Oliver balde zijn vuisten. Het was zo oneerlijk. Als hij het niet voorzien had, dan zou hij dankzij Chris wéér een maaltijd hebben moeten overslaan. Het maakte hem woest dan zijn ouders nooit voor hem opkwamen, of opmerkten hoe vaak hij zonder eten naar bed moest vanwege Chris.
“Lopen jullie samen naar school?” vroeg mam, duidelijk in een poging over het probleem heen te praten.
“Kan niet,” zei Chris met volle mond. De boter liep over zijn kin. “Als ik met een nerd gezien wordt maak ik nooit vrienden.”
Pap keek op. Even leek het of hij op het punt stond om iets tegen Chris te zeggen, dat hij hem wilde berispen voor het feit dat hij Oliver had beledigd. Maar toen leek hij zich te bedenken, want hij slaakte alleen een vermoeide zucht en staarde toen weer naar het tafelblad.
Oliver knarste met zijn tanden en probeerde zijn groeiende woede te bedwingen.
“Maakt mij niet uit,” siste hij terwijl hij Chris boos aankeek. “Ik blijf toch liever op minimaal dertig meter afstand van je.”
Chris lachte hatelijk.
“Jongens…” waarschuwde mam in haar meest zachtaardige stem.
Chris zwaaide met zijn vuist naar Oliver, een overduidelijk teken dat hij hem later wel zou terugpakken.
Nu het ontbijt voorbij was maakte de familie zich snel klaar en verlieten ze het huis.
Oliver keek toe hoe zijn ouders in hun gehavende auto stapten en wegreden. Toen beende Chris zonder nog een woord te zeggen weg, zijn handen in zijn zakken, zijn blik op onweer. Oliver wist hoe belangrijk het was voor Chris om vanaf het begin te laten zien dat hij niet iemand was om mee te sollen. Het was zijn harnas, de manier waarop hij ermee omging om zes weken na de start van het nieuwe schooljaar op een nieuwe school te moeten beginnen. Helaas voor Oliver was hij te slank en te klein om zelfs maar te proberen een dergelijk imago te cultiveren. Zijn uiterlijk droeg alleen maar bij aan zijn onopvallendheid.
Chris liep vooruit tot hij uit Olivers zicht was verdwenen en hij hem alleen in de onbekende straten achter had gelaten. Het was niet de meest plezierige wandeling van Olivers leven. Het was een slechte buurt, met veel boze honden die achter metalen hekken stonden te blaffen en luidruchtige, aftandse auto’s die over slechte wegen reden zonder te letten op overstekende kinderen.
Toen Campbell Junior High voor hem opdoemde voelde Oliver een rilling over zijn rug lopen. Het was een afschuwelijk uitziend gebouw van grijze bakstenen, helemaal vierkant en met een verweerde voorgevel. Er was niet eens gras om op te zitten, alleen een groot geasfalteerd speelplein met kapotte basketbalringen aan één kant. Leerlingen drongen om elkaar heen, worstelend om de bal. En het kabaal! Het was oorverdovend. Van ruzies en gezang tot geschreeuw en geklets.
Oliver wilde zich omdraaien en dezelfde weg terugrennen. Maar hij slikte zijn angst door en liep met gebogen hoofd en zijn handen in zijn zakken over het speelplein en door de glazen deuren naar binnen. De gangen van Campbell Junior High waren donker. Het rook er naar bleek, ondanks het feit dat de gangen eruitzagen alsof ze al tien jaar niet waren schoongemaakt. Oliver zag een bordje dat naar een receptie wees en volgde die, want hij wist dat hij zich bij iemand zou moeten melden. Toen hij er aankwam trof hij een erg verveelde, boos-uitziende vrouw aan. Haar vingers met lange rode nagels tikten op het toetsenbord van haar computer.
“Excuseert u mij,” zei Oliver.
Ze gaf geen antwoord. Hij schraapte zijn keel en probeerde het weer, een beetje luider dit keer.
Eindelijk wendde ze haar ogen van de computer af en keek ze Oliver aan. Ze kneep haar ogen samen. “Nieuwe leerling?” vroeg ze, een argwanende blik in haar ogen. “Het is oktober.”
“Ik weet het,” antwoordde Oliver. Daar hoefde ze hem niet aan te herinneren. “Mijn familie is net hierheen verhuisd. Ik ben Oliver Blue.”
Ze keek hem een tijdje zwijgend aan. Toen, zonder een woord te zeggen, vestigde ze haar aandacht weer op de computer en begon te typen. Haar lange nagels tikten tegen de toetsen.
“Blue?” zei ze. “Blue. Blue. Blue. Ah, hier, Christopher John Blue. Tweede klas.”
“Oh nee, dat is mijn broer,” antwoordde Oliver. “Ik ben Oliver. Oliver Blue.”
“Ik zie geen Oliver,” antwoordde ze op schijnheilige toon.
“Nou… hier ben ik,” zei Oliver met een zwakke glimlach. “Ik zou op de lijst moeten staan. Ergens.”
De receptioniste leek niet onder de indruk. De situatie deed zijn zenuwen geen goed. Ze typte weer en zuchtte toen diep.
“Oké. Hier. Oliver Blue. Groep acht.” Ze draaide rond in haar bureaustoel en dumpte een map met papierwerk op de tafel. “Dit zijn je rooster, plattegrond, handige contacten, enzovoorts. Alles zit erin.” Ze trommelde met haar glimmende rode nagels op de map. “Je eerste les is Engels.”
“Dat is mooi,” zei Oliver terwijl hij de map pakte en hem onder zijn arm stopte. “Dat spreek ik vloeiend.”
Hij grijnsde om te laten zien dat hij een grapje had gemaakt. De mondhoek van de receptioniste ging iets omhoog, nauwelijks zichtbaar, en creëerde een uitdrukking die op vermaak had kunnen lijken. Het drong tot Oliver door dat ze niets meer tegen elkaar te zeggen hadden. Hij voelde dat de receptioniste hem liever kwijt dan rijk was, dus Oliver ging de kamer uit, zijn map onder zijn arm.
Zodra hij in de gang stond deed hij zijn map open en bestudeerde hij de plattegrond, op zoek naar het lokaal waar hij Engels had. Het was op de tweede verdieping, dus Oliver liep in de richting van de trap.
Hier leken de duwende leerlingen nog drukker te zijn. Oliver stond ineens midden in een zee van lichamen en werd praktisch met de massa leerlingen meegevoerd. Hij moest zich een weg tussen de leerlingen door vechten om er op de tweede verdieping uit te kunnen.
Hijgend kwam hij uit in de gang op de tweede verdieping. Dat was geen ervaring die hij meerdere keren per dag wilde beleven!
Met behulp van zijn plattegrond had Oliver al snel het Engels lokaal gevonden. Hij tuurde door het kleine vierkante raampje in de deur. De klas zat al half vol met leerlingen. Hij voelde zijn maag samentrekken bij de gedachte aan het ontmoeten van nieuwe mensen, de gedachte dat hij gezien en beoordeeld zou worden. Hij duwde de deurklink naar beneden en liep naar binnen.
Hij had natuurlijk alle recht om bang te zijn. Hij had dit vaak genoeg gedaan om te weten dat iedereen naar hem zou kijken, nieuwsgierig naar de nieuwe leerling. Oliver had dit gevoel al vaker gehad dan hij zich kon herinneren. Hij probeerde de blikken te ontwijken.
“Wie ben jij?” vroeg een norse stem.
Oliver draaide zich om en zag de leraar, een oude man met schrikbarend wit haar, vanaf zijn bureau opkijken. “Ik ben Oliver. Oliver Blue. Ik ben nieuw hier.”
De leraar fronste. Zijn kraalogen waren zwart en wantrouwend. Hij keek Oliver een ongemakkelijk lange tijd aan. Dit verergerde Olivers stress natuurlijk alleen maar, want nu letten er nog meer leerlingen op hem en er stroomden nog altijd leerlingen naar binnen. Hij werd nieuwsgierig gadegeslagen door een steeds groter wordend publiek, alsof hij een of andere circusattractie was.
“Wist niet dat ik er nog een zou krijgen,” zei de leraar uiteindelijk op minachtende toon. “Zou fijn zijn geweest als ik geïnformeerd was.” Hij zuchtte geërgerd, iets dat Oliver aan zijn vader deed denken. “Ga maar zitten dan.”
Oliver haastte zich naar een lege plek en voelde dat alle ogen hem volgden. Hij probeerde zichzelf zo klein en onopvallend mogelijk te maken. Maar hoe hard hij ook zijn best deed om zichzelf onzichtbaar te maken, hij viel meteen op. Hij was tenslotte de nieuweling.
Toen alle stoelen gevuld waren begon de leraar met de les.
“We gaan verder waar we de laatste les zijn gebleven,” zei hij. “Over grammaticaregels. Kan iemand aan Oscar uitleggen waar we het over hadden?”
Читать дальше