Ragon schudde zijn hoofd.
“Het Land van Bloed is meer dan een plaats. Het is een staat. Een kwaad wat duisterder en machtiger is dan je ooit kan bedenken. Het is het domein van de Bloed Heer en voor generaties lang is het duisterder en machtiger geworden. Er is een oorlog tussen de koninkrijken. Een oeroude strijd tussen kwaad en licht. Beiden wedijveren ze om overheersing. En ik ben bang dat Guwayne de sleutel is: wie hem heeft kan winnen, kan heerschappij over de wereld hebben. Voor altijd. Argon heeft je dit nooit verteld. Hij kon het je nog niet vertellen. Je was er nog niet klaar voor. Het was waar hij je voor trainde: een grotere oorlog dan je ooit gekend hebt.”
Thor staarde en probeerde het te bevatten.
“Ik begrijp het niet,” zei hij. “Ze hebben Guwayne niet meegenomen om hem te doden?”
Hij schudde zijn hoofd.
“Nog erger. Ze hebben hem meegenomen om hem als het demonen kind op te voeden die ze nodig hebben om de voorspelling uit te laten komen en alles wat goed is in het universum te vernietigen.”
Thor wankelde met kloppend hart en probeerde het allemaal te begrijpen.
“Dan zal ik hem terug halen,” zei Thor. Een koud gevoel van voornemen stroomde door zijn aderen, helemaal toen hij Lycoples hoog boven zich hoorde, krijsend, net als hem verlangend naar wraak.
Ragon greep de pols van Thor met een verrassende kracht voor een man die op het punt stond om te sterven. Hij keek Thor in zijn ogen met een intensiteit die hem bang maakte.
“Dat kan je niet,” zei hij beslist. “Het Land van Bloed is te machtig voor ieder mens om te overleven. De prijs om het te betreden is te hoog. Zelfs met al jouw krachten, let op mijn woorden: je zal zeker sterven als je daar heen gaat. Jullie allemaal. Je bent nog niet machtig genoeg. Je hebt meer training nodig. Je moet je kracht eerst nog bevorderen. Om nu te gaan zou dwaasheid zijn. Je zou je zoon er niet mee terug krijgen en jullie worden allemaal vernietigd.”
Maar Thor was vastbesloten.
“Ik heb de grootste duisternis onder ogen gezien, de grootste krachten in de wereld,” zei Thorgin. “Ook die van mijn vader. En ik ben nog nooit door angst bezweken. Ik zal de confrontatie met deze duistere heer aangaan, wat zijn krachten ook zijn; ik zal dit Land van Bloed betreden, wat de prijs ook is. Het is mijn zoon. Ik zal hem terughalen – of sterven als ik het probeer.”
Ragon schudde hoestend zijn hoofd.
“Je bent nog niet klaar,” zei hij met een verzwakkende stem. “Niet klaar…. Je hebt macht…. nodig….. Je hebt….. de ring…… nodig,” zei hij en kreeg toen een aanval en hoestte bloed op.
Thor staarde terug, hij wilde wanhopig weten wat hij bedoelde voordat hij wegviel.
“Welke ring?” vroeg Thor. “Ons thuisland?”
Er viel een lange stilte, het gehijg van Ragon was het enige geluid die de lucht vulde, totdat hij eindelijk zijn ogen opende, een klein beetje.
“De…heilige ring.”
Thor greep de schouders van Ragon, verlangend om een antwoord. Maar plotseling voelde hij het lichaam van Ragon in zijn handen stijf worden. Zijn ogen bevroren, er klonk een verschrikkelijke doodssnik en het volgende moment stopte hij met ademen en lag helemaal stil.
Dood.
Thor voelde een golf van verdriet door hem heenstromen.
“NEE!” Thor gooide zijn hoofd naar achteren en huilde naar de hemelen. Thor snikte verwoestend terwijl hij Ragon omhelsde. Deze genereuze man die zijn leven voor zijn zoon had gegeven. Hij werd overweldigd door verdriet en schuld – en hij voelde langzaam maar zeker een nieuw plan in hem opkomen.
Thor keek naar de hemel en wist wat hem te doen stond.
“LYCOPLES!” gilde Thor. Het was de gekwelde kreet van een vader, wanhopig en razend, met niets te verliezen.
Lycoples hoorde zijn kreet: ze krijste hoog in de lucht, haar razernij was gelijk met die van Thor. Ze cirkelde lager en lager, totdat ze een paar meter verderop landde.
Zonder te aarzelen, rende Thor naar haar toe. Hij sprong op haar rug en greep haar nek stevig vast. Hij kreeg nieuwe energie toen hij weer op de rug van een draak zat.
“Wacht!” riep O’Connor en rende samen met de anderen naar voren. “Waar ga je naartoe?”
Thor keek ze recht in hun ogen aan.
“Naar het Land van Bloed,” antwoordde hij en hij had zich in zijn hele leven nog nooit zo zeker gevoeld. “Ik ga mijn zoon redden. Wat er ook voor nodig is.”
“Je zal vernietigd worden,” zei Reece, hij stapte bezorgd naar voren en had een ernstige stem.
“Dan zal ik met eer vernietigd worden,” antwoordde Thor.
Thor tuurde naar boven, keek naar de horizon en hij zag het spoor van de waterspuwers in de lucht verdwijnen – en hij wist waar hij heen moest.
“Dan zal je niet alleen gaan,” riep Reece, “we zullen jouw spoor met ons schip volgen en we zullen je daar ontmoeten.”
Thorgrin knikte en drukte zich tegen Lycoples aan. Plotseling kreeg Thor die vertrouwde sensatie terwijl ze allebei hoog in de lucht verdwenen.
“Nee, Thorgrin!” riep een doodsbange stem achter hem.
Hij wist dat het de stem van Engel was en hij kreeg een steek van schuld terwijl hij van haar wegvloog.
Maar hij kon niet terugkijken. Zijn zoon was voor hem – en dood of niet, hij zou hem vinden – en ze allemaal doden.
Gwendolyn liep met Krohn naast haar door de grote gewelfde deuren naar de troonkamer van de Koning die door enkele bedienden werd opengehouden en was onder de indruk door wat ze zag. Aan het einde van de lege kamer zat de Koning op zijn troon, alleen in deze enorme plek, en de deuren echoden toen ze achter haar dicht gingen. Ze kwam dichterbij. Ze wandelde over de stenen vloer, passeerde stralen zonlicht die door de glas-in-lood ramen naar binnen stroomden en de kamer met afbeeldingen van oeroude ridders in de strijd oplichtten. Deze plek was zowel intimiderend als sereen, inspirerend en achtervolgd door geesten van vorige koningen. Ze voelde hun aanwezigheid in de dikke lucht hangen en het deed haar op teveel manieren aan het Hof van de Koning denken. Ze kreeg plotseling een gevoel van verdriet in haar borst, terwijl de kamer haar aan haar lieve vader deed denken.
Koning MacGil zat daar zwaarwichtig met zijn kin op zijn borst, duidelijk opgezadeld met gedachten en, zo voelde Gwendolyn aan, met het gewicht van heerschappij. Hij zag er eenzaam uit, gevangen in deze plek, terwijl het gewicht van het koninkrijk zwaar op zijn schouders rustte. Ze begreep het gevoel maar al te goed.
“Ah, Gwendolyn,” zei hij en was blij haar te zien.
Ze had verwacht dat hij op zijn troon zou blijven zitten, maar hij stond meteen op en snelde van de ivoren treden af. Hij had een warme glimlach op zijn gezicht, nederig, zonder de pretentie van andere koningen. Hij was uitgelaten om haar te zien en om haar te begroeten. Zijn nederigheid was een welkome opluchting voor Gwendolyn, helemaal na die confrontatie met zijn zoon. Ze was nog steeds van slag, zo onheilspellend was het. Ze vroeg zich af of ze het de Koning moest vertellen; maar ze zou nu nog haar mond houden en kijken wat er zou gaan gebeuren. Ze wilde niet ondankbaar lijken of hun bijeenkomst met een slecht bericht beginnen.
“Sinds ons gesprek gisteren heb ik bijna nergens anders aan gedacht,” zei hij, terwijl hij naderbij kwam en haar warm omhelsde. Krohn stond naast haar, jankte en stootte tegen de hand van de Koning. Hij keek naar beneden en glimlachte. “En wie is dit?” vroeg hij warm.
“Krohn,” antwoordde ze, opgelucht dat hij hem mocht. “Mijn luipaard – of, om precies te zijn, het luipaard van mijn man. Alhoewel hij nu net zoveel van mij is als van hem.”
Tot haar opluchting, knielde de Koning. Hij pakte Krohn’s kop, wreef zijn oren en kuste hem. Hij was niet bang. Krohn reageerde door hem in zijn gezicht te likken.
Читать дальше