‘Wat bedoel je?’ vroeg Berta. Haar poging tot onverschilligheid werd gelogenstraft door de trilling in haar stem. ‘Wat is dat toch?’ vroeg ze, toen het gejammer luider en dwingender werd.
‘Dat is waarschijnlijk de geest van een baby die is achtergelaten om te sterven,’ zei Thóra kalm. ‘Of van een familielid van jou, de kleine Kristín. Ik meen dat je grootmoeder haar al eens heeft gezien.’ Thóra vertrouwde op Lára’s warrige verslag van Málfrídurs droom, waarin Kristín kennelijk aan haar was verschenen. ‘Kom maar,’ zei ze, ‘we kunnen beter naar binnen gaan dan dat we hier buiten blijven staan wachten tot die geest drie keer om ons heen is gekropen. Volgens mij heeft ze dat al één keer gedaan.’
Berta wierp Thóra een koortsachtige blik toe. Ze was doodsbleek en haar ogen waren rooddoorlopen. ‘Hoe hebben ze Kristín gevonden?’ prevelde ze.
‘Dat doet er nu niet toe,’ zei Thóra. ‘Het moest er een keer van komen en nu is het dan eindelijk gebeurd. Je zult de gevolgen onder ogen moeten zien.’
‘Mama en ik zullen alles kwijtraken,’ zei Berta opeens. Thóra wist niet of ze tegen haar stond te praten of tegen zichzelf. ‘En Steini ook. Het huis waar hij woont is van ons. Zijn ouders hebben hun huis verkocht en zijn naar Reykjavík verhuisd. Nu zal hij weer bij hen moeten intrekken.’ Ze staarde in de mist en slaakte een diepe zucht.
Thóra zag kleine zweetdruppeltjes op haar voorhoofd en slapen. Het gejammer verflauwde en verdween toen helemaal. Berta leek een beetje te kalmeren.
‘Je kunt ergere dingen verliezen dan je bezittingen,’ zei Thóra. Ze kon niet nalaten eraan toe te voegen: ‘Je leven, bijvoorbeeld.’
Nu keek Berta haar aan. ‘Birna verdiende het niet te leven en Eiríkur evenmin. Het waren geen aardige mensen. Zij chanteerde die oude man en Eiríkur probeerde mij af te persen. Hij belde me op en zei dat hij me de seance had zien verlaten. Hij zei dat hij het aan mama zou vertellen en haar zou dwingen hem te betalen om zijn mond te houden. Hij dacht dat wij stinkend rijk waren omdat we hier land en huizen bezitten. Ik sprak met hem af bij de stallen en… de rest weet je.’
‘Ja, helaas wel,’ zei Thóra. Ze vroeg zich af hoe het meisje zo’n normale, verstandige indruk kon maken, terwijl ze duidelijk gestoord was. ‘Ik heb Birna’s lijkschouwingsrapport gelezen. Daarin stond dat ze herhaaldelijk met een steen in haar gezicht was geslagen. Hoopte je soms dat ze haar dan niet zouden kunnen identificeren?’
‘Nee,’ zei Berta zacht. ‘Ik wilde haar op haar achterhoofd slaan, maar ze draaide zich te snel om en toen raakte ik haar in het gezicht. Ze moet me hebben horen aankomen. Ik wilde het laten lijken alsof ze met haar hoofd tegen de rotsen was gebeukt terwijl ze werd verkracht, maar toen ik haar eenmaal in haar gezicht had geslagen kon dat niet meer. Ik had het allemaal zo zorgvuldig gepland. Ik had de dag van de seance gekozen en ervoor gezorgd dat ik daar door verschillende mensen werd gezien. Ik ging achter in de zaal zitten en op het moment dat iedereen alleen nog maar aandacht had voor het medium ben ik weggeglipt en heb ik de kano gebruikt om snel bij de inham te komen. Sóldís had me over die boot verteld en ik wist dat de eigenaar niet lang meer zou blijven, dus ik kon niet veel langer wachten.’ Ze klemde haar kaken op elkaar. ‘Sóldís is een kletskous. Dat Jónas slaappillen had wist ik van haar en ook dat hij de gewoonte had zijn mobiele telefoon overal te laten rondslingeren. Ze vertelde me ook wat de sekstherapeute allemaal verkocht en verder nog allerlei andere dingen die ik goed kon gebruiken.’ Berta zuchtte en haar ogen vulden zich met tranen. ‘Ik wist zeker dat het allemaal perfect zou verlopen, maar toen ging het toch nog mis. Na die eerste klap was Birna nog niet dood, dus moest ik haar nog een keer slaan en nog een keer. En nog eens.’ Ze keek naar haar voeten. ‘Ik dacht dat ik over mijn nek zou gaan toen de zeemeeuwen omlaag doken.’
Thóra voelde haar eigen maag ook omdraaien, maar ze vermande zich en bleef doorpraten. Dit was waarschijnlijk haar enige kans om het meisje te spreken. ‘Waarom heb je spelden in hun voetzolen gestoken?’
‘Ik wilde zeker weten dat hun geest niet zou gaan ronddolen. Daar schiet niemand iets mee op, de overledenen niet, maar ook de levenden niet,’ zei Berta, die eruitzag alsof ze op het punt stond flauw te vallen.
‘Gaat het een beetje?’ vroeg Thóra bezorgd. ‘Wat deed je eigenlijk daarbinnen?’ Thóra vroeg zich af of ze iets had ingenomen. Toen drong het tot haar door dat het was omdat het meisje haar leven zag instorten.
‘Ik heb er die pillen verstopt,’ zei Berta toonloos. ‘Ik hoopte dat het de verdenking op Bergur en Rósa zou werpen als Jónas werd vrijgelaten. Ik was bang dat de politie erachter zou komen dat Jónas niet degene is geweest die Birna dat sms’je heeft gestuurd.’ Ze zuchtte en keek naar Thóra op. ‘Ik heb zijn mobieltje gestolen. Toen ik eenmaal had besloten hoe ik het zou gaan doen, was het allemaal zo gemakkelijk. Ik moest Birna tegenhouden. Ze wilde niet naar me luisteren toen ik haar vertelde dat het de verkeerde plek was om te gaan bouwen. Als ze gewoon had gedaan wat ik zei, was er niets aan de hand geweest.’ Berta aarzelde even en zei toen: ‘Ik heb het voor Steini gedaan.’ Thóra wist niet of het meisje zich tegenover haar trachtte te rechtvaardigen of tegenover zichzelf. ‘Het was het minste wat ik voor hem kon doen. Wat hem is overkomen was mijn schuld — ik heb hem op de avond van het ongeluk gebeld om te vragen of hij me kwam ophalen. Nu voelt hij zich rot omdat hij denkt dat het zijn schuld is dat ik het heb gedaan en vraagt hij me voortdurend hem te vergeven. Maar het was mijn eigen beslissing om dit voor hem te doen, dus er valt niets te vergeven. Ik heb het alleen voor Steini gedaan.’ Ze zakte op de grond.
‘Denk je dat echt?’ zei Thóra, terwijl ze het meisje overeind hielp. ‘Ik betwijfel het ten zeerste.’ Ze liepen samen naar de hoeve, Thóra met een arm om Berta heen geslagen zodat ze niet weer zou vallen.
Nog één keer hoorden ze het klaaglijke huilen, maar toen hield het plotseling op. Tegen de tijd dat ze het trapje naar de voordeur beklommen, voelde Thóra zich niet bepaald op haar gemak en stond het meisje te trillen als een espenblad. Terwijl ze aanbelde, keek Thóra over haar schouder en hoopte dat er snel zou worden opengedaan. Toen de deur openging, stond Rósa daar. Ze zei niets, maar keek langs hen heen. Thóra keek om, en verwachtte half een spookachtig kind te zullen zien dat zich moeizaam met één arm de treden op sleepte.
‘Gulli!’ riep Rósa. ‘Daar ben je, stoute kat. Waar heb je gezeten?’ Op het moment dat zij de deur had opengedaan was het huilen weer begonnen, en nu ze ophield met praten stopte het weer. ‘Poes, poes!’ riep ze met een vleiend, hoog stemgeluid. ‘Kom hier, malle kat!’ Een rode kater kwam op zijn gemak naar de voordeur gekuierd.
Zondag, 18 juni 2006
De limonade uit de minibar was duur, maar wat Thóra betreft was het elke cent waard. Ze zette het blikje neer en trok de dikke witte badjas dichter om zich heen. Ze liep naar het raam van haar kamer, trok de gordijnen een heel klein stukje open en keek uit over het Austurvöllurplein. Er waren niet veel mensen op de been en de paar die er wel rondliepen waren zo te zien de laatste achterblijvers van de festiviteiten van de vorige avond. Thóra glimlachte. Ze liet het gordijn terugvallen en liep terug naar het bed, waar Matthew lag te slapen. Nu ze eindelijk iemand had ontmoet die niet gescheiden, geen alcoholist en geen sportfanaat was en ook niet aan grootheidswaanzin leed, moest zij natuurlijk weer de pech hebben dat hij een buitenlander was die waarschijnlijk nooit in IJsland zou willen wonen.
Читать дальше