Alfred Brehm - Het Leven der Dieren - Deel 2, Hoofdstuk 01 - De Boomvogels.
Здесь есть возможность читать онлайн «Alfred Brehm - Het Leven der Dieren - Deel 2, Hoofdstuk 01 - De Boomvogels.» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. ISBN: , Жанр: Природа и животные, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.
- Автор:
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:http://www.gutenberg.org/ebooks/28746
- Рейтинг книги:5 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 100
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.: краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels. — читать онлайн ознакомительный отрывок
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
Een andere vaardigheid, die bij vele Vogels voorkomt, is het klimmen; vele zijn meesters in deze kunst. Hiertoe bedienen zij zich bij voorkeur van de voeten, sommige bovendien van den snavel en van den staart, in bepaalde gevallen zelfs van de vleugels.
Een begaafdheid, waardoor de Vogels boven de meeste dieren uitmunten, is het bezit van een luide, volle en zuivere stem. Wel is waar kunnen vele Vogels slechts weinige tonen of alleen onaangename, krijschende en gillende geluiden voortbrengen; de meeste echter hebben een buitengewoon buigzame en klankvolle stem. Deze maakt een veelomvattenden spraak en een liefelijk gezang mogelijk.
Uit nauwgezette waarnemingen is gebleken, dat de Vogels tot aanduiding van verschillende gewaarwordingen, indrukken en begrippen bepaalde geluiden laten hooren, waaraan men zonder overdrijving de beteekenis van woorden kan toekennen, daar de dieren hierdoor elkander mededeelingen kunnen doen; ook voor den opmerkzamen waarnemer worden deze klanken verstaanbaar, indien hij geen moeite schroomt om hunne bedoeling te leeren begrijpen. De Vogels lokken of roepen, geven hunne vreugde en liefde te kennen, dagen mededingers tot den strijd uit of roepen vrienden te hulp, waarschuwen elkander tegen vijanden en andere gevaren, kortom zij doen mededeelingen van allerlei aard. Niet alleen Vogels, die tot één soort behooren, kunnen elkanders geluiden verstaan; de meer bevoorrechte leden van deze klasse kunnen ook met minder begaafden spreken. Naar de aanmaning van de groote Moerasvogels luisteren hunne kleinere, op het strand levende verwanten; een Kraai waarschuwt de Spreeuwen en andere Vogels, die op den akker hun voedsel zoeken; het angstgeschreeuw van den Merel is een aansporing tot waakzaamheid voor alle bewoners van het woud. Vogels die zeer voorzichtig zijn, doen ten bate van allen als schildwachten dienst en hunne berichten worden door de overige goed ter harte genomen. Gedurende den paartijd babbelen en minnekoozen de Vogels dikwijls alleraardigst onderling; op een niet minder liefderijke wijze spreekt de moeder met hare kinderen. Sommige Vogels werken samen tot de uitvoering van bepaalde composities, doordat de eene het geroep van den anderen beantwoordt; andere geven lucht aan hunne gewaarwordingen zonder er op te letten of er al dan niet naar hen geluisterd wordt. Dit laatste is o. a. het geval bij de Zangvogels, de lievelingen van de schepping gelijk men ze wel noemen mag, die meer dan de andere leden hunner klasse onze geheele liefde verworven hebben.
Wat de geschiktheid tot het doen van mededeelingen door de spraak betreft, staan beide geslachten ongeveer op dezelfde hoogte; het zingen evenwel is een voorrecht van de mannetjes, slechts hoogst zelden leert een wijfje het voortbrengen van eenige muzikale strophen. Bij alle eigenlijke Zangvogels zijn de spieren aan het onderste strottenhoofd in hoofdzaak op gelijksoortige wijze ontwikkeld; hun bekwaamheid in ’t zingen is echter zeer verschillend. Iedere soort heeft tonen, die haar kenmerken, en een bepaalden omvang van de stem. Sommige Vogels verbinden de tonen op een eigenaardige wijze tot coupletten of strophen, die door de meerdere of mindere volheid, afronding en sterkte der tonen gemakkelijk van andere afdeelingen van het gezang onderscheiden kunnen worden. Bij sommige omvat het lied slechts weinige tonen, terwijl het zich bij andere over verscheidene octaven uitstrekt. Een Vogel “slaat”, wanneer zijn gezang uit strophen bestaat, die goed gearticuleerd worden voorgedragen, duidelijk vaneen gescheiden zijn. Van “gezang” is meer bepaaldelijk sprake, als de tonen, hoewel voortdurend afwisselend, een meer vloeiende melodie, geen strophen vormen. De Nachtegaal en de Vink slaan, de Leeuwerik en Distelvink zingen. Het “gekweel” is een meer verward, niet gearticuleerd mengsel van tonen, gewoonlijk alleen zachte en hooge. Alleen de slag en het gezang hebben muzikale waarde en maken op ons een krachtigen indruk. Iedere Zangvogel weet trouwens afwisseling in zijn lied te brengen. Ook de omgeving oefent invloed uit op deze wijzigingen: Vogels van dezelfde soort zingen in het gebergte anders dan in de vlakte, hoewel een nadere omschrijving van dit verschil alleen door een deskundige kan worden gegeven. Een Vogel die goed slaat of zingt, kan op het gezang van andere Vogels in de door hem bewoonde streek een gunstigen invloed oefenen en uitmuntende leerlingen vormen; terwijl omgekeerd slechte zangers goede bederven kunnen: de jonge Vogels volgen het voorbeeld van de oudere leden van hun soort, maar nemen ongelukkig, evenals de menschen, lichter gebreken dan volmaaktheden over. Sommige Vogels bepalen zich niet tot het gezang, dat hun van nature eigen is, maar voegen hierbij enkele tonen of strophen uit het gezang van andere Vogels en zelfs klanken of geluiden die niet van Vogels afkomstig zijn, en hun aandacht getrokken hebben. Zulke Vogels worden gewoonlijk “Spotvogels” genoemd, hoewel hun met dezen naam onrecht aangedaan wordt. Zangvogels in den eigenlijken zin van ’t woord – d. w. z. zulke, die niet slechts een zangspiertoestel bezitten, maar ook werkelijk zingen – treft men aan in alle landen der wereld, hoewel zij het veelvuldigst zijn in den noordelijken gematigden gordel.
Al wat ik vroeger van het verstand en den aard der Zoogdieren gezegd heb, is mijns inziens ook toepasselijk op de Vogels; ik zou geen talent, geen karaktertrek van gene weten te noemen, die ook niet bij deze opgemerkt kan worden. Men moet echter bij alle dergelijke vraagpunten wel in ’t oog houden, dat onze verklaringen van vele verschijnselen van het leven der dieren weinig meer zijn dan onderstellingen. In het gunstigste geval wordt het dier en zijn aard door ons slechts gedeeltelijk begrepen. Soms kunnen wij ons een denkbeeld vormen van zijne gedachten en oordeelvellingen: in hoever dit denkbeeld juist is, weten wij echter niet.
De Vogels zijn wereldburgers. Zoover de aarde onderzocht is, heeft men ze gevonden: op de eilanden om de beide polen, zoowel als bij den evenaar, in zee niet minder dan op of boven de hoogste bergtoppen, in vruchtbare landstreken en ook in woestijnen, in het oerwoud zoowel als op kale, onmiddellijk aan de zee grenzende rotspunten. Iedere aardgordel herbergt eigenaardige gevederde bewoners. Over ’t algemeen zijn de regels van de geographische verbreiding der dieren ook op de Vogels toepasselijk: in de koude gordels vindt men wel een verbazend groot aantal individuën, maar slechts een betrekkelijk gering aantal soorten; de verscheidenheid van vormen neemt gestadig toe, naarmate men nader bij den evenaar komt. De nivelleerende invloed van het water is ook hier waarneembaar: het bezit en onderhoudt betrekkelijk weinige soorten. Op het land daarentegen komen nevens elkander zeer verschillende levensomstandigheden voor, welker verscheidenheid zich ook in de vogelwereld afspiegelt. Want niet slechts in iederen gordel, maar zelfs in ieder gebied, dat door een bijzondere, plaatselijke gesteldheid gekenmerkt is, treden eigenaardige Vogels op: in de toendra’s of waterwoestijnen van het hooge noorden andere dan in de zandwoestijn, in de vlakte andere dan in het gebergte, in boomlooze gewesten andere dan in het woud. De vogelfauna’s verschillen in dezelfde mate als de gesteldheid van den bodem en het klimaat. Op het water is de verbreidingskring van iedere soort op zich zelf beschouwd grooter dan op het land, waar soms reeds een breede stroom, een gedeelte van de zee, een gebergte van de grensscheiding vormt; toch zijn er ook grenzen voor het verspreidingsgebied der zeevogels. Er zijn uiterst weinig Vogels, die in den letterlijken zin van ’t woord alle deelen der aarde bewonen; tot dusver is dit slechts van een enkelen landvogel en van eenige moerasvogels en watervogels aangetoond. Een wereldburger is b.v. de Moerasuil of Kortoorige Uil, die in ieder der vijf werelddeelen gevonden wordt; een wereldburger is ook de Gewone Steenlooper, die aan de kusten van alle vijf werelddeelen, op het westelijk zoowel als op het oostelijke halfrond voorkomt. In den regel strekt de verbreidingskring zich verder uit van ’t oosten naar ’t westen dan van ’t noorden naar ’t zuiden: in het noordelijk halfrond leven vele Vogels, die in alle drie werelddeelen ongeveer in gelijken getale gevonden worden. In de richting van ’t noorden naar ’t zuiden daarentegen kan een verschil in ligging van eenige honderden kilometers reeds een groote verandering in de vogelfauna teweegbrengen. Het bewegensvermogen van een Vogel is niet evenredig aan de grootte van zijn verbreidingskring: zeer goede vliegers kunnen tot een betrekkelijk klein gebied beperkt zijn, terwijl Vogels met minder goede vliegwerktuigen een veel grootere verbreiding kunnen hebben. Ook de reizen, die op geregelde tijden ondernomen worden, het trekken en het zwerven der Vogels, dragen, zooals ons later zal blijken, niet bij tot het vergrooten van hunne verbreidingskringen.
Читать дальшеИнтервал:
Закладка:
Похожие книги на «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.