Georg Ebers - Klea en Irene - roman

Здесь есть возможность читать онлайн «Georg Ebers - Klea en Irene - roman» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Klea en Irene: roman: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Klea en Irene: roman»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Klea en Irene: roman — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Klea en Irene: roman», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

»We gaan al,” zeide de man in de bonte kleeding, met eene pieperige vrouwenstem. »Wat blijft een mensch, dien kwajongens uit eene veilige schuilplaats met vuilnis werpen, anders over dan zich te verwijderen.”

»Kom, ga maar heen,” zeide hij lachend, wien deze beschimping gold, »en als gij er lust in hebt, groote Eulaeus, dadelijk tot naar Samothrace 4 4 Eiland in het noorden van de Aegeïsche zee. . Den weg zult gij nog wel niet vergeten zijn, sedert gij den koning hebt geraden met zijne schatten daarheen te vluchten. Wanneer ge echter vreezen mocht dien alleen niet te kunnen vinden, dan kan ik u dien tolk en gids daar aanbevelen, om hem u te wijzen.”

De eunuuch Eulaeus, een aanzienlijk raadsheer van koning Ptolemaeus, dien men Philometor, d. i. den moederlievende noemde, verbleekte hij deze woorden, wierp den ouden een gramstorigen blik toe en gaf den jongen Romein een wenk. Deze had echter geen zin om hem te volgen, want de knorrige zonderling beviel hem, misschien wel omdat hij bemerkte, dat zijn persoon den ouden man, die anders niet schroomde zijne ontevredenheid te uiten, welgevallig was. Bovendien had hij aan diens oordeel over de mannen, die hem begeleidden, niets toe te voegen. Daarom keerde hij zich naar den eunuuch en zeide beleefd: »Ontvang mijn dank voor uw geleide, en laat u niet langer om mijnentwil van gewichtiger bezigheden afhouden.”

Eulaeus boog en antwoordde: »Ik weet wat mijn plicht is. De koning heeft u aan mijne leiding toevertrouwd. Veroorloof mij daar ginds onder dien acacia op u te wachten.”

Toen nu de eunuuch met den gids zich verwijderde in de richting van het groene boschje, hoopte Irene eindelijk gelegenheid te hebben, tot het doen van haar verzoek. Maar de Romein was voor de cel van den oude blijven staan, en had een gesprek met hem aangeknoopt, dat zij niet durfde storen. Met een stillen zucht plaatste zij het haar toevertrouwde bord met het brood en de dadels op een uitstekenden steen aan hare zijde, ging met de armen en de beenen over elkander gekruist tegen den wand leunen en spitste hare ooren om te luisteren.

»Ik ben geen Griek,” zeide de jongeling, »en gij dwaalt, als gij meent, dat ik uit nieuwsgierigheid naar Egypte ben gereisd en tot u gekomen.”

»Doch wie den tempel binnengaat,” hernam de andere, hem in de rede vallende, »enkel om te bidden, die kiest zich geen Eulaeus, zou ik meenen, geen paar als die twee, die daar onder den acacia geen zegen over uw hoofd zullen afsmeeken, tot zijne geleiders. Ik zou ten minste, als ik een dief was, niet met dezen uitgaan om te stelen. Wat dreef u naar den tempel van Serapis?”

»Thans mag ik op mijne beurt u van nieuwsgierigheid betichten.”

»Nu ja,” riep de grijskop. »Als eerlijk koopman neem ik de munt aan, waarmede ikzelf gaarne betaal. Komt gij dan om u een droom te laten uitleggen, of om daarboven in den tempel te slapen en een droomgezicht te ontvangen?”

»Zie ik er dan zoo slaperig uit,” vroeg de Romein, »als wilde ik, een uur na zonsopgang, weder naar bed gaan?”

»Het zou ook kunnen zijn,” riep de kluizenaar, »dat voor u de dag van gisteren eigenlijk nog niet om is, en dat het u, op het einde van een gastmaal, was ingevallen, ons een bezoek te brengen, en bij Serapis uw hoofdpijn uit te slapen.”

»Er schijnt u toch nog al wat ter oore te komen, van hetgeen er buiten deze muren voorvalt,” gaf de Romein hem ten antwoord. »Als ik u op de straat tegenkwam, zou ik u wel voor een schipper kunnen houden, of voor een bouwmeester, die over vele weerspannige arbeiders te gebieden heeft. Na alles wat men mij in Athene en hier van u en uws gelijken vertelde, had ik mij eene andere voorstelling van u gevormd.”

»Welke dan?” vroeg Serapion lachend. »Ik vraag dit, op gevaar af van nog eens voor nieuwsgierig gehouden te worden.”

»Ik zou u wel willen antwoorden,” hernam de ander, »maar als ik u de volle waarheid zeg, dan stel ik mij bloot aan een nog grooter gevaar, van namelijk door u even onvriendelijk weggestuurd te worden, als mijn arme gids daarginds.”

»Spreek maar,” antwoordde de grijskop, »voor verschillende lijven heb ik ook verschillende kleedingstukken, en niet het slechtste voor hem, die mij vergast op het zeldzaam gerecht van waarheid. Maar eer ge mij uwe bittere spijzen te proeven geeft, moet ge mij zeggen, hoe gij heet.”

»Wil ik den gids roepen?” vroeg de Romein met schalkschen lach. »Die kan u eene beschrijving geven van mijn persoon, en u de geheele geschiedenis van mijn huis vertellen. Doch ik wil u niet boos maken: ik heet Publius.”

»Zoo heet althans éen op de drie van uwe landslieden.”

»Ik ben van het geslacht der Cornelii, en wel van de familie der Scipio’s,” antwoordde de jonkman met zachte stem, als wilde hij zelfs den schijn vermijden van met zijn aanzienlijken naam te pronken.

»Ge zijt dus een voornaam, een zeer groot heer,” zeide de kluizenaar, terwijl hij eene buiging maakte van uit zijne cel. »Trouwens dat wist ik wel van te voren, want alleen een edelman gaat op uwe jaren met zulk een vasten stap, ofschoon de stevige beenen op zulke teedere enkels rusten. Dus Publius Cornelius…”

»Genoeg, noem mij Scipio, of nog liever bij mijn voornaam Publius,” verzocht de jonkman. »Gij zelf heet Serapion, en ik wil u thans zeggen, wat gij omtrent mij wenscht te weten. Toen men mij vertelde, dat zich in dezen tempel lieden bevonden, die zich in kleine vertrekken lieten opsluiten, om ze nimmer te verlaten, maar zich alleen met hunne droomen bezig te houden en in stille overpeinzing te leven, dacht ik dat zij zwakhoofden moesten zijn of gekken, of beiden tegelijk.”

»Goed zoo,” zeide Serapion hem in de rede vallende, »aan eene vierde mogelijkheid hebt gij dus niet gedacht. Maar als zich nu eens onder dezen mannen bevonden, die men tegen hun wil houdt opgesloten, en als ik eens juist tot die soort van gevangenen behoorde? Ik heb u allerlei dingen gevraagd, en ge zijt mij het antwoord niet schuldig gebleven, daarom moogt gij nu ook weten, hoe ik in deze ellendige kooi kom, en waarom ik daarin blijf. Ik ben van goeden huize, want mijn vader was opzichter van de koornschuur dezes tempels en van Macedonische afkomst; mijne moeder was echter eene Egyptische. Die moeder heeft mij ter kwader ure ter wereld gebracht, op den zeven-en-twintigsten van de maand Paophi 5 5 September. , dus op den dag die in de heilige boeken een ongeluksdag wordt genoemd, en dat men het kind, op dien dag geboren, opgesloten moet houden, daar het anders door een slangenbeet zal sterven. Tengevolge dezer onheilspellende uitspraak, zijn velen, die op denzelfden dag geboren zijn, vroeger reeds, even als ik, in zulk eene kooi opgesloten. Mijn vader had mij gaarne de vrijheid gegund, maar mijn oom, een horoscoop in den tempel van Ptah, die op mijne moeder een onbeperkten invloed had, benevens zijne vrienden, ontdekten nog meer slechte voorteekenen aan mij; zij lazen in de sterren, dat mij allerlei onheil wachtte op mijn levensweg; zij verzekerden dat de Hathors niets dan kwaad over mij beschoren hadden, en hielden zoolang bij hem aan, tot men mij – wij woonden beneden in Memphis – voor de kluizenaarscel bestemde. Ik dank deze ellende aan mijne eigene moeder, die uit louter liefde voor mij dit lot heeft gekozen. Gij ziet mij vragend aan, jonkman; het leven zal ook u wel leeren, dat de ergste haat tegen iemand gericht hem dikwijls meer baat, dan blinde teederheid die de perken te buiten gaat. Lezen, schrijven en wat men gewoon is priesterzonen te onderwijzen, dat alles heb ik geleerd, maar nimmer heb ik geleerd mij geduldig in mijn lot te schikken. Toen ik geen baardelooze knaap meer was, is het mij gelukt vrij te komen, en heb ik overal in de wereld rondgezworven. Ik ben te Rome geweest, te Karthago en in Syrië. Eindelijk kreeg ik weder lust uit den Nijl te drinken, en keerde ik naar Egypte terug. Waarom? Omdat het mij, dwaas, dikwijls toescheen, dat water en brood mij in mijne gevangenschap in het vaderland beter hadden gesmaakt, dan koek en wijn terwijl ik vrij was in den vreemde.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Klea en Irene: roman»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Klea en Irene: roman» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Klea en Irene: roman»

Обсуждение, отзывы о книге «Klea en Irene: roman» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x