Alfred Brehm - Het Leven der Dieren - Hoofdstuk 7 - De Pluviervogels

Здесь есть возможность читать онлайн «Alfred Brehm - Het Leven der Dieren - Hoofdstuk 7 - De Pluviervogels» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: Природа и животные, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать
*

Bij de Ruiters (Totanus) reiken de vleugelspitsen tot voorbij den staart. Zij zijn in ons vaderland door vijf soorten vertegenwoordigd.

De Groenpootige Ruiter of Groenpootstrandsnip (Totanus glottis), die soms als vertegenwoordiger van een afzonderlijk geslacht, dat der Strandruiters (Glottis) wordt beschouwd (en dan Glottis littoreus heet), onderscheidt zich van zijne verwanten door den vorm van den snavel, die lang en smal, aan den wortel veel hooger dan breed en van het midden af flauw bovenwaarts gekromd is. De bovenzijde is bruinzwart met witte randen om de veeren; de onderrug en de staartwortel zijn zuiver wit; de onderdeelen zijn wit met uitzondering van de borst, die met zwarte, overlangsche vlekken en strepen geteekend is; de handpennen zijn bruinzwart, hare schaften zwart met uitzondering van de eerste, die wit is, de armpennen dofbruin, op de binnenvlag met witachtige wolkjes, de middelste staartpennen grijs, de zijdelingsche wit en zwart gevlekt. In het herfstkleed zijn de kop, de achterhals en de zijden van den hals grauwzwart en wit gestreept, de mantelveeren donker aschgrauw met zwarte schaften, zwarte vlekken en witachtige kanten, de zijden van den onderhals en den krop met zwarte schaften en overlangsche strepen. Het oog is bruin, de snavel groenachtig zwart, de voet grijsachtig groen. Totale lengte 34, staartlengte 8 cM.

Deze Vogel werd in alle werelddeelen aangetroffen; zijn eigenlijk vaderland is echter het noorden van de Oude Wereld. Ons vaderland bezoekt hij op den trek in de lente en in den herfst (sommige komen in Augustus en blijven tot Mei); broedend heeft men hem hier nog niet waargenomen. Evenals zijne verwanten geeft hij aan zoetwatermeren en moerassen duidelijk de voorkeur boven de zeekust. Wel ontmoet men hem ook hier soms, maar dan in den regel op aanslibbingen en slechts gedurende korten tijd; zoo vindt men hem “in den nazomer bij Ameland en Schiermonnikoog en ook op de slibgronden in de Lauwerzee, soms in groote vluchten” (Albarda). De wintermaanden brengt hij door op verscheidene eilanden van den Griekschen Archipel of in Noord-Afrika; zijne omzwervingen strekken zich echter nog veel verder uit; hij bezoekt de landen tusschen de keerkringen en ook de gematigde gewesten van het zuider halfrond, b.v. Zuid-Australië, Tasmanië, Zuid-Afrika en de La-Plata-Staten. In zijne winterkwartieren vestigt hij zich bij strandmeren, bij rivieren, die buiten hare oevers treden, bij voorkeur echter in rijstvelden. Gewoonlijk ziet men hem hier alleen, hoewel bijna altijd omringd door verscheidene soorten van Strandloopers, Steltkluiten, Grutto’s en zelfs Zwemvogels, vooral Eenden; naar het schijnt, treedt hij bereidwillig als leider van deze Vogels op; zij volgen hem althans blindelings.

De opgewektheid, behendigheid en beweeglijkheid, die aan alle Ruiters eigen zijn, bezit hij in hooge mate; zijn houding is flink en kan zelfs fier heeten; hij stapt met waterpas gerichten romp vlug en luchtig over den vasten bodem, loopt graag in het water, trekt zwemmend over een vrij breeden plas en doet dit zelfs zonder noodzaak, duikt uitmuntend in tijd van gevaar, roeit onder water met de vleugels verder, vliegt met rassche en krachtige wiekslagen snel en behendig meestal recht op het doel af, zwenkt echter ook prachtig en schiet vóór het neerstrijken in suizende vaart omlaag tot dicht bij den grond om eerst hier door doelmatige vleugelbeweging zijn snelheid te verminderen. Zijn stem is een hoog, helder en ver hoorbaar gefluit, dat ongeveer als “tsjiea” klinkt en een zeer aangenamen indruk maakt; hij lokt met een zacht “diek diek”, toont angst door een krijschend “kruu kruu”, en laat in den paartijd, doch uitsluitend gedurende het vliegen, een op fluitspel gelijkend minnelied hooren, waarvan de vele malen herhaalde klanken “dahudl dahudl dahudl” een voorstelling kunnen geven. Boven al zijne verwanten uitstekend door schranderheid, voorzichtigheid en schuwheid, is hij het best voor leider geschikt. Zijn loktoon wordt door al zijne verwanten en ook door de Strandloopers als een onfeilbaar teeken beschouwd, dat het oord niet veilig is; zijn handelwijze dient allen ten richtsnoer.

Zijn voedsel komt in hoofdzaak overeen met dat van de andere Waterloopers; het bestaat uit zeer verschillende waterdieren, waarschijnlijk vooral uit Insecten en hunne larven, waarvan de Haften en de Waterjuffers het eerst vermelding verdienen, voorts uit Wormen, Schaaldieren en Weekdieren, meer bepaaldelijk die, welke de zee bewonen, ook wel uit kikkerlarven en kleine Kikkers en eindelijk uit jonge Visschen van allerlei soorten. Naumann zag hen ijverig bezig met de vangst van Draaikevertjes, die zij van den waterspiegel afzochten, en ook ver in het water naliepen.

Hoewel de Groenpootige Ruiter reeds op Rugen en op de Deensche en Zweedsche eilanden broedt, doet hij dit bij voorkeur in noordelijker landen, het liefst in boomlooze gedeelten van de toendra, vooral in de nabijheid van de zee en in open plekken van wouden, zooals door mij aan den benedenloop van den Ob werd opgemerkt. Het nest wordt kunsteloos van halmen gebouwd op een met gras begroeide verhevenheid, meestal onder een struik.

De voorzichtigheid en de schuwheid van dezen Vogel maken zijn vangst moeielijk. Door het nabootsen van zijn stem tracht men, dikwijls te vergeefs, hem in het net te lokken. Men geeft zich deze moeite, omdat hij gewoonlijk gevolgd wordt door de verwante strandvogels. Jaren lang kan men hem in de kooi met het gewone voedsel der strandvogels in ’t leven houden: hij wordt spoedig tam en verschaft vooral in een door verschillende Vogels bewoonde volière veel genoegen.

De meest bekende van alle Ruiters is de Tureluur, in Noord-Holland Tuut, op Terschelling Tjuud, op Texel Tjerkje, in Groningen Tuutling, in Friesland Tjerk (in ’t Friesch Tjirk), in Zeeland Daak en Daakje, bij Oirschot Witstaart, in Limburg Roodpootige Ruiter genoemd [Totanus (Totanus) calidris]. Bij dezen is de snavel recht; de bovendeelen zijn grijsachtig bruin, de kop en de hals met kleine langwerpige, de rug en de mantel met groote, ronde, zwarte vlekken geteekend, de onderrug en de staartwortel wit, deze met zwarte dwarsbanden; de zijden van den hals en de krop zijn geelachtig grijs en, evenals de zijden van den romp, met zwarte, bruin gezoomde vlekken bezet; de overige onderdeelen zijn wit, de handpennen bruin, de eerste met witte schaft; wit zijn ook het wortelgedeelte van de binnenvlag en op de laatste pennen de spits; de armpennen, die, met uitzondering van de laatste, op de binnenvlag dwarsbanden hebben, zijn overigens bijna geheel wit, waardoor een breede spiegel wordt gevormd; de schouderveeren zijn donkerbruin met scherpe, roestroode dwarsvlekken, de stuurpennen wit met donkerbruine, grijs uitvloeiende dwarsbanden. Het oog is grijsbruin, de snavel aan den wortel rood, aan de spits zwartbruin, de voet vermiljoenrood. Totale lengte 27, staartlengte 7 cM. In den winter is de bovenzijde donkergrijs met zwarte schaftvlekken, de onderzijde sterker gevlekt dan ’s zomers.

Deze Vogel broedt bij ons in groote getale in de moerassen en lage landen der kuststreken en is op onze weilanden met den Kievit de meest algemeene soort van moerasvogels; buitengewoon talrijk is hij op de eilanden. In het begin van den herfst verdwijnt hij uit het binnenland; aan de kust wordt hij bijna den geheelen winter door waargenomen. Een aantal exemplaren verlaten ons land in Augustus en September en komen in April terug. Zij reizen ’s nachts; in den herfst volgen zij langzaam en op hun gemak den loop der rivieren of de kust, dikwijls dagen lang rustend in streken, waar een overvloed van voedsel te vinden is; in de lente trachten zij schielijker het doel van hun reis te bereiken. Deze Vogel is evenmin zeldzaam in Noord-Duitschland, waar hij op alle voor hem geschikte plaatsen broedt; nergens echter komt hij zoo veelvuldig voor als in Skandinavië, Rusland, het zuiden van Siberië en Toerkestan. Zijn broedgebied omvat geheel Europa (misschien met uitzondering van IJsland en de Fär-öer), voorts Klein-, Noord- en Middel-Azië. Zijn winterreis strekt zich uit tot de Kaap de Goede Hoop en Indië met inbegrip van de naburige eilanden. In de Nieuwe Wereld werd hij nog niet waargenomen.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels»

Обсуждение, отзывы о книге «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x