1 ...6 7 8 10 11 12 ...15 De twee kano's waren nu dicht bij elkaar boven de gezonken boot. Terwijl het onweer nog raasde, was het onmogelijk te weten hoeveel mensen van de achttien volwassenen en kinderen uit de middelste boot uit het water gehaald waren.
Akela watertrappelde en keek om zich heen, op zoek naar wie nog in het water was.
Hiwa Lani zwom naar hem toe. "Ik zie niemand meer." riep ze door de huilende wind.
"Ik ook niet."
Terwijl ze zich allebei bovenop de volgende golf lieten meevoeren, bleven ze zoeken naar andere slachtoffers in het water. Bij elke bliksemflits speurden ze de wervelende zee af.
Toen zag Akela plots een vrouw in zijn kano staan roepen en met de armen zwaaien. De klank van haar stem werd weggeblazen door de wind, maar hij zag dat ze opgewonden was over iets. Ze wees naar het water en schreeuwde als een bezetene. Ook de anderen in de boot schreeuwde en wezen naar het water.
"Er is daar nog iemand!" schreeuwde Hiwa Lani.
Allebei haalden ze diep adem en doken onder de golven.
Door het constante gebliksem boven hen kreeg het water een spookachtige, groenige gloed. In dat spookachtige, pulserende licht zag Akela een meter onder zich de gekapseisde kano traag wegzinken. Hij deed teken naar Hiwa Lani en ze knikte.
Ze zwommen naar de kano en doken eronder.
Onder de boot zag Akela de benen van een kind spartelen in het water. Hij kon zien dat ze in de touwen verstrikt was. Hij zwom naar haar toe tot hij naast haar was. Zijn hoofd kwam terecht in een kleine luchtbel die de gekapseisde kano vasthield. In de flitsende, groene gloed zag hij de doodsangst in haar ogen en in de ogen van het biggetje dat ze in haar armen hield.
Het meisje sloeg haar armen om Akela's nek. "Akela, ik wist dat je me zou komen redden."
Hiwa Lani kwam naast hen zwemmen. Ze gulpte wat lucht in en keek van de een naar de ander met grote ogen. Ze grinnikte.
"Lekia Moi," ze nam nog een hap lucht, "wat heb ik je gezegd over met je varken spelen onder de boten?"
De achtjarige lachte en gaf haar een knuffel met een arm. "Ik hou van je, Hiwa Lani."
De kano kreunde en verschoof zijwaarts.
Het biggetje krijste en ze keken naar de onderkant van de boot terwijl hij zijwaarts verschoof. Hun luchtbel zou weldra ontsnappen vanonder de steeds schuiner liggende boot.
"Als we naar de zeebodem zinken," zei Hiwa Lani, "zal je niet meer zoveel van me houden."
"Haal driemaal diep adem, Lekia Moi," zei Akela, "en dan moeten we terug naar het onweer."
Lekia Moi begon diep te ademen.
Hiwa Lani bevrijdde het meisje uit de touwen en spatte water in het gezicht van het varken zodat hij adem zou halen. Ze duwde het varken neer en voorbij de rand van de boot.
"Klaar?" vroeg Akela.
"Ja." zei het meisje en ze doken. Akela en Hiwa Lani leidden het meisje mee tussen hen in en kwamen al snel boven water in de huilende wind en de beukende regen.
Ze waren bijna twintig meter verwijderd van de overblijvende kano's die nu samengebonden waren.
Akela zag het biggetje verwoed spartelen naar de kano's en voorbij het varken zag hij de moeder van het meisje van blijdschap met de armen zwaaien en roepen toen ze haar dochter zag.
Een van de jonge mannen aan boord greep het uiteinde van een touw en dook het water in. Hij kwam vlakbij het biggetje boven. Hij knelde het varken onder zijn arm en de anderen trokken hen allebei terug naar de boot.
Akela verplaatste Lekia Moi naar zijn rug en zwom naar de kano's met Hiwa Lani naast zich.
Setting: 31 januari 1944 Amerikaanse invasie op het eiland Kwajalein, in de Stille Zuidzee
Japans machinegeweervuur versplinterde de bovenkant van de boomstronk en de stukken hout en schors vlogen alle kanten uit.
Martin kroop naar het uiteinde van de boomstronk, trok zijn helm van zijn hoofd en keek even snel. Hij trok zijn hoofd terug. "Drie tanks!" Hij kroop naar Duffy en Keesler. "Er komen drie van die smeerlappen recht op ons af." Hij zette zijn helm weer op en maakte het riempje onder zijn kin vast.
Het ritmische gekletter van de rupsbanden kwam dichterbij.
Martin keek nog even en dook dan weg. "Twintig meter." fluisterde hij. Hij keek wild in het rond, maar ze konden nergens heen.
Hij gluurde opnieuw over de boomstronk. De tanks waren zo dicht nu dat hij zich onder het gezichtsveld van de schutters bevond. De linker- en rechtertank zou de boomstronk missen, maar de middelste tank reed recht op hen af.
"Allemachtig!"
Hij keek naar de twee andere mannen. Duffy lag naast hem en Keesler, aan de andere kant van Duffy, hield zijn zijde vast waar het bloed zijn hemd doordrenkte.
"Wat doen we nu?" vroeg Duffy.
Martin greep Keesler bij de schouder en trok hem dichter. Hij keek naar de tank en schoof dan een beetje op naar links. Hij trok beide mannen dicht bij zich.
"Trek je hoofd in."
Even later raakten de banden van de tank krakend de boomstronk en stopte. De chauffeur gaf gas en de tank schokte vooruit, bovenop de boomstronk.
Keesler riep het uit als de tank boven hen uittorende.
De boomstronk begon te splinteren terwijl de drie mannen zo dicht mogelijk bijeen zaten en zich in de aarde duwden.
Plots helde de tank over en ze keken naar de olieachtige onderkant van het metalen beest op enkele centimeters boven hun hoofd.
De boomstronk kreunde als de zware tank neerkwam en opnieuw voorwaarts kroop, schrijlings over de drie mannen.
Eindelijk rolde de tank voorbij en liet hen achter in een walm van stinkende uitlaatgassen van de dieselmotor.
"Hemeltjelief!" zei Duffy. "Werden we nu net overreden door een tank?"
"Ja." zei Martin.
Ze keken toe hoe de tanks een klein ravijn inreden en dan een halve draai naar rechts maakten.
"Waar gaan ze heen?" fluisterde Martin.
"Doet het ertoe?" zei Keesler. "Zolang ze niet naar hier terugkeren."
De tanks gingen op een rechte lijn staan en stopten vijftig meter verder. Ze draaiden hun geschutskoepels een beetje naar rechts.
Blijkbaar stonden ze in radiocontact met elkaar want hun bewegingen waren gecoördineerd.
"Onze jongens bevinden zich daar ergens." zei Martin.
Een ogenblik later openden de tanks het vuur met hun vijfenzeventigmillimetergeweren.
De drie mannen keken toe hoe de kogels een betonnen bunker raakten honderd meter verder.
Ze hoorden een schreeuw en dan kwam een soldaat de bunker uitgelopen.
"Hé," zei Duffy, "het is iemand van onze mannen!"
Een schutter uit een van de tanks schoot de soldaat neer.
"Smeerlap!" schreeuwde Keesler.
De tanks openden het vuur opnieuw met hun Franse vijfenzeventigs.
"Ze hebben onze jongens daar in het nauw gedreven." zei Duffy.
"En ze schieten ze aan flarden." zei Keesler.
Martin greep de vier handgranaten vast die aan de schouderriemen van Duffy hingen.
"Wat denk je wel dat je doet?" vroeg Duffy.
"Ik zal zien of ik hen kan doen vertragen."
"Ze hakken je in mootjes." zei Keesler.
"Ja, ik weet het."
"Hier." Duffy haalde de rugzak van onder zijn hoofd. "Je zal dit nodig hebben."
"Wat is dat?" vroeg Martin.
"Explosieven."
"Hoe moet je ze gebruiken?" Martin nam de rugzak vast en bekeek hem eens goed.
"Duw hem onder de tank zodat hij vastgeklemd zit en rol dan het touw af terwijl je je verwijdert."
"Hoe ver?"
"Minstens twintig meter of tot je achter een van de andere tanks bent. Dan ruk je aan het touw en de boel vliegt de lucht in."
"Wat zit erin?"
"Een kilogram TNT."
"Oké."
Martin stopte de vier granaten in zijn tas met de medische voorraad, hing de rugzak met explosieven over zijn schouder en rende naar de tanks.
Hij liet zich op de grond vallen naast de eerste tank en wachtte tot het kanon vuurde.
Zodra het kanon was afgegaan, sprong Martin op de tank, trok de pin uit een van de granaten en rolde hem in de loop van het kanon.
Читать дальше