Victor Hugo - De Ellendigen (Deel 4 van 5)
Здесь есть возможность читать онлайн «Victor Hugo - De Ellendigen (Deel 4 van 5)» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: literature_19, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:De Ellendigen (Deel 4 van 5)
- Автор:
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:нет данных
- Рейтинг книги:5 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 100
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
De Ellendigen (Deel 4 van 5): краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «De Ellendigen (Deel 4 van 5)»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
De Ellendigen (Deel 4 van 5) — читать онлайн ознакомительный отрывок
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «De Ellendigen (Deel 4 van 5)», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
„Dus is alles geregeld,” zei Courfeyrac.
„Neen.”
„Wat is er nog?”
„Iets zeer gewichtigs.”
„Wat?” vroeg Combeferre.
„De barrière du Maine,” antwoordde Enjolras.
Enjolras bleef een oogenblik als in gedachten verdiept; toen hernam hij:
„Aan de barrière du Maine zijn steenhouwers, schilders, werklieden der beeldhouwers-ateliers. Zij zijn vol geestdrift, maar aan een spoedige verkoeling onderhevig. Ik weet niet wat zij sinds eenigen tijd hebben. Zij denken aan iets anders. Zij verdooven, zij brengen hun tijd met het dominospelen door. ’t Is noodzakelijk, dat men hen ga spreken en opwekken. Zij vereenigen zich bij Richefeu. Men kan ze er tusschen twaalf en één ure ’s middags vinden. Die asch moet aangeblazen worden. Ik had hiervoor op dien verstrooiden Marius gerekend, die overigens zeer goed is, maar hij komt niet meer. Ik heb iemand noodig voor de barrière du Maine; maar heb niemand.”
„En ik ben er,” zei Grantaire.
„Gij?”
„Ik.”
„Gij zoudt republikeinen willen leeren! gij, in naam der beginselen, verkoelde harten verwarmen!”
„Waarom niet?”
„Zoudt gij tot iets deugen?”
„Ik maak er eenigszins aanspraak op,” zei Grantaire.
„Gij gelooft aan niets.”
„Ik geloof aan u.”
„Wilt ge mij een dienst doen, Grantaire?”
„Alles, uw laarzen poetsen.”
„Nu, bemoei u dan niet met onze zaken. Slaap uw absinth uit.”
„Ge zijt ondankbaar, Enjolras.”
„Zoudt gij de man zijn om naar de barrière du Maine te gaan? Zoudt ge er toe in staat zijn?”
„Ik ben in staat dien weg af te leggen; mijn schoenen zijn er ook toe in staat.”
„Kent gij de vrienden die bij Richefeu komen?”
„Niet veel. Wij zijn overigens zeer gemeenzaam met elkander.”
„Wat zult ge hun zeggen?”
„Ik zal hen van Robespierre spreken, van Danton, van de beginselen.”
„Gij!”
„Ik. Men laat mij geen gerechtigheid wedervaren. Als ik er mij toe zet, ben ik vreeselijk. Ik heb Prudhomme gelezen; ik ken het Contrat Social, ik ken de constitutie van het jaar II van buiten. „De vrijheid van den burger eindigt, waar de vrijheid van een ander burger begint.” Houdt ge mij voor een botterik? In mijn lade heb ik een oude assignaat. Ik weet van de rechten van den mensch, van de volkssouvereiniteit te spreken. Zes uren lang kan ik, met dit horloge in de hand, over de heerlijkste dingen redevoeren.”
„Wees ernstig,” zei Enjolras.
„Ik ben meer dan ernstig,” antwoordde Grantaire.
Enjolras dacht eenige oogenblikken en maakte een gebaar als iemand die een besluit heeft genomen.
„Grantaire,” zeide hij ernstig, „ik zal u op de proef stellen. Ga naar de barrière du Maine.”
Grantaire woonde in de nabijheid van het koffiehuis Musain.
Hij ging; maar kwam vijf minuten later terug. Hij was even te huis geweest om een vest à la Robespierre aan te doen.
„Rood,” zeide hij binnenkomende en Enjolras strak aanschouwende.
En met forsche hand drukte hij het roode vest tegen zijn borst.
Toen Enjolras naderde, fluisterde hij hem in:
„Wees gerust.”
En zijn hoed op het hoofd drukkende verwijderde hij zich.
Een kwartieruurs later was de achterkamer van het koffiehuis Musain verlaten. Al de vrienden van het A. B. C. waren, ieder op zijn eigen gelegenheid, naar hun werk gegaan. Enjolras, die voor zich de Cougourde had behouden was de laatste die heenging.
De leden van het genootschap der Cougourde van Aix, welke te Parijs waren, vereenigden zich toen op de vlakte van Issy, in een der talrijke verlaten steengroeven aan die zijde van Parijs.
Terwijl Enjolras zich naar die vereenigingsplaats begaf, sloeg hij bij zich zelven een blik op den toestand: Dat de gebeurtenissen ernstig waren, was duidelijk. Wanneer de kenteekens eener maatschappelijke ziekte zich openbaren, kan ze onverwacht uitbreken. Enjolras zag een lichtschijn in de donkere wolken der toekomst. Wie weet? Het oogenblik naderde misschien. Welk een fraai schouwspel, het volk dat zijn recht herneemt! de revolutie die majestueus Frankrijk in bezit neemt en tot de wereld zegt: het vervolg morgen! Enjolras was tevreden. De oven werd heet. Hij had op dienzelfden tijd zijn vrienden in Parijs verspreid. In zijn gedachte schiep hij door de wijsgeerige welsprekendheid van Combeferre, de cosmopolitische geestdrift van Feuilly, de wegsleependheid van Courfeyrac, de vroolijkheid van Bahorel, de droefgeestigheid van Jean Prouvaire, de wetenschap van Joly, de spotternijen van Bossuet, een soort van electrisch geknetter, dat alom een weinig vuur vatte. Allen waren aan ’t werk. De uitkomst zou gewis aan de poging beantwoorden. ’t Was goed. Dit deed hem aan Grantaire denken. – De barrière du Maine, dacht hij, is niet ver uit mijn weg. Zoo ik tot Richefeu ging, om te zien wat Grantaire doet, en hoe ver hij is?
De klok van Vaugirard sloeg één uur, toen Enjolras in de kroeg van Richefeu aankwam. Hij opende de deur, trad binnen, kruiste de armen, terwijl de deur tegen zijn schouder dicht viel, en sloeg een blik door de kamer, die vol tafels, mannen en rook was.
Een stem klonk in dien nevel en werd levendig door een andere stem beantwoord. ’t Was Grantaire, die met een ander aan een marmeren tafeltje zat domino te spelen.
Boek II
Eponine
Eerste hoofdstuk
Het veld van de leeuwerik
Marius was getuige geweest der onverwachte ontknooping van de hinderlaag, op welker spoor hij Javert had gebracht; doch nauwelijks had Javert het oude huis verlaten en zijn gevangenen in drie rijtuigen medegenomen, of Marius ging insgelijks uit het huis. Het was eerst negen uren ’s avonds. Marius ging naar Courfeyrac. Courfeyrac was niet meer de bestendige bewoner van de latijnsche wijk; hij was, „om staatkundige redenen”, naar de straat la Verrerie verhuisd; deze wijk behoorde onder degene, waar de opstand zich het meest had gevestigd. Marius zeide tot Courfeyrac: Ik kom bij u slapen. Courfeyrac haalde een matras uit zijn bed, dat er twee had, legde ze op den grond en zeide: „Ziedaar.”
Den volgenden ochtend tegen zeven uren keerde Marius naar het oude huis terug, betaalde de huur en wat hij aan vrouw Bougon schuldig was, liet op een handkar zijn boeken, bed, tafel, commode en twee stoelen laden, en ging heen zonder zijn adres achter te laten, zoodat, toen Javert des morgens kwam, om Marius nopens de gebeurtenissen van den vorigen avond te ondervragen, hij slechts vrouw Bougon vond, die hem antwoordde: „Verhuisd!”
Vrouw Bougon hield zich zelve overtuigd, dat Marius min of meer een medeplichtige was van de dieven, die dien nacht gevangen waren. „Wie zou dat gezegd hebben?” riep zij bij de portierster in de buurt, „een jonge man, dien ge voor een meisje zoudt gehouden hebben.”
Marius had voor deze plotselinge verhuizing twee redenen gehad. De eerste was zijn afkeer van dit huis, waarin hij van zoo dichtbij de afzichtelijkste en wreedste ontwikkeling der maatschappelijke afschuwelijkheid had gezien, iets afschuwelijker nog dan den slechten rijke: den slechten arme. De tweede was, dat hij op geenerlei wijze in ’t proces wenschte gemengd te worden, ’t geen waarschijnlijk volgen zou, noch genoodzaakt zijn tegen Thénardier te getuigen.
Javert meende dat de jongeling, wiens naam hij niet onthouden had, bevreesd geweest en gevlucht was, of wellicht niet eens op ’t oogenblik der hinderlaag te huis was gekomen; hij deed evenwel eenige pogingen om hem weder te vinden, die echter vruchteloos waren.
Een maand verstreek, daarna een andere. Marius was nog altijd bij Courfeyrac. Hij had van een jong advocaat, die gewoon was het gerechtshof te bezoeken, vernomen, dat Thénardier in zijn gevangenis buiten toegang was. Alle Maandagen liet Marius voor Thénardier aan de griffie der gevangenis La Force vijf francs bezorgen.
Читать дальшеИнтервал:
Закладка:
Похожие книги на «De Ellendigen (Deel 4 van 5)»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «De Ellendigen (Deel 4 van 5)» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «De Ellendigen (Deel 4 van 5)» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.