“Loti!” riep hij uit zonder zich om te draaien. “REN! Ga terug naar het dorp!”
“NEE!” riep ze terug.
Darius wist dat hij iets moest doen; hij kon daar niet blijven staan en wachten tot ze bij hem waren. Hij wist dat hij hen moest verrassen, dat hij iets moest doen dat ze niet zouden verwachten.
Ineens viel Darius aan. Hij koos één van de twee soldaten en stormde recht op hem af. Ze troffen elkaar in het midden van de open plek, en Darius gaf een luide strijdkreet. De soldaat haalde met zijn zwaard uit naar Darius’ hoofd, maar Darius tilde zijn zwaard op en blokkeerde de aanval. De vonken spatten er van af. Het was de eerste impact van metaal tegen metaal die Darius ooit had gevoeld. Het mes was zwaarder dan hij had gedacht, de aanval van de soldaat sterker, en hij voelde een hevige vibratie. Zijn hele arm trilde, en het ging door zijn elleboog heen, door zijn schouder. Het overrompelde hem.
De soldaat zwaaide snel rond in een poging Darius in zijn zij te raken, en Darius draaide om zijn as en blokkeerde. Dit voelde niet als sparren met zijn broeders; Darius voelde dat hij langzamer bewoog dan anders, omdat het zwaard zo zwaar was. Hij moest er nog aan wennen. Het voelde alsof de andere soldaat twee keer zo snel bewoog als hij.
De soldaat haalde weer uit, en Darius besefte dat hij niet al zijn aanvallen kon blijven blokkeren; hij moest zijn andere vaardigheden aanspreken.
Darius stapte opzij en ontweek de aanval in plaats van hem de blokkeren, en gooide toen zijn elleboog in de keel van de soldaat. Hij raakte hem perfect. De man kokhalsde en struikelde naar achteren. Hij klapte voorover en greep naar zijn keel. Darius beukte hem met de achterkant van zijn zwaard tegen zijn ontblote rug, waardoor de soldaat met zijn gezicht naar beneden op de grond viel.
Op dat moment viel de andere soldaat aan. Darius draaide om zijn as, hief zijn zwaard en blokkeerde een krachtige aanval naar zijn gezicht. Maar de soldaat bleef aanvallen, en hij dreef Darius terug en tegen de grond.
Darius voelde hoe zijn ribbenkast werd samengeperst terwijl de soldaat in een grote stofwolk boven op hem belandde. De soldaat liet zijn zwaard vallen en probeerde Darius’ ogen uit te steken met zijn vingers.
Darius greep zijn polsen vast en hield zijn handen met trillende handen tegen, maar hij was niet sterk genoeg. Hij wist dat hij snel iets moest doen.
Darius tilde een knie op en draaide, waardoor hij erin slaagde om de man op zijn zij te krijgen. In dezelfde beweging reikte Darius naar beneden en haalde de lange dolk uit de riem van de man—tilde hem hoog op en dreef hem, terwijl ze over de grond rolden, in de borst van de man.
De soldaat schreeuwde het uit. Darius lag daar boven op hem, en zag hem sterven. Hij lag daar, verstijfd, geschokt. Het was de eerste keer dat hij een man had gedood. Het was een onwerkelijke ervaring. Hij voelde zich overwinnend en verdrietig tegelijk.
Darius werd opgeschrikt door een schreeuw, en toen hij zich omdraaide zag hij de andere soldaat, degene die hij bewusteloos had geslagen, op hem af stormen. Hij hief zijn zwaard en haalde uit naar Darius’ hoofd.
Darius wachtte en concentreerde zich, en dook op het laatste moment weg; de soldaat struikelde langs hem heen.
Darius reikte naar beneden en trok de dolk uit de borst van de dode man. Hij draaide om zijn as, en terwijl de soldaat omdraaide en weer aanviel, leunde Darius op zijn knieën en wierp hij de dolk.
Hij keek toe hoe het mes door de lucht zeilde en zich uiteindelijk in het hart van de soldaat boorde, dwars door zijn wapenrusting heen. Het staal van het Rijk, ongeëvenaard, tegen hen zelf gebruikt. Misschien, dacht Darius, hadden ze hun wapens wat minder scherp moeten maken.
De soldaat zakte met uitpuilende ogen op zijn knieën en viel opzij, dood.
Darius hoorde een luide kreet achter zich en sprong overeind. Hij zag de slavenmeester van zijn zerta springen. Hij trok zijn zwaard en stormde met een luide schreeuw op Darius af.
“Nu zal ik je zelf moeten doden,” zei hij. “Maar ik zal je niet alleen doden. Ik zal jou en je familie en je hele dorp langzaam martelen!”
Hij viel Darius aan.
Deze slavenmeester van het Rijk was duidelijk een betere soldaat dan de anderen, langer en breder, met betere wapens. Hij was een geharde krijger, de beste krijger waar Darius ooit tegen had gevochten. Darius moest toegeven dat hij angst voelde voor deze formidabele tegenstander—maar hij weigerde het te laten zien. Hij was vastbesloten om door zijn angst heen te vechten en zich niet te laten intimideren. Hij was niet meer dan een man, zei Darius tegen zichzelf. En alle mannen konden vallen.
Alle mannen kunnen vallen.
Darius hief zijn zwaard met beide handen terwijl de slavenmeester op hem afstormde. Hij zwaaide hem rond, en hij flitste in het licht. Darius bewoog en blokkeerde; de man haalde weer uit.
Links en rechts, links en rechts. De soldaat viel aan en Darius blokkeerde, het luide gekletter van metaal in zijn oren. De vonken vlogen alle kanten op. De man dreef hem naar achteren, steeds verder en verder, en het kostte Darius al zijn kracht om de aanvallen te blokkeren. De man was sterk en snel, en Darius had de grootste moeite om in leven te blijven.
Darius blokkeerde één aanval net iets te langzaam, en hij schreeuwde het uit van de pijn toen de slavenmeester een opening vond en zijn biceps openhaalde. Het was een oppervlakkige wond, maar wel een pijnlijke. Darius voelde het bloed, zijn eerste wond in de strijd, en hij was verbijsterd.
Het was een fout. De slavenmeester maakte gebruik van zijn twijfeling, en gaf hem een klap in zijn gezicht met zijn handschoen. Darius voelde een hevige pijn in zijn wang en kaak toen het metaal zijn gezicht ontmoette, en terwijl de klap hem een paar meter naar achteren deed struikelen, maakte Darius een mentale notitie om tijdens de strijd nooit meer naar een wond te kijken.
Terwijl Darius het bloed op zijn lippen proefde, werd hij overspoeld door een enorme woede. De slavenmeester, die weer op hem af stormde, was groot en sterk. Maar deze keer, met de pijn in zijn wang en zijn bloed op zijn tong, liet Darius daar zich niet door intimideren. De eerste aanvallen van het gevecht waren geschied, en Darius besefte dat hoe pijnlijk zijn verwondingen ook waren, ze niet ernstig waren. Hij stond nog steeds, hij ademde nog, hij leefde nog.
En dat betekende dat hij nog steeds kon vechten. Hij kon aanvallen incasseren, en hij kon doorgaan. Gewond raken was niet zo erg als hij had gevreesd. Hij mocht dan kleiner zijn, minder ervaren, maar het begon tot hem door te dringen dat zijn vaardigheden net zo scherp waren als die van ieder ander—en ze konden net zo dodelijk zijn.
Darius gaf een luide kreet en dook naar voren. Deze keer omarmde hij de strijd in plaats van hem te ontwijken. Hij was niet langer bang om gewond te raken. Darius hief zijn zwaard met een schreeuw en haalde uit naar zijn tegenstander. De man blokkeerde zijn aanval, maar Darius gaf niet op. Hij bleef aanvallen en wist de slavenmeester, ondanks zijn formaat en kracht, naar achteren te drijven.
Darius vocht voor zijn leven, voor Loti, voor zijn mensen, zijn strijdbroeders. Hij vocht sneller dan hij ooit had gedaan en liet zich niet langer vertragen door het gewicht van het staal. Eindelijk vond hij een opening. De slavenmeester schreeuwde het uit van de pijn toen Darius hem in zijn zij raakte.
Hij draaide zich om en keek Darius eerst verrast aan. Toen verscheen er een wraakzuchtige in zijn ogen.
Hij krijste als een gewond dier en viel Darius aan. De slavenmeester gooide zijn zwaard neer, stormde naar voren, en omhelsde Darius als een beer. Hij tilde Darius van de grond af en drukte hem zo hard tegen zich aan dat Darius zijn zwaard liet vallen. Het gebeurde allemaal zo snel en het was zo’n onverwachte actie dat Darius niet op tijd kon reageren. Hij had verwacht dat zijn tegenstander zijn zwaard zou gebruiken, niet zijn vuisten.
Читать дальше