Riley bestudeerde de grond naast de elektriciteitsmast en zag scherpe afdrukken in de aarde. “Het lijkt wel alsof hij een ladder heeft gebruikt,” zei ze.
“Ja, en we hebben de ladder gevonden,” zei Alford. “Kom, ik laat het je zien.” Alford leidde Riley en Lucy over het spoor heen en naar een verweerde opslagruimte, gemaakt van golfplaten. Er hing een gebroken slot aan de deur. “Je kunt zien hoe hij binnen is gekomen,” zei Alford. “Het was heel gemakkelijk. Met een betonschaar was het zo gepiept. Deze opslagruimte wordt niet veel gebruikt, alleen voor langdurige opslag. Niet erg goed beveiligd.”
Alford opende de deur en deed de tl-lampen aan. De ruimte was inderdaad bijna leeg, op een paar kratten na, die onder de spinnenwebben zaten. Alford wees naar een lange ladder die tegen de muur naast de deur stond. “Daar is de ladder,” zei hij. “We hebben verse modder aan de poten gevonden. De ladder hoort hier waarschijnlijk te staan, en de moordenaar wist ervan. Hij heeft ingebroken, de ladder naar buiten gesleept en is erop geklommen om de katrol te bevestigen. Toen hij het lichaam eenmaal had waar hij het wilde hebben, heeft hij de ladder teruggesleept. Daarna is hij weggereden.”
“Misschien heeft hij de katrol ook uit de opslagruimte gehaald,” stelde Lucy voor.
“De voorkant van deze opslagruimte is ’s nachts verlicht,” zei Alford. “Dus hij is brutaal, en ik durf te wedden dat hij snel is, al is hij niet erg sterk.”
Op dat moment klonk er een scherpe, luide knal buiten.
“Wat is dat?” riep Alford.
Riley wist meteen dat het een schot was.
Alford trok zijn wapen en stormde de opslagruimte uit. Riley en Lucy volgden hem met hun handen op hun eigen wapens. Buiten cirkelde er iets rond de mast waar het lichaam aan hing. Het maakte een regelmatig zoemend geluid.
De jonge agent Boyden had zijn pistool getrokken. Hij had net een schot afgevuurd naar de kleine drone die rond het lichaam cirkelde en stond klaar om nog een keer te vuren.
“Boyden, stop dat verdomde wapen weg!” schreeuwde Alford. Hij stak zijn eigen wapen in zijn holster.
Boyden draaide zich vol verbazing naar Alford om. En net op het moment dat hij zijn wapen opborg, steeg de drone op en vloog weg.
De chef was ziedend. “Wat ben je verdomme aan het doen, op die manier te schieten?” snauwde hij naar Boyden.
“De plaats delict beschermen,” zei Boyden. “Het is waarschijnlijk een blogger die foto’s neemt.”
“Misschien,” zei Alford. “En ik ben er net zomin blij mee. Maar het is verboden om die dingen neer te schieten. Trouwens, dit is bewoond gebied. Je zou beter moeten weten.”
Boyden liet zijn hoofd schaapachtig hangen. “Sorry, meneer,” zei hij.
Alford draaide zich naar Riley toe. “Drones, verdomme!” zei hij. “Ik haat de eenentwintigste eeuw. Agent Paige, zeg me alsjeblieft dat we het lichaam nu naar beneden kunnen halen.”
“Heb je meer foto’s dan wat ik gezien heb?” vroeg Riley.
“Heel veel, van ieder klein detail,” zei Alford. “Je kunt ze in mijn kantoor bekijken.”
Riley knikte. “Ik heb hier genoeg gezien. En je hebt goed werk geleverd, hoe je deze plek onder controle hebt gehouden. Ga je gang en haal haar naar beneden.”
Alford zei tegen Boyden: “Bel de lijkschouwer. Zeg tegen hem dat hij kan ophouden met duimen draaien.”
“Ja, chef,” zei Boyden, terwijl hij zijn mobiel pakte.
“Kom,” zei Alford tegen Riley en Lucy. Hij bracht hen naar zijn politieauto. Zodra ze ingestapt waren en wegreden, liet een agent hen door de wegversperring naar de hoofdstraat rijden.
Riley lette heel goed op de route. De moordenaar zou zijn voertuig langs deze zelfde route hebben gereden die zowel Boyden als Alford gebruikten. Er was geen andere weg naar het gebied tussen de opslagruimte en de spoorlijn. Iemand zou het voertuig van de moordenaar gezien kunnen hebben, al was het ze waarschijnlijk niet opgevallen.
Het politiebureau van Reedsport was niets anders dan een kleine stenen winkelpand midden in de hoofdstraat van het stadje. Alford, Riley en Lucy liepen naar binnen en gingen het kantoor van de chef in.
Alford legde een stapel dossiers op zijn bureau. “Dit is alles wat we hebben,” zei hij. “Het complete dossier van de oude zaak van vijf jaar geleden en alles van de moord van gisteravond.”
Riley en Lucy pakten allebei een dossier en begonnen erdoorheen te bladeren. Rileys aandacht werd door de foto’s van de eerste zaak getrokken.
De twee vrouwelijke slachtoffers waren even oud. De eerste had in een gevangenis gewerkt, waardoor ze tot op zekere hoogte een risico liep. Maar de tweede werd geacht een aanzienlijk kleiner risico te lopen. En er was geen aanwijzing dat ze regelmatig naar een bar of andere plek gingen die hen kwetsbaar zou maken. In beide zaken werden de vrouwen door degenen die ze kenden beschreven als vriendelijk, behulpzaam en heel gewoon. En toch moest er iets zijn wat de moordenaar specifiek in deze vrouwen aantrok.
“Heb je nog vorderingen gemaakt met de moord op Marla Blainey?” vroeg Riley aan Alford.
“Die zaak viel onder het departement van de politie van Eubanks. Rechercheur Lawson. Maar ik heb samen met hem aan de zaak gewerkt. We hebben niets bruikbaars gevonden. De kettingen waren niks bijzonders. De moordenaar kon ze bij iedere willekeurige ijzerwarenwinkel gekocht hebben.”
Lucy leunde naar Riley om naar dezelfde foto’s te kijken. “Maar hij heeft er wel veel van gekocht,” zei Lucy. “Je zou denken dat een winkelbediende het opgemerkt zou hebben als iemand zoveel kettingen kocht.”
Alford knikte dat hij het ermee eens was. “Ja, dat vermoedden we toen al. Maar we hebben in de hele omgeving contact met alle ijzerwarenwinkels opgenomen. Geen van de bedienden heeft een ongewone aankoop opgemerkt. Hij moet er hier en daar steeds maar een paar hebben gekocht, zonder al te veel aandacht te trekken. Tegen de tijd dat hij zijn eerste moord pleegde, had hij een grote stapel klaarliggen. Misschien nog steeds.”
Riley keek goed naar de dwangbuis die de vrouw droeg. Het ding was identiek aan die het slachtoffer van de vorige avond droeg. “En hoe zit het met de dwangbuis?” vroeg Riley.
Alford haalde zijn schouders op. “Je zou denken dat zoiets makkelijk te traceren is. Maar we hebben niets. Het is een standaarduitrusting in psychiatrische instellingen. We hebben alle ziekenhuizen in de staat gecontroleerd, inclusief één heel dichtbij. Niemand heeft gemerkt dat er dwangbuizen verdwenen of gestolen zijn.”
Er viel een stilte terwijl Riley en Lucy de verslagen en foto’s verder bekeken. De lichamen waren op vijftien kilometer afstand van elkaar gevonden. Dat wees erop dat de moordenaar waarschijnlijk niet al te ver weg woonde. Maar het lijk van de eerste vrouw was argeloos op een rivieroever gedumpt. Gedurende de vijf tussenliggende jaren was de houding van de moordenaar op een of andere manier veranderd.
“Dus wat denk je over die man?” vroeg Alford. “Waarom de dwangbuis en al die kettingen? Lijkt dat niet overdreven?”
Riley dacht even na. “Volgens hem niet,” zei ze toen. “Het gaat om macht. Hij wil zijn slachtoffers niet alleen lichamelijk beperken, maar ook symbolisch. Het is meer dan alleen praktisch. Het gaat hem erom zijn slachtoffers hun macht af te nemen. De moordenaar wil dat echt heel duidelijk maken.”
“Maar waarom vrouwen?” vroeg Lucy. “Als hij zijn slachtoffers machteloos wil maken, zou het dan niet meer effect hebben met mannen?”
“Dat is een goede vraag,” antwoordde Riley. Ze dacht terug aan de plaats delict; hoe het lichaam zo zorgvuldig tegengewicht had gegeven. “Maar vergeet niet dat hij niet erg sterk is,” zei Riley. “Het kan deels zijn dat hij makkelijke doelwitten uitzoekt. Vrouwen van middelbare leeftijd zoals deze stribbelen minder tegen. Maar misschien vertegenwoordigen ze ook iets in zijn hoofd. Ze zijn niet als individuen geselecteerd, maar als vróúwen, en vanwege wat het dan ook is dat vrouwen voor hem betekenen.”
Читать дальше