Alfred Brehm - Het Leven der Dieren - Deel 2, Hoofdstuk 04 - De Hoendervogels

Здесь есть возможность читать онлайн «Alfred Brehm - Het Leven der Dieren - Deel 2, Hoofdstuk 04 - De Hoendervogels» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: Природа и животные, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 04: De Hoendervogels: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 04: De Hoendervogels»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 04: De Hoendervogels — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 04: De Hoendervogels», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Het verbreidingsgebied van het Korhoen komt ongeveer overeen met dat van het Auerhoen, het strekt zich echter zuidwaarts niet zoo ver en noordwaarts iets verder uit. In Nederland komt het op sommige eenzame, met hooge heide begroeide gronden van Gelderland, Overijsel, Drente, Groningen en Friesland (Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Achtkarspelen) voor en heeft zich in den laatsten tijd ook in de provincie Utrecht vertoond. In Duitschland wordt het waarschijnlijk nog in alle staten en provinciën aangetroffen, niet overal echter, maar alleen in de voor zijn levenswijze geschikte wouden van de vlakten en van het hooge gebergte. Deze Vogel is n.l. wel keurig, wat betreft het terrein, maar niet wat betreft de streek. Meer of minder veelvuldig ontmoet men hem thans nog in alle Duitsche middelgebergten, niet zeldzaam is hij in het Vogtland, Sauerland, Odenwald, de Mark en Lausitz, in Silezië, Posen, Oost- en West-Pruisen, Pommeren, Hannover en op sommige plaatsen van Noord-Sleeswijk en Jutland, eveneens veelvuldig in het geheele Alpengebied, in Bohemen, in Schotland, gemeen in Lijfland en Esthland, in Skandinavië en Rusland, alsmede in Siberië tot in het Amoergebied. Hij verlangt oorspronkelijke, verwilderde en door vuur, storm of Insecten vernielde, slecht of liever in ’t geheel niet onderhouden bosschen, die rijk zijn aan lage struiken. De boom, waaraan hij de voorkeur geeft, is de berk. Deze verkiest hij boven iedere andere boomsoort; van naaldhoutbosschen maakt hij slechts bij gebrek aan iets beters gebruik. Ook van veengrond houdt hij zeer veel; men ontmoet hem ook daar, waar de moerasplanten de overhand hebben, de heide en de struiken verdringen, evenwel niet in het eigenlijke broekland of moeras.

In Zwitserland bewoont het Korhoen zoowel de wouden van de hooge bergstreken als de middelste woudgordel; gaarne verheft het zich tot den grens van den boomgroei; hier bezoekt het dan de open plaatsen, die met heide of met boschbessen en braamstruiken dicht bezet zijn en de wildernissen der kromhoutdennen, die het een goede schuilplaats verschaffen. “In Zwitserland,” zegt Tschudi, “is ongetwijfeld geen gebied rijker aan Korhoenderen dan Grauwbunderland; hier zijn zij het talrijkst in het met donkere bergwouden en sombere rotswanden gevulde Val Mingen, een zelden bezochte zijarm van het Val da Scarl in Beneden-Engadin. In de struikachtige kromhout-, bergdennen- en arvebosschen van dit gewest hoort men de hanen in de lente overal om zich heen balderen.” Op de Oostenrijksche Alpen bewoont het Korhoen steeds een hoogeren gordel dan het Auerhoen; het is hier even veelvuldig als in de Karpathen en de Beiersche Alpen. Ook in de dichtbegroeide hooge veengronden wordt het overal aangetroffen. Deze worden in Beieren “Filze” genoemd en bestaan uit veenmos (Sphagnum), begroeid met struikheide, andromeda, boschbessen en met kromhoutdennen, die uitgestrekte wouden van 3 à 4 dM. hoogte vormen. Op de “Filzen” van Weilheim, Diessen, Rosenheim, Reichenhall, enz. kan men in het laatst van den herfst en in den winter dikwijls 80 à 100 hanen bijeenzien.

In Nederland zoowel als in Duitschland is het Korhoen standvogel, hoewel misschien niet in de strengste beteekenis van het woord; in de hooge bergstreken en het noorden onderneemt het op bepaalde tijden van ’t jaar zwerftochten.

Het Korhoen, hoewel ook nog plomp, is toch in al zijne bewegingen behendiger dan het Auerhoen, o.a. kan het sneller loopen. Hoewel zijne vleugels kort zijn, vliegt het toch zeer goed, rechtuit, met buitengewoon snelle vleugelslagen en dikwijls over groote afstanden in één vlucht. Voor deze beweging heeft het zich, naar het schijnt, minder in te spannen dan het Auerhoen, het maakt met de vleugels een minder sterk ruischend geluid. Het heeft zeer scherpe zintuigen. Het ziet, hoort en ruikt uitmuntend en is ook steeds zeer voorzichtig. De stem is bij het mannetje en het wijfje ongelijk. Beider loktoon is een helder, kort afgebroken gefluit; als uitdrukking van teederheid dient de zachte klank “bak bak”; het stamelen van de jongen is een fijn gepiep; gedurende den paartijd beschikt de haan over een rijkdom van tonen, die men van den overigens zoo stillen Vogel niet verwacht zou hebben.

Het voedsel van het Korhoen verschilt aanmerkelijk van dat van ’t Auerhoen; het bestaat altijd uit malschere stoffen, n.l. uit boomknoppen, katjes, bladen, bessen, zaden en Insecten. Des zomers plukt het blauwbessen en krakelbessen, in den winter jeneverbessen en hagedoornvruchten; bovendien eet het de knoppen van heide, berk, esp, hazelaar, els, wilg en beuk; bij uitzondering voedt het zich ook wel met jonge, groene dennekegels, zooals uit het onderzoek van den krop van oude hanen gebleken is; naaldvormige bladen gebruikt het echter bijna nooit. Even gaarne als plantaardige stoffen eet het dierlijk voedsel: slakjes, Wormen, larven en poppen van Mieren, Vliegen, Kevers, enz.; de jongen worden uitsluitend met weeke Insecten grootgebracht. De zwerftochten van de Korhoenderen, die noordelijke gewesten bewonen, geschieden hoofdzakelijk met het doel om voedsel te vinden. Zaden versmaadt het Korhoen niet; in de gevangenschap geraakt het licht aan dergelijk voedsel gewoon. De drang tot het verzwelgen van kwartskorreltjes staat hiermede in verband.

Het Korhoen onderscheidt zich gunstig van het Auerhoen door zijn gezelligen aard. Zoowel de mannetjes als de wijfjes vormen ieder voor zich meer of minder talrijke vluchten.

Volgens het oordeel van vele jagers levert de lente geen schooner schouwspel op dan het balderen van het Korhoen. Aantrekkelijk is deze liefdesdans wegens de ruimte van het hiervoor dienende terrein, het ver gevorderde jaargetijde, het aantal hanen, die aan den dans deelnemen, hun schoonheid en behendigheid, de afwisseling van hunne dansen, de ver door het woud weerklinkende stemmen van de dansers en meer dergelijke redenen.

In Duitschland begint het balderen, als de knoppen van de berk opzwellen, dus gewoonlijk in de tweede helft van Maart; het wordt voortgezet gedurende de geheele maand April en houdt eerst in Mei op. In de hooge bergstreken en in de noordelijke landen begint het balderen later en duurt soms tot het midden van Juni, ja zelfs tot in Juli.

Het Korhoen kiest voor zijn spel een open plek in het woud, bij voorkeur een weiland of een onbewoond terrein, soms ook wel een houtkapping, waar het pas gezaaide geboomte nog geen bezwaar kan opleveren. In streken waar de Korhoenderen talrijk zijn, komen op gunstig gelegen dansplaatsen vele hanen bijeen, in het noorden dikwijls 30 à 40, soms wel 100 stuks. Gewoonlijk begint het spel van den haan vóór het krieken van den dag; dit is volgens Tschudi evenzeer het geval in hooge bergstreken: “Vóór den aanvang van de morgenschemering, bijna één uur vóór zonsopgang hoort men in de Alpen het eerste vogelengezang, de korte melodie van het Zwarte Roodstaartje; voor een poos is deze stem de eenige, die aan de stilte van den nacht een einde maakt. Weldra wordt zij gevolgd door den honderdstemmigen slag van de Belijster, die, door alle bergdalen en langs alle rotswanden weergalmend, alle Vogels wekt: de slapers van het donkere bergwoud zoowel als de bewoners van de kromhoutdennen boven de grens van den boomgroei. Onmiddellijk daarna, ruim een half uur vóór zonsopgang schalt voor het eerst de klankrijke roepstem van het bolderende Korhoen ver in het rond, en wordt zij beantwoord door zijne op allerlei plaatsen (op dezen Alp, op gindschen rotsklomp, in het naburige, boschrijke bergdal, in de afgelegen kromhoutwildernis) schuilende genooten. Meer dan een half uur ver hoort men duidelijk het doffe gorgelen en het sissende blazen van het Korhoen boven al het vogelgejubel uit.”

Het balderen is zoowel een liefdedans als een liefdesgezang. Nadat de haan, die het sein gaf, zich overtuigd heeft, dat alles veilig is, laat hij in de eerste plaats het “slijpen” hooren, een merkwaardig, hol klinkend gesis, dat ongeveer als “tsjj-ksj” klinkt; hierop volgt het zoogenaamde “korren”, dat Nilsson zeer juist nabootst door de geluiden “roettoeroeroet-toe-roeïki-oerr-oerr-oerr-rrroettoeroe-roettoe-roeki.” Als de haan zeer opgewonden is, baldert hij aan één stuk door, zoodat het korren en het slijpen voortdurend met elkander schijnen af te wisselen en men het begin en het einde van de strophen nauwelijks meer onderscheiden kan; hij gooit er ook wel eens een kraaiend geluid tusschen in. Zelden komt het echter voor, dat hij, als het Auerhoen, alles om zich heen vergeet en doet, alsof hij doof en blind is. Zijne bewegingen gedurende het balderen zijn opgewonden, haastig en vreemdsoortig. Alle bewegingen nemen nog zeer in hevigheid toe, als verscheidene Korhoenderen op dezelfde plaats invallen; dan wordt de dans vervangen door een verwoed gevecht, waarin de strijders vaak menige veer verliezen. Hoe fel zij echter ook op elkander gebeten schijnen, ernstige verwondingen komen zelden en misschien nooit voor; het doel van den strijd schijnt te zijn: de tegenpartij te verjagen, niet hem te kwetsen.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 04: De Hoendervogels»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 04: De Hoendervogels» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 04: De Hoendervogels»

Обсуждение, отзывы о книге «Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 04: De Hoendervogels» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x