Trevize beefde bijna van intens verlangen om zich duidelijk te maken. ‘Begrijpen jullie dat?’ herhaalde hij.
Pelorat zei: ‘Jawel, ouwe makker, maar als de advocaat van de duivel…’
‘Ja, ja, ga je gang.’
‘Moet ik zeggen dat de mens werkelijk de enige intelligentie in de Galaxis is?’
‘Robots?’ vroeg Blits. ‘Gaia?’
Pelorat dacht daar even over na en zei toen aarzelend: ‘Robots hebben geen rol van betekenis in de geschiedenis van de mens gespeeld sinds de verdwijning van de Ruimters. Gaia speelt pas sinds heel kort een belangrijke rol. Robots zijn een schepping van de mens en Gaia is een schepping van robots. En zowel robots als Gaia, hebben in zoverre zij aan de Drie Wetten gebonden zijn, geen andere keus dan zich aan de menselijke wil over te geven. Ondanks de twintigduizend jaar die Daneel gezwoegd heeft en de lange ontwikkeling van Gaia, kon een enkel woord van Golan Trevize, een menselijk wezen, een einde maken aan zowel die ontwikkeling, als aan dat gezwoeg. Daaruit concludeer ik dat de mensheid de enige significante intelligente soort is in de Galaxis, en psychohistorie blijft daarom recht overeind.’
‘De enige vorm van intelligentie in de Galaxis,’ herhaalde Trevize langzaam. ‘Daar ben ik het mee eens. Maar we spreken zo vaak over de Galaxis dat we ons bijna niet meer kunnen indenken dat dit niet alles is. De Galaxis, onze Melkweg, is het Universum niet. Er zijn nog andere Melkwegen.’’
Pelorat en Blits werden onrustig. Daneel luisterde met ernstige minzaamheid toe en zijn hand streelde langzaam Falloms haar.
Trevize zei: ‘Luister nog een keer. Vlak achter de Galaxis bevindt zich de Magellaanse Wolk waar nog nooit een menselijk schip is geweest. En daarachter zijn weer kleine melkwegen en niet zo erg ver weg is de gigantische Andromeda Melkweg, die groter is dan onze Galaxis. En dan zijn er nog miljarden andere melkwegen.
Onze eigen Galaxis heeft maar één soort opgeleverd met een intelligentie die voldoende groot is om een technologische maatschappij te bouwen, maar wat weten wij van de andere melkwegen? Die van ons is misschien een uitzondering. In sommige van die andere — misschien wel in allemaal — kunnen zich talloze elkaar bestrijdende intelligenties bevinden die voor ons onbegrijpelijk zijn. Misschien worden ze momenteel beziggehouden door hun onderlinge gekrakeel. Maar wat gebeurt er als in een Galaxis één soort de overhand krijgt en als die het in zijn hoofd krijgt om naar andere melkwegen te gaan.
Hyperruimtelijk gesproken is de Galaxis een punt; en dat is ook het hele Universum. We hebben nog geen andere Galaxis opgezocht en voor zover wij weten hebben wij nog nooit bezoek gehad van een andere intelligentie van buiten de Galaxis. Maar aan die situatie kan op een dag een einde komen. En als die invasie komt, zien ze gegarandeerd mensen in strijd met andere mensen. Wij hebben zolang alleen maar elkaar te bevechten gehad dat wij een dergelijke familieruzie de gewoonste zaak van de wereld vinden. Een indringer die ons aldus verdeeld aantreft, zal ons overheersen, zal ons vernietigen. De enige afdoende verdediging is Galaxia dat niet tegen zichzelf opgezet kan worden en dat met maximaal vermogen een indringer kan weren.’
Blits zei: ‘Je hebt een angstaanjagend beeld geschetst. Hebben we nog wel tijd om Galaxia te vormen?’
Trevize keek op alsof hij door de dikke buitenlaag van maangesteente wilde kijken, de ruimte in; alsof hij zich wilde dwingen om die verre melkwegen te zien die traag door de onvoorstelbare grootheid van de ruimte wentelden.
Hij zei: ‘In de hele menselijke geschiedenis heeft geen andere intelligentie zich aan ons kenbaar gemaakt, naar wij weten. Dit hoeft nog maar een paar eeuwen te duren, wellicht niet meer dan een tienduizendste van de tijd dat de menselijke beschaving al heeft bestaan. En dan zullen we veilig zijn. Per slot,’ en hier voelde Trevize plotseling onzekerheid knagen, maar hij zette deze gedachte terstond van zich af, ‘is het ook weer niet zo dat de vijand al in ons midden verkeert.’
En hij keek niet omlaag naar de peinzende ogen van Fallom — hermafrodiet, transductief, anders — die met een onpeilbare blik op hem rustten.