Kyra keek om en zag Anvin en Vidar hun speren vastgrijpen, en haar hartslag versnelde zich.
“Mag ik met jullie mee?” vroeg ze aan Anvin. Ze wist dat ze naar de trainingsvelden gingen, net als de rest van haar vaders mannen.
Anvin wierp een nerveuze blik op haar vader, wetende dat hij dat af zou keuren.
“Het gaat steeds harder sneeuwen,” antwoordde Anvin aarzelend. “En het wordt al donker.”
“Dat houdt jou niet tegen,” antwoordde Kyra.
Hij grijnsde terug.
“Nee, dat klopt,” gaf hij toe.
Anvin wierp weer een blik naar haar vader, en ze zag hem zijn hoofd schudden voor hij weer terug naar binnen ging.
Anvin zuchtte.
“Ze bereiden een groot feestmaal voor,” zei hij. “Je kunt maar beter naar binnen gaan.”
Kyra kon het zelf ruiken. De lucht was zwaar met de geur van geroosterd vlees, en ze zag haar broers naar binnen gaan, samen met tientallen dorpelingen, die zich opmaakten voor het festival.
Maar Kyra kon alleen maar verlangend naar de trainingsvelden kijken.
“Een maaltijd kan wachten,” zei ze. “Training niet. Laat me meekomen.”
Vidar glimlachte en schudde zijn hoofd.
“Weet je zeker dat je een meisje bent en geen krijger?” vroeg Vidar.
“Kan ik niet beiden zijn?” antwoordde ze.
Anvin zuchtte diep en schudde uiteindelijk zijn hoofd.
“Het zou me mijn kop kosten,” zei hij.
Toen knikte hij.
“Je neemt geen genoegen met nee,” concludeerde hij, “en je hebt meer hart dan de helft dan mijn mannen. Ik geloof dat we er nog wel één kunnen gebruiken.”
*
Kyra rende door het besneeuwde landschap achter Anvin, Vidar en enkele van haar vaders mannen aan, met Leo, zoals gewoonlijk, aan haar zijde. Het begon steeds heviger te sneeuwen, en het kon haar niet schelen. Ze voelde vrijheid, opwinding, zoals altijd als ze door de Vechterspoort ging, de lage, gewelfde opening die uit de stenen muren van het trainingsveld was gesneden. Ze haalde diep adem terwijl de hemel open barstte en ze de plek op rende waar ze het meest van hield, met haar glooiende groene heuvels, nu bedekt met sneeuw, omgeven door een stenen muur, misschien een kwart mijl breed en diep. Ze had het gevoel dat alles was zoals het moest zijn terwijl ze de trainende mannen zag, dravend op hun paarden, zwaaiend met lansen, mikkend op verre doelwitten, in een poging beter te worden. Dit was voor haar waar het leven om draaide.
Dit trainingsveld was gereserveerd voor haar vaders mannen; vrouwen waren hier niet toegestaan, evenals jongens die hun achttiende jaar nog niet hadden bereikt—en wie niet uitgenodigd was. Brandon en Braxton wachtten elke dag vol ongeduld tot ze uitgenodigd zouden worden—maar Kyra vermoedde dat dat nooit zou gebeuren. De Vechterspoort was voor eervolle, door de strijd geharde krijgers, niet voor opscheppers zoals haar broers.
Kyra rende door de velden. Ze voelde zich hier gelukkiger en levendiger dan waar dan ook. De energie was intens. Hier waren tientallen van haar vaders beste krijgers, allemaal gekleed in enigszins verschillende wapenrustingen, krijgers uit alle hoeken van Escalon, die in de loop van de rijd allemaal naar haar vaders fort waren toegetrokken. Er waren mannen uit het zuiden, uit Thebus en Leptis; uit de Middenlanden, voornamelijk uit de hoofdstad, Andros, maar ook uit de bergen van Kos; er waren de westerlingen uit Url riviermannen uit Thusis en hun buren uit Esephus. Er waren mannen die bij het Meer van Ire uit de buurt kwamen, en mannen uit de watervallen van Everfall. Ze droegen allemaal verschillende kleuren, wapenrustingen, hanteerden andere wapens. Het waren allemaal mannen uit Escalon, die ieder hun eigen vesting vertegenwoordigden. Het was een indrukwekkende machtsvertoning.
Haar vader, de voormalige kampioen van de voormalige Koning, een man die veel respect eiste, was de enige man die in deze tijden, in dit gebroken koninkrijk, de mannen kon aansporen. Toen de oude Koning hun koninkrijk zonder gevecht had overgegeven, was het haar vader geweest die mensen had aangespoord om de troon te bestijgen en het gevecht te leiden. In de jaren daarna hadden de beste krijgers van de voormalige Koning hem opgezocht. En nu de strijdmacht elke dag groter werd, kon Volis zich bijna meten met de hoofdstad. Misschien was dat wel waarom de mannen van de Heer de behoefte voelden om hen te vernederen, besefte Kyra.
Elders in Escalon gaven de Heer Gouverneurs van Pandesia ridders niet de kans om zich te verzamelen. Ze gaven hen die vrijheid niet, uit angst voor een opstand. Maar hier in Volis was het anders. Hier hadden ze geen keus: ze moesten het wel toestaan omdat ze de beste mannen nodig hadden om De Vlammen te bewaken.
Kyra draaide zich om en keek voorbij de muren, voorbij de glooiende witte heuvels. In de verte kon ze, zelfs door de sneeuwval heen, nog net de vage gloed van De Vlammen zien. De muur van vuur die de oostelijke grens van Escalon beschermde. De muur van vuur, vijftien meter diep en enkele tientallen meters hoog, brandde hevig als altijd en verlichtte de nacht. Hij strekte zich bijna tachtig kilometer uit, en De Vlammen waren het enige dat Escalon van het land van wilde trollen in het oosten scheidde,
Desondanks braken de trollen elk jaar door De Vlammen heen om chaos te veroorzaken, en als de Bewaarders er niet waren, haar vaders dappere mannen die De Vlammen bewaakten, zou Escalon allang een natie van slaven geweest zijn. De trollen, die bang waren voor water, konden Escalon alleen over het land aanvallen, en De Vlammen waren het enige dat hen buiten hield. De Bewaarders stonden in diensten op wacht, patrouilleerden in rotatie, en Pandesia had hen nodig. Er waren nog anderen gestationeerd bij De Vlammen—dienstplichtigen, slaven en criminelen—maar haar vaders mannen, De Bewaarders, waren de enige ware soldaten, en de enigen die wisten hoe ze De Vlammen konden behouden.
In ruil daarvoor gunde Pandesia Volis en haar mannen hun kleine vrijheden, zoals Volis, deze trainingsvelden, en echte wapens—een manier om een beetje van vrijheid te kunnen proeven en hen het gevoel te geven dat ze nog steeds vrije krijgers waren, ook al was het dan een illusie. Ze waren geen vrije mannen, en dat wisten ze. Ze leefden met een ongemakkelijke balans tussen vrijheid en slavernij die ze niet konden verkroppen.
Maar hier, in de Vechterspoort, waren ze tenminste vrij, zoals ze ooit waren geweest, mannen die konden trainen en hun vaardigheden konden verbeteren. Ze vertegenwoordigden het beste van Escalon en betere krijgers dan degenen die in Pandesia te vinden waren, allemaal veteranen van De Vlammen—en ze draaiden allemaal diensten, op slechts een dag rijden. Kyra wilde niets liever dan zich bij hen aansluiten en zichzelf bewijzen. Ze wilde bij De Vlammen gestationeerd worden om tegen echte trollen te vechten wanneer ze er doorheen braken, en zo haar koninkrijk te beschermen tegen een invasie.
Ze wist natuurlijk dat men dit nooit zou toestaan. Ze was te jong—en ze was een meisje. Er waren geen andere meisjes in de rangen, en zelfs als die er wel waren geweest zou haar vader het nooit toestaan. Ook deze mannen hadden haar als een kind beschouwd toen ze jaren geleden voor het eerst naar hen was komen kijken. Ze waren geamuseerd geweest door haar aanwezigheid. Maar nadat de mannen waren vertrokken bleef ze altijd alleen achter om op de lege velden te trainen en hun wapens en doelwitten te gebruiken. In het begin waren ze verrast geweest wanneer ze de volgende dag waren gearriveerd en pijlmarkeringen in hun doelwitten aan hadden getroffen—en nog meer toen die in het midden waren verschenen. Maar na verloop van tijd waren ze er gewend aan geraakt.
Kyra begon hun respect te verdienen, met name tijdens de zeldzame gelegenheden dat ze met hen mee mocht trainen. Nu, twee jaar later, wisten ze allemaal dat ze doelwitten kon raken die de meesten van hen niet konden treffen—en hun tolerantie voor haar was getransformeerd in iets anders: respect. Ze had natuurlijk niet gevochten, zoals deze andere mannen. Ze had nooit iemand gedood, of op wacht gestaan bij De Vlammen, of tegen een trol gevochten. Ze kon niet vechten met een zwaard of een strijdbijl of een hellebaard of worstelen zoals deze mannen dat konden. Ze had bij lange na hun fysieke kracht niet, iets dat ze ontzettend jammer vond.
Читать дальше