Alfred Brehm - Het Leven der Dieren - Hoofdstuk 7 - De Pluviervogels

Здесь есть возможность читать онлайн «Alfred Brehm - Het Leven der Dieren - Hoofdstuk 7 - De Pluviervogels» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: Природа и животные, foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

“Zij hebben geen ander wapen dan hun zachten, aan het einde kolfvormigen, doch stomprandigen snavel, een zeer zwak werktuig, waarmede zij elkander nooit kunnen kwetsen of zoo bijten, dat er bloed vloeit; slechts zelden verliezen zij bij deze vechtpartijen eenige veeren; het grootste ongeluk, dat een van de strijders overkomen kan, is, dat zijn tegenpartij hem bij de tong pakt en een poos hierbij heen en weer sleurt. Dat hun snavel bij zeer hevige stooten soms te sterk gebogen wordt, is niet onwaarschijnlijk; het kan wel zijn, dat hierdoor op de min of meer geknikte plaatsen de knobbelvormige opzwellingen of uitwassen ontstaan, welke vooral bij oude Vogels, die de woedendste vechtersbazen zijn, dikwijls aan den snavel voorkomen.”

Als de tijd van ’t eieren leggen nadert, ziet men één mannetje in gezelschap van twee wijfjes, of omgekeerd een wijfje vergezeld door verscheidene mannetjes soms ver van het strijdperk, in de nabijheid van de plaats waar later het nest gevonden wordt. Deze is zelden ver van het water verwijderd, dikwijls een iets hoogere plek in het moeras. Het nest zelf bestaat uit een ondiep kuiltje, dat met een gering aantal dorre halmpjes en grasstoppels bekleed is. Het bevat gedurende den broedtijd 4, zeldzamer 3 eieren van aanzienlijke grootte, die op olijfbruinachtigen of groenachtigen grond roodachtig bruine of zwartachtige vlekken hebben, op het dikkere einde gewoonlijk meer dan aan het spitsere. Het wijfje broedt alleen, 17 à 19 dagen lang, houdt veel van haar kroost en gedraagt zich bij haar nest geheel op de wijze van de andere Snipvogels; van de levenswijze der jongen valt hetzelfde op te merken.

Geen der Snipvogels kan gemakkelijker gevangen worden, geen geraakt spoediger aan de gevangenschap gewoon dan de Kemphaan. Zonder moeite maakt men zich van de mannetjes meester door op de kampplaats strikken te zetten; ook in het watersnippennet vangt men ze dikwijls in grooten getale. Uit Friesland worden er vele naar Engeland verzonden. – Zij schikken zich zeer goed in het leven in de kooi en eten dadelijk, wat hun hier voorgezet wordt. Twee mannetjes zullen echter, zelfs wanneer zij in een doek of net uren ver gedragen zijn, zoodra zij in een hok geplaatst worden, nog eerder aan ’t vechten gaan dan aan ’t eten. In een groote volière maken zij een allerliefste vertooning en verschaffen den toeschouwer voortdurend tijdverdrijf, althans zoolang de broedtijd duurt; iedere broodkruimel, die hun toegeworpen wordt, brengt het geheele gezelschap in opschudding. Na den paartijd leven zij in vrede met elkander, hoewel soms de eene of de andere zich laat verleiden tot het aannemen van een dreigende houding.

De eieren van de Kemphanen worden, evenals die van de Kievieten, ingezameld en gegeten. Het vleesch van deze Vogels smaakt goed.

*

De Waterloopers (Oeverloopers en Ruiters) zijn in den regel slanker dan de Strandloopers, hebben een kleineren kop, een langeren snavel en staan hooger op de pooten. De snavel is zoo lang als de kop of iets langer, van den wortel tot bij het midden zacht, aan de spits hoornachtig; de voet is verschillend van maaksel, soms hoog en dun, soms kort en krachtig, bij de meeste vier-, bij enkele drieteenig; de buitenste en de middelste voorteen zijn door een spanvlies verbonden; de vleugels zijn lang en smal, hun spits wordt door de eerste handpen gevormd; de uit 12 pennen samengestelde staart is kort, afgerond, trapvormig of wigvormig. De kleine veeren liggen glad tegen het lichaam aan, hebben zeer bescheidene kleuren en worden tweemaal ’s jaars gewisseld. Tusschen de mannetjes en wijfjes bestaat een gering verschil in grootte, weinig of geen verschil van kleur. Kenmerkend voor deze groep is het ontbreken van het tastorgaan aan de snavelspits.

Evenals de vroeger genoemde Vogels, behooren ook de Waterloopers hoofdzakelijk in ’t noorden thuis; alle soorten trekken echter geregeld en bezoeken dan de meest afgelegen landen. Zij houden zich op aan de oevers van stroomend en stilstaand water, in moerassen en broeklanden, minder vaak aan de zeekust. In de winterkwartieren vereenigen zij zich met vele andere Vogels, die dikwijls tot zeer verschillende soorten behooren, maar vormen zelden zulke groote zwermen als de Strandloopers. Hun voorkomen is bevallig, hun gang sierlijk, behendig en stappend; zij vliegen buitengewoon snel en zonder merkbare inspanning; hun stem bestaat uit aangename, hooge, fluitende, ver hoorbare tonen, die zooveel op elkander gelijken, dat de eene soort niet zelden de roepstem van de andere volgt. Het nest rust meestal op den grond, soms echter op boomen, en bevat, evenals bij de vorige groep, vier betrekkelijk groote, peer- of tolvormige eieren, die op olijfgroenen grond met bruingrijze vlekken geteekend zijn en door het wijfje uitgebroed worden. De jongen loopen de ouden reeds op den eersten levensdag na, verbergen zich, evenals hunne verwanten, bij naderend gevaar zeer behendig op den bodem of in het gras, leeren spoedig fladderen en gaan hun eigen weg, zoodra zij vliegen kunnen.

Alle Waterloopers zijn voorzichtig en schuw van aard; de groote soorten nemen daarom overal, waar zij met andere strandvogels samenleven, het leiderschap op zich. Zij zijn niet gemakkelijk te jagen; de vangst biedt eveneens bezwaren aan. Spoedig geraken zij gewoon aan ’t leven in de kooi, nemen eenvoudigen kost voor lief en kunnen bij behoorlijke verzorging jaren lang als gevangenen in ’t leven gehouden worden.

*

Als een overgangsvorm tusschen de Strand- en de Waterloopers kan men de Oeverloopers (Actitis) beschouwen, gekenmerkt door een rechten snavel, die den loop in lengte evenaart en een afgeronde staart, die achter de vleugelspitsen uitsteekt. De eenige soort van dit geslacht, die Europa en ook ons vaderland bewoont – de Oeverlooper of Steenvink (Actitis of Tringoides hypoleucos) – is aan de bovenzijde olijfbruinachtig met groenachtigen of purperkleurigen weerschijn, met zwarte, overlangsche en dwarse vlekken geteekend, aan de onderzijde wit; de veeren van de zijden van den kop vormen een witte streep boven en een witte plek onder het oog, doch zijn overigens bruinachtig met donkerder schaften en overlangsche vlekken; de slagpennen zijn bruinzwart; de armpennen hebben een witte wortelhelft en spits, die met de witte vlekken der handpennen op den uitgespreiden vleugel breede banden vormen; de middelste stuurpennen zijn grijsbruin met zwarte schaft en roestgele kanten en vlekken, de overige meer of minder wit met smalle, zwarte dwarsbanden. Het oog is bruin, de snavel grauwzwart, aan den wortel lichter, de voet loodkleurig grijs. Totale lengte 21, staartlengte 6 cM.

Met uitzondering van het noordelijke deel van de Vereenigde Staten, van Middel- en Zuid-Amerika en van Polynesië bewoont of bezoekt deze Vogel de geheele aarde en nestelt ook bijna overal waar hij voorkomt. Hij verlaat ons in October en komt in April terug; gedurende den zomer treft men hem op de met zand of steentjes bedekte oevers van rivieren en meren aan, vooral op plaatsen, die aan de landzijde door een hoogen walkant beschut zijn; hij voedt zich met wormpjes, larven en gevleugelde Insecten, vooral met Net- en Tweevleugeligen. Deze worden van den grond opgepikt of in de vlucht gevangen, soms ook van de bladen weggenomen. Om de zittende Vliegen, Muggen, Haften en Waterspinnen te vangen, sluipt hij met ingetrokken kop en hals onhoorbaar en voorzichtig naar hen toe; door ’t plotseling strekken van den hals wordt de snavel uitgestoken en deze mist zelden zijn doel. Hij loopt schielijk, zwemt en duikt als het zijn moet, vliegt uitmuntend en laat vooral bij het opvliegen zijn stem hooren. Deze bestaat uit een fijn, helder, hoog en ver hoorbaar gefluit, dat ongeveer als “iediedied” klinkt en in den paartijd een zacht beginnenden en eindigenden triller vormt, die zeer dikwijls herhaald wordt, doch geen onaangenamen indruk maakt. Men ziet de mannetjes dan onrustig zeer dicht langs den waterspiegel heen en weer vliegen. Het napvormige, met hooi belegde nest, dat voor een Snipachtigen Vogel zeer goed gebouwd mag heeten, rust op den grond tusschen de struiken op een plekje van den oever, dat bij hoog water droog blijft. De 4 eieren, welke in grootte met die van Patrijzen overeenkomen, hebben een somber roestgele grondkleur met groenachtigen weerschijn; zij zijn grauw, paars en roodbruin gevlekt en gestippeld.

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels»

Обсуждение, отзывы о книге «Het Leven der Dieren: Hoofdstuk 7: De Pluviervogels» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x