Alfred Brehm - Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5 - De Amphibiën
Здесь есть возможность читать онлайн «Alfred Brehm - Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5 - De Amphibiën» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: Природа и животные, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5: De Amphibiën
- Автор:
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:нет данных
- Рейтинг книги:3 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 60
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5: De Amphibiën: краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5: De Amphibiën»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5: De Amphibiën — читать онлайн ознакомительный отрывок
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5: De Amphibiën», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
Tusschen de gedaantewisseling en de voeding bestaat een zeker verband. Alle Amphibiën leven van roof; de buit, dien zij najagen, verschilt in verband met den leeftijd. De larven voeden zich in haar vroegste jeugd met allerlei kleine dieren. Zoodra de gedaantewisseling afgeloopen is, maken zij jacht op al wat leeft en zich beweegt, op dieren uit verschillende klassen en hoofdafdeelingen, op Wormen, Gelede en Gewervelde Dieren; sommige vervolgen zwemmend hun buit, andere trachten hem na een sprong met de snel naar buitengeslingerde tong te vangen. Zij sparen niet eens hunne soortgenooten of verwanten, maar verslinden deze even gretig als ieder ander dier, dat zij kunnen overweldigen. Men heeft opgemerkt, dat enkele soorten van Vorschen bij voorkeur andere leden van hun orde vangen en tot spijs gebruiken. Naarmate de temperatuur stijgt neemt hun eetlust toe, evenals bij de Reptiliën. In de zomer- en herfstmaanden zijn de inheemsche Amphibiën zeer vraatzuchtig; in de lente eten zij weinig, hoewel men wegens den voorafgaanden winterslaap het tegendeel zou verwachten.
Na het ontwaken uit den winterslaap vangt de voortplantingsperiode aan. Zoodra de eieren gelegd zijn, gaan mannetjes en wijfjes hun eigen gang. Die welke op het land leven, verlaten het water, de Landkikvorschen verspreiden zich over de akkers en weiden, de Boomkikkers klauteren in de kronen der boomen, de Salamanders begeven zich naar hun jachtgebied, alle beginnen hun eenvormig zomerleven, waarin zij oogenschijnlijk zooveel behagen scheppen. De winterkoude, in de tropische gewesten de droogte, maakt een einde aan de pret, door allen te dwingen een schuilplaats op te zoeken, waar zij gedurende het ongunstige seizoen in schijndooden toestand verkeeren.
Het eerste levenstijdperk van de Amphibiën is schielijk afgeloopen; slechts weinige weken worden vereischt voor de ontwikkeling van de larve tot een volkomen dier; daarna heeft de groei echter zeer langzaam plaats. De Kikvorschen zijn meestal eerst in hun 4e of 5e levensjaar voor de voortplanting geschikt; zij nemen dan nog steeds in omvang toe en bereiken misschien eerst op 10- à 12-jarigen leeftijd hun definitieve grootte. Bij de Salamanders houdt de groei nog langer aan; bij den Reuzensalamander van Japan tot op 30-jarigen of hoogeren ouderdom. In verband met dezen langzamen groei staat de lange levensduur; de Amphibiën, die aan een gewelddadigen dood ontkomen, worden zeer oud, zelfs in omstandigheden, die voor ieder ander dier noodlottig zouden zijn. Uit het leven van Padden in gesloten holen blijkt, dat zij taaier zijn dan alle overige Gewervelde Dieren. Enkele Amphibiën, o. a. de Salamanders ondervinden weinig nadeel van verwondingen, die andere Gewervelde Dieren stellig niet te boven zouden komen.
De Amphibiën worden uit blinde onkunde door vele menschen nog altijd op onverantwoordelijke wijze vervolgd en gedood, hoewel geen dezer dieren werkelijk schade aanricht of het vermogen bezit om ons kwaad te doen. Volkomen ongegrond zijn de afkeer en de vrees, die zelfs zoogenaamd ontwikkelde personen voor hen gevoelen. De verstandige tuinman beschermt en behoedt de Padden, de Engelschen koopen ze zelfs bij honderden op, om hunne tuinen van allerlei schadelijk gedierte te bevrijden, de onbeschaafde (of althans onwetende) mensch daarentegen doodt dit „leelijke” dier, waar hij het ook vindt. Voor alle Amphibiën gevoelt ieder, die de natuur waarneemt, de vriendschap en genegenheid, die vrij algemeen uitsluitend aan de Kikvorschen worden betoond, ofschoon de overige leden der klasse haar in dezelfde mate verdienen. Het slijm, dat door hun huid wordt afgescheiden, beschut vele Amphibiën tegen de meeste roofdieren; zij, die geen vergiftige huid als middel tot het afweren van vijanden bezitten, vallen aan een ontzaglijk groot aantal zeer verschillende dieren ten buit. Zelfs de mensch beschouwt de achterboutjes van eenige soorten van Kikvorschen als een smakelijk gerecht. Een geluk is het voor hun geslacht en misschien ook voor ons, dat een buitengewoon snelle vermenigvuldiging alle op deze wijzen geleden verliezen spoedig weder aanvult!
EERSTE ORDE
DE VORSCHEN (Ecaudata)
Ieder die een Kikvorsch aandachtig bekeken heeft, kent alle leden van de eerste orde der Amphibiënklasse. De verschillen van lichaamsbouw, die in deze orde voorkomen, hoewel niet gering of onbelangrijk, gaan nimmer zoo ver, dat het mogelijk zou zijn een Vorsch of Staartelooze Amphibie met een Salamander te verwarren. Een plompe, eivormige of bijna vierhoekige romp, welks verbinding met den plat gedrukten, breeden, aan den snuit spits toeloopenden of afgeronden, wijdmondigen kop op zulk een wijze tot stand komt, dat men geen hals kan onderscheiden, vier goed ontwikkelde ledematen en een meer of minder gladde, naakte, glibberige huid zijn de uitwendige kenteekenen van alle leden der eerste orde. De oogen zijn betrekkelijk groot en zeer beweeglijk; de neusgaten kunnen meestal door eigenaardige kleppen gesloten worden; de gehoororganen zijn groot en kenbaar aan het trommelvlies, dat aan de oppervlakte gelegen is. Tusschen de geslachten en soorten bestaat een niet onbelangrijk verschil, wat het maaksel der pooten, de gladheid en de dikte der huid, de aanwezigheid en de verdeeling der slijm- of gif-uitzweetende klieren betreft.
Het geraamte is hoogst eenvoudig van samenstelling. De kop is van boven naar onderen sterk samengedrukt, de hals, strikt genomen, slechts aangeduid; de wervelkolom bestaat gewoonlijk uit 7, zelden uit 6 wervels; het heiligbeen is een rolvormig of plat driehoekig been geworden, waarmede van achteren een in ’t middenvlak gelegen, lang, staafvormig staartbeen en aan weerszijden een eveneens langwerpig heupbeen verbonden is; de gordel van de voorste ledematen is kraakbeenig en hangt uitsluitend door weeke deelen met de wervelkolom samen; ribben zijn niet aanwezig behalve bij de familie der Schijftongigen. Kleine, haakvormige tanden zijn op de bovenkaaksbeenderen in den regel, op de ploegschaarbeenderen dikwijls, op de gehemelte- en de onderkaaksbeenderen bij uitzondering aanwezig. De zelden ontbrekende tong is slechts bij enkele soorten over haar geheele lengte met den bodem van de mondholte vergroeid, bij de meeste alleen met het voorste gedeelte vastgehecht dicht bij de plaats, waar de beide onderkaakshelften zich vereenigen; het achterste deel van dit orgaan is vrij, zoodat het buiten den mond geworpen kan worden. Bijna alle hebben zeer groote, zakvormige longen en een goed ontwikkeld, wijd strottenhoofd, dat dikwijls nog door eigenaardige keelblazen of klankholten geholpen wordt bij het voortbrengen van een luide, klankrijke stem. De hersenen hebben in verhouding tot de geringe grootte van het lichaam een aanzienlijken omvang.
De Vorschen zijn over de geheele wereld, met uitzondering van de poolgewesten, verbreid; zij ontbreken in geen der werelddeelen en op geen der hoogtegordels; in de keerkringsgewesten bereikt deze groep haar hoogste ontwikkeling. Minder dan andere Amphibiën zijn zij aan bepaalde terreinen gebonden, daar de inrichting van hun lichaam hen tot allerlei bewegingen in staat stelt. Verreweg de meeste Vorschen blijven niet wonen in het water, waarin zij hun jeugd doorbrachten, maar verbreiden zich in den omtrek, zij het dan ook binnen een beperkten kring, welke steeds voldoen moet aan de voorwaarde, dat zij er de vochtigheid vinden, die voor haar bestaan volstrekt noodig is. Hunne verblijfplaatsen zijn zoo verschillend als die van eenig Amphibie kunnen zijn. Zij komen overal voor, waar zij geschikte schuilplaatsen kunnen vinden en in de gelegenheid zijn om voedsel, vooral Insecten, te verkrijgen. Hun zomerleven onderscheidt zich echter aanmerkelijk van hun leven gedurende het ongunstige jaargetijde, om ’t even, of dit door daling van de temperatuur of vermindering van den vochtigheidstoestand voor hen ongunstig wordt. Hier te lande verschuilen verscheidene soorten zich voor het einde van den herfst in het slijk van poelen en plassen, waar zij gedurende het koude jaargetijde in een op den dood gelijkenden slaap verkeeren. In zuidelijke landen dwingt de droogte hen eveneens zich te verbergen. Gezelligheid is een grondtrek van het karakter van alle bij of in het water levende Vorschen; er ontstaat echter tusschen hen nooit eenig verband, zooals bij de hoogere Gewervelde Dieren. Gelede Dieren, Wormen en Slakken maken haar liefste voedsel uit; ook vischkuit en kleine vischjes dienen hun tot spijs; de grootste vertegenwoordigers van de orde wagen het zelfs kleine Zoogdieren en Vogels aan te vallen. Enkele Boomkikkers voeden zich bijna uitsluitend met andere Amphibiën en wel vooral met leden van hun eigen familie.
Читать дальшеИнтервал:
Закладка:
Похожие книги на «Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5: De Amphibiën»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5: De Amphibiën» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «Het Leven der Dieren. Deel 3, Hoofdstuk 5: De Amphibiën» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.