De andere leerlingen in de klas waren erg luidruchtig en druk. Het duurde even voordat juffrouw Belfry ze rustig had gekregen en ze met haar les kon beginnen.
“Vandaag gaan we verder waar we vorige week waren gebleven,” zei ze. Oliver merkte dat ze haar stem moest verheffen om boven het lawaai uit te komen. “Bij een aantal geweldige uitvinders uit de periode van de Tweede Wereldoorlog. Ik vraag me af of iemand weet wie dit is?”
Ze liet een zwart-witfoto zien van een vrouw over wie Oliver in zijn uitvindersboek had gelezen. Katharine Blodgett, die verantwoordelijk was voor het uitvinden van het gasmasker, het rookscherm en het niet-reflecterende glas dat in de oorlog werd gebruikt voor periscopen van onderzeeërs. Na Armando Illstrom was Katharine Blodgett een van Olivers favoriete uitvinders, want hij vond alle technologische ontwikkelingen die ze in de Tweede Wereldoorlog had geboekt fascinerend.
Op dat moment merkte hij dat juffrouw Belfry hem verwachtingsvol aankeek. Ze kon waarschijnlijk aan zijn gezicht zien dat hij precies wist wie er op de foto stond. Maar na zijn ervaringen vandaag was hij bang om iets hardop te zeggen. Zijn klasgenoten zouden er uiteindelijk wel achter komen dat hij een nerd was; Oliver wilde dat proces niet versnellen.
Maar juffrouw Belfry knikte bemoedigend naar hem. Tegen beter weten in beantwoordde Oliver haar vraag.
“Dat is Katharine Blodgett,” zei hij.
Er verscheen een glimlach op juffrouw Belfry’s gezicht, die haar lieve kuiltjes met zich meenam. “Dat is correct, Oliver. Kun jij aan de rest vertellen wie zij is? Wat ze heeft uitgevonden?”
Oliver hoorde gegrinnik achter zich. De leerlingen hadden al besloten dat hij een nerd was.
“Ze was een uitvinder tijdens de Tweede Wereldoorlog,” zei hij. “Ze heeft veel nuttige en belangrijke uitvindingen voor de oorlog gedaan, zoals periscopen voor onderzeeërs. En gasmaskers, die veel mensen het leven hebben gered.”
Juffrouw Belfry keek Oliver stralend aan.
“FREAK!” riep iemand achterin de klas.
“Nee, dank je, Paul,” zei juffrouw Belfry streng tegen de jongen die het had geroepen. Ze draaide zich om naar het bord en begon over Katharine Blodgett te schrijven.
Oliver glimlachte bij zichzelf. Na de bibliothecaris die hem het uitvindersboek had gegeven, was juffrouw Belfry de aardigste volwassene die hij ooit had ontmoet. Haar enthousiasme was als een kogelwerend vest dat Oliver om zijn schouders kon wikkelen, dat de wrede woorden van zijn klasgenoten tegenhield. Hij verdiepte zich in de les. Hij had zich al dagen niet zo op zijn gemak gevoeld.
*
De bel die het einde van de les aanduidde ging sneller dan verwacht. Iedereen haastte zich rennend en schreeuwend het lokaal uit. Oliver pakte rustig zijn spullen bij elkaar en liep toen naar de deur.
“Oliver, ik ben erg onder de indruk van je kennis,” zei juffrouw Belfry toen ze hem in de gang tegenkwam. “Waar heb je over deze mensen geleerd?”
“Ik heb een boek,” legde hij uit. “Ik ben dol op uitvinders. Ik wil ook uitvinder worden.”
“Maak je zelf ook uitvindingen?” vroeg ze enthousiast.
Hij knikte, maar hij vertelde haar niet over de onzichtbaarheidsjas. Wat als ze het stom vond? Hij zou het niet kunnen verdragen als hij iets van spot in haar ogen zag.
“Dat vind ik fantastisch, Oliver,” knikte ze. “Het is heel belangrijk om dromen te hebben die je kunt najagen. Wie is je favoriete uitvinder?”
Oliver herinnerde zich het gezicht van Armando Illstrom op de vervaagde foto in zijn boek.
“Armando Illstrom,” zei hij. “Hij is niet erg bekend, maar hij heeft veel coole dingen uitgevonden. Hij heeft zelfs geprobeerd om een tijdmachine te bouwen.”
“Een tijdmachine?” zei juffrouw Belfry fronsend. “Dat is opwindend.”
Oliver knikte. Haar bemoedigende woorden gaven hem de zelfverzekerdheid om meer te vertellen. “Zijn fabriek is hier vlakbij. Ik zat erover te denken om hem een bezoek te brengen.”
“Dat moet je doen,” zei juffrouw Belfry met haar warme glimlach. “Zie je, toen ik net zo oud was als jij was ik dol op natuurkunde. Alle andere leerlingen pestten me, ze begrepen niet waarom ik liever circuits wilde maken dan met poppen spelen. Maar op een dag kwam mijn absoluut favoriete natuurkundige naar de stad om een aflevering van zijn tv-show op te nemen. Ik ging erheen en sprak naderhand met hem. Hij zei tegen me dat ik mijn passies nooit moest opgeven. Zelfs als andere mensen tegen me zeiden dat het raar was om er interesse in te hebben. Als ik een droom had dan moest ik die volgen. Als ik dat gesprek niet had gehad, zou ik hier vandaag niet geweest zijn. Onderschat nooit hoe belangrijk het is om aangemoedigd te worden door iemand die je begrijpt, vooral wanneer het lijkt alsof niemand dat doet.”
De woorden van juffrouw Belfry raakten Oliver diep. Voor het eerst die dag voelde hij zich levendig. Hij was nu vastberaden om de fabriek te vinden en zijn held te ontmoeten.
“Bedankt, juffrouw Belfry,” zei hij met een grote grijns. “Ik zie u bij de volgende les!”
En terwijl hij met een huppel in zijn pas de gang uit ging, hoorde hij juffrouw Belfry hem naroepen, “Altijd je dromen volgen!”
Oliver sjokte richting de bushalte, vechtend tegen de windstoten. Hij was gefocust op zijn troost, op het enige lichtpuntje in dit duistere nieuwe hoofdstuk van zijn leven: Armando Illstrom. Als hij de uitvinder en zijn fabriek kon vinden, zou het leven in elk geval draaglijk zijn. Misschien kon Armando Illstrom zijn bondgenoot worden. Een man die ooit had geprobeerd een tijdmachine uit te vinden zou toch zeker wel het soort persoon zijn dat kon opschieten met een jongen die onzichtbaar wilde zijn. Als er iemand om kon gaan met Olivers eigenaardigheden, dan was hij het wel! Hij zou in elk geval een nog grotere nerd zijn dan Oliver! Oliver rommelde in zijn zak en haalde het stukje papier tevoorschijn waar hij het adres van de fabriek op gekrabbeld had. Het was verder van zijn school verwijderd dan hij had gedacht. Hij zou een bus moeten nemen. Hij zocht in zijn andere zak naar wat kleingeld en ontdekte dat hij net genoeg over had van de lunch om de busreis te betalen. Opgelucht en vol verwachting liep hij verder naar de bushalte.
Terwijl hij op de bus wachtte gierde de wind om hem heen. Als het nog erger werd, zou hij niet eens meer rechtop kunnen staan. Sterker nog, de mensen die hem passeerden hadden daar al moeite mee. Als hij niet zo vermoeid was geweest van zijn eerste schooldag, had hij het misschien vermakelijk gevonden. Maar nu kon hij alleen maar aan de fabriek denken.
Eindelijk kwam de bus. Het was een oud, versleten voertuig dat zijn beste tijd gehad had.
Oliver klom naar binnen, betaalde voor zijn buskaartje en ging achterin zitten. De bus stonk naar vette frietjes en uien. Olivers maag knorde en herinnerde hem eraan dat hij waarschijnlijk het avondeten zou missen. Misschien was het niet zo slim geweest om geld uit te geven aan de bus in plaats van aan eten. Maar het vinden van Armando’s fabriek was het enige lichtpuntje in Olivers troosteloze bestaan. Als hij dit niet deed, wat had het dan allemaal nog voor zin?
De bus reed hortend en stotend over de wegen. Oliver keek weemoedig naar de voorbijglijdende straten. Afvalbakken waren omgewaaid en een aantal gleden over de weg, voortgeduwd door de wind. De wolken waren zo donker dat ze bijna zwart leken. De huizen begonnen steeds verder uit elkaar te staan en de stad werd steeds leger en meer vervallen. De bus stopte, liet wat passagiers uitstappen en stopte toen weer, deze keer om afscheid te nemen van een vermoeide moeder en haar huilende baby. Na een aantal haltes besefte Oliver dat hij de enige in de bus was. De stilte voelde griezelig.
Eindelijk passeerde de bus een halte met een roestig, vervaagd bord. Oliver realiseerde zich dat dit zijn halte was. Hij sprong op en haastte zich naar voren.
Читать дальше