, zullen ze met een vijfvoudig aantal van deze mannen terugkeren. En de volgende keer zal een ieder van ons afgeslacht worden – en eerst gemarteld. Je hebt ons doodvonnis getekend.”
“Je hebt het mis!” riep Raj. “Hij heeft ons een kans om te leven gegeven. Een kans op eer. Een overwinning die jij niet verdient.”
Zirk keerde zich dreigend naar Raj om.
“Dit was een actie van een dwaze en roekeloze jongeman,” antwoordde hij. “Een groep jongens die naar hun ouderlingen had moeten luisteren. Ik had jullie nooit moeten trainen!”
Читать дальше