Darius, die kreunend boven de grond bungelde, had het gevoel dat alle botten in zijn lichaam zouden breken. Hij schreeuwde het uit van de pijn.
De slavenmeester kneep nog harder, zo hard dat Darius zeker wist dat hij zou sterven. Toen leunde hij naar achteren en beukte zijn voorhoofd tegen Darius’ neus aan.
Darius voelde het bloed eruit gutsen. Er schoot een afschuwelijke pijn door zijn gezicht en ogen. Het stak en verblindde hem. Het was een actie die hij niet had zien aankomen, en terwijl de slavenmeester naar achteren leunde om hem nog een kopstoot te geven, wist Darius zeker dat hij gedood zou worden.
Het geluid van kettingen sneed door de lucht, en ineens puilden de ogen van de slavenmeester uit hun kassen. Hij verloste zijn greep op Darius. Darius keek snakkend naar adem op, verward, en vroeg zich af waarom hij had los gelaten. Toen zag hij Loti. Ze stond achter de slavenmeester en wikkelde haar ketting om zijn nek heen. Toen begon ze met al haar macht aan de ketting te trekken.
Darius struikelde naar achteren en probeerde weer op adem te komen. Hij zag de slavenmeester een paar meter naar achteren struikelen, waarna hij over zijn schouder reikte, Loti vastgreep en haar over zijn hoofd gooide. Loti belandde met een schreeuw op haar rug, op de harde grond.
De slavenmeester liep naar voren, tilde zijn been op en Darius zag dat hij op het punt stond haar gezicht te verpletteren. De slavenmeester stond een goede drie meter bij hem vandaan, de ver voor Darius om hem op tijd te bereiken.
“NEE!” schreeuwde Darius.
Darius dacht snel na: hij bukte zich, greep zijn zwaard, stapte naar voren, en wierp hem.
Het zwaard vloog door de lucht, en Darius stond aan de grond genageld en keek toe hoe de punt de wapenrusting van de slavenmeester doorboorde, en dwars door zijn hart ging.
Zijn ogen puilden uit en Darius zag hem struikelen en op zijn knieën vallen, en toen op zijn gezicht.
Loti krabbelde snel overeind, en Darius rende naar haar toe. Hij legde een geruststellende hand over haar schouder, dankbaar, zo opgelucht dat ze in orde was.
Ineens sneed er een scherp gefluit door de lucht; Darius draaide zich om en zag de slavenmeester, die op de grond lag, zijn hand naar zijn mond brengen en een laatste keer fluiten, voor hij stierf.
De stilte werd verbrijzeld door een afschuwelijk gebrul. De grond beefde.
Darius keek om en werd overspoeld door angst toen hij de zerta recht op hen af zag denderden. Het dier stormde woedend op hen af en bracht zijn scherpe hoorns naar beneden. Darius en Loti wisselden een blik uit, wetend dat ze geen kant op konden. Binnen enkele momenten, wist Darius, zouden ze er geweest zijn.
Darius keek om zich heen en dacht snel na. Naast hen zag hij de steile berghelling, die was bezaaid met stenen en rotsen. Darius strekte zijn arm uit en drapeerde zijn andere arm om Loti heen en trok haar dicht tegen zich aan. Darius wilde liever niet zijn kracht gebruiken, maar hij wist dat hij nu geen keus had als hij wilde blijven leven.
Darius voelde een ongelofelijke hitte door zich heen stromen, een kracht die hij nauwelijks kon bedwingen, en hij zag een licht uit zijn open handpalm schieten, de steile helling op. Er volgde een gerommel, eerst geleidelijk, toen steeds luider en luider, en Darius zag dat er rotsen van de berghelling naar beneden kwamen rollen.
De zerta werd bedolven onder een lawine van rotsen, vlak voordat hij hen bereikte. Er ontstond een enorme stofwolk, een luid kabaal, en toen werd alles stil.
Darius stond daar, en er was niets dan de stilte en het stof, wervelend in de zon. Hij kon nauwelijks bevatten wat hij zojuist had gedaan. Hij draaide zich om en zag Loti hem met angst in haar ogen aankijken, en hij wist dat alles was veranderd. Zijn geheim was nu geen geheim meer. En nu was er geen weg terug.
Thor zat rechtop op de rand van hun kleine boot, zijn benen gekruist, zijn handen rustend op zijn dijen, met zijn rug naar de anderen toe. Hij staarde naar de koude, wrede zee. Zijn ogen waren rood van het huilen, en hij wilde niet dat de anderen hem zou zouden zien. Zijn tranen waren al lang geleden opgedroogd, maar zijn ogen waren nog gezwollen terwijl hij naar de zee staarde en zich verbijsterde over de mysteries van het leven.
Hoe kon hem een zoon geschonken zijn, alleen om hem weer ontnomen te worden? Hoe kon iemand waar hij zo veel van hield verdwijnen, weggehaald worden zonder waarschuwing en zonder een kans om terug te keren?
Het leven, dacht Thor, was te meedogenloos, te wreed. Waar was de gerechtigheid? Waarom kon zijn zoon niet naar hem teruggebracht worden?
Thor zou alles geven—alles—hij zou door het vuur lopen, een miljoen keer sterven—om Guwayne terug te krijgen.
Thor sloot zijn ogen en schudde zijn hoofd terwijl hij het beeld van de brandende vulkaan, het lege wiegje en de vlammen uit zijn gedachten probeerde te zetten. Hij probeerde niet te denken aan het idee dat zijn zoon zo’n pijnlijke dood was gestorven. Zijn hart brandde van woede, maar bovenal van verdriet. En van schaamte. Hij schaamde zich voor het feit dat hij zijn kleine jongen niet eerder had gevonden.
Thor voelde een knoop in zijn maag terwijl hij zich voorstelde hoe hij Gwendolyn het nieuws zou vertellen. Ze zou hem nooit meer in de ogen kijken. En ze zou nooit meer dezelfde zijn. Het was alsof Thorgins hele leven hem ontnomen was. Hij wist niet hoe hij zijn leven weer kon oppakken, hoe hij zichzelf bij elkaar kon schrapen. Hoe kon iemand nu een ander doel in het leven vinden?
Thor hoorde voetstappen en voelde de aanwezigheid van iemand naast zich terwijl het dek kraakte. Hij keek om en was verrast toen hij Conven naast zich zag plaatsnemen. Hij staarde naar de zee. Thor had het gevoel alsof hij al eeuwen niet met Conven had gepraat, niet sinds de dood van zijn tweelingbroer. Hij verwelkomde hem. Terwijl Thor hem bekeek en het verdriet in zijn ogen zag, kreeg hij voor het eerst het gevoel dat hij het begreep. Hij begreep het echt.
Conven zei niets. Dat hoefde ook niet. Zijn aanwezigheid was genoeg. Hij zat naast hem en deelde zijn sympathie, broeders in de rouw.
Ze zaten een lange tijd in stilte. Er was niets te horen behalve het geluid van de wind en de golven die zachtjes tegen de boot aan klotsten. Hun kleine boot dreef op de eindeloze zee, hun zoektocht om Guwayne te vinden en te redden van hen afgenomen.
Uiteindelijk sprak Conven:
“Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan Conval denk,” zei hij op sombere toon.
Ze zwegen een lange tijd. Thor wilde antwoorden, maar de woorden bleven in zijn keel steken.
Uiteindelijk voegde Conven toe: “Ik rouw voor jou voor Guwayne. Ik zou hem graag hebben zien opgroeien tot een geweldige krijger, net als zijn vader. Ik weet dat hij dat geworden zou zijn. Het leven kan tragisch en wreed zijn. Het kan ons iets geven, alleen om het weer weg te nemen. Ik wou dat ik je kon vertellen dat ik mijn verdriet te boven ben—maar dat is niet zo.”
Thor keek hem aan, en Convens wrede eerlijkheid gaf hem op de één of andere manier een gevoel van vrede.
“Wat houdt je op de been?” vroeg Thor.
Conven staarde een lange tijd naar het water, en zuchtte toen.
“Ik denk dat dat is wat Conval gewild zou hebben,” zei hij. “Hij zou gewild hebben dat ik bleef leven. Dus ik ga door. Ik doe het voor hem. Niet voor mezelf. Soms leven we een leven voor anderen. Soms geven we niet genoeg om onszelf om voor onszelf te leven, dus leven we voor hen. Maar ik begin te beseffen dat dat soms genoeg moet zijn.”
Thor dacht aan Guwayne, nu dood, en hij vroeg zich af wat zijn zoon gewild zou hebben. Natuurlijk zou hij gewild hebben dat Thor bleef leven, dat hij voor zijn moeder, Gwendolyn, zou zorgen. Thor wist dat. Maar het was lastig te bevatten.
Conven schraapte zijn keel.
Читать дальше