Charley Brindley
De laatste plaats in de Hindenburg
De laatste plaats in de Hindenburg
door
Charley Brindley
charleybrindley@yahoo.com
www.charleybrindley.com
Afbeeldingen voor- en achterkant
© 2019 door Charley Brindley Alle rechten voorbehouden
Vertaald door
Leen Vermeersch
Fool Stop vertaling en correctie
© 2019 door Charley Brindley alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de Verenigde Staten van Amerika
Eerste editie maart 2019
Dit boek is opgedragen aan
Rhett House
Sommige boeken van Charley Brindley
zijn vertaald in het:
Italiaans
Spaans
Portugees
Frans
en
Russisch
Andere boeken van Charley Brindley
1. Oxana’s Pit
2. The Last Mission of the Seventh Cavalry
3. Raji Book One: Octavia Pompeii
4. Raji Book Two: The Academy
5. Raji Book Three: Dire Kawa
6. Raji Book Four: The House of the West Wind
7. Hannibal’s Elephant Girl, Book One
8. Hannibal’s Elephant Girl, Book Two
9. Cian
10. Ariion XXIII
11. Dragonfly vs Monarch: Book One
12. Dragonfly vs Monarch: Book One
13. The Sea of Tranquility 2.0 Book One: Exploration
14. The Sea of Tranquility 2.0 Book Two: Invasion
15. The Sea of Tranquility 2.0 Book Three
16. The Sea of Tranquility 2.0 Book Four
17. The Rod of God, Book One
18. Sea of Sorrows, Book Two of The Rod of God
19. Do Not Resuscitate
20. Henry IX
21. Qubit’s Incubator
Binnenkort verkrijgbaar
22. Dragonfly vs Monarch: Book Three
23. The Journey to Valdacia
24. Still Waters Run Deep
25. Ms Machiavelli
26. Ariion XXIX
27. The Last Mission of the Seventh Cavalry Book 2
Meer details over andere boeken vind je op het einde van dit boek.
Setting: Heden, in een klein land in Centraal-Azië
Ze rolde van haar brits, plaatste haar voeten op het ijskoude cement en keek naar de deur.
"Vijf… vier…" fluisterde ze, "drie… twee… een."
De deur zwaaide open en ze stapte naar buiten. "Goeiemorgen, Lurch."
De bewaker gromde.
Dat was de enige goeiemorgen die ze ooit kreeg van hem. Ze kende zijn naam niet, maar ze vond dat hij op 'Lurch' leek van de Addams Family: groot met een kolossaal, hoekig hoofd en beschaduwde oogkassen.
Nadat de zware deur dicht gebonsd was, ging Lurch richting de trap. Ze volgde hem op een paar passen afstand.
De bewaker droeg een ouderwets blauw en rood grenadiersuniform. Het had uitgerafelde mouwen en een versleten kraag, het had ook een goede wasbeurt en wat verstelwerk nodig.
Ze namen de trap drie verdiepingen naar beneden en gingen dan naar buiten naar de luchtplaats. Het was er verlaten zoals altijd om 10.00 uur als het haar beurt was. Waarom er geen andere gevangenen aanwezig waren, wist ze niet. Was het voor haar veiligheid… of voor die van hen?
Het slot klikte achter haar, dan sloot ze haar ogen, wendde haar gezicht omhoog en ademde diep in alsof ze de warme zonneschijn inademde. Na drieëntwintig uur opgesloten te zijn in haar ellendige cel voelde het als de eerste adem van de lente.
Na een moment van stilte, opende ze haar ogen. Een vliegtuigspoor boven haar hoofd leek wel een perfecte krijtstreep door de blauwe lucht.
Een vliegtuig dat zo hoog vliegt dat ik de motoren zelfs niet hoor. Gevuld met gelukkige drinkebroers op weg naar een of ander exotisch strand. Honderden mensen zonder zorgen. Zo hoog dat ze deze afgrijselijke kooi van steen en staal niet kunnen zien, laat staan het stipje vrouw dat erin gevangen zit.
Ze zuchtte, keerde zich om en wandelde gezwind langs het gebouw. Als ze een muur bereikt had, ging ze naar links en wandelde nog een paar meter. Daar knielde ze om een steen op te rapen die tegen de muur lag. Het was een riviersteen, ongeveer zo groot als een pakje Camel. Glad en rond met aan de zijkant een klein stukje dat geslepen was. Met de steen verborgen in haar hand ging ze naar de buitenmuur die vier meter boven haar uittorende. Ze stopte en keek vier meter omhoog naar de prikkeldraad die als een spiraal op de bovenste rand lag. Hij lag over een dubbele rij gebroken glas – groene en bruine restanten gebroken wijnflessen van de werklui die al lang verdwenen waren. Het glas was in mortel verankerd en de scherpe scherven vingen de morgenzon en sneden hem in wel duizend onbeweeglijke diamanten.
Ook al zou het mogelijk zijn om de muur te beklimmen, zich door het prikkeldraad murwen en over het gebroken glas kruipen, zou onmogelijk zijn. Met een zware draadschaar zou ze de prikkeldraad door kunnen knippen en het gebroken glas eraf kunnen slaan. Maar er zouden nog kleine brokjes uit de mortel blijven steken. Misschien kon een dik deken over het glas helpen… maar dat had ze ook niet. En zelfs al lukte het haar om bovenop de muur te raken, hoe moest het dan verder? Vier meter naar beneden aan de andere kant, misschien meer. Misschien veel meer. Ze wist dat de gevangenis tegen een bergwand gebouwd was want ze kon besneeuwde bergtoppen zien achter het grijze granieten gebouw. Het kon zelfs een echte klif zijn aan de andere kant van de muur.
Ze stapte vooruit en keek naar de muur. Ze staarde even naar de rij x'en. Met de scherpe rand van haar steen kerfde ze op het einde van de rij een schuin streepje voor een nieuwe x. Ze wist dat hij de x zou vervolledigen als hij na de middag buiten kwam.
Lang geleden al had ze zich voorgenomen om zich van het leven te benemen als er ooit twee x'en na elkaar onvolledig bleven en de lichtweerkaatsing van voor zijn raam verdween.
Het zou best eenvoudig zijn. Ophouden met eten. Het eten door het toilet spoelen. De bewakers zouden niets vermoeden tot het te laat was om haar van de hongerdood te redden.
Of ze kon Lurch aanvallen op weg naar de luchtplaats en hem zo dwingen haar neer te schieten. Een snel einde was misschien te verkiezen boven zich tien dagen uithongeren tot ze stierf.
Als ze zou proberen te verhongeren, konden ze haar bewusteloze lichaam naar de ziekenboeg brengen en haar er weer bovenop helpen met intraveneuze voeding. Nee, het zou beter zijn zich door Lurch te laten neerschieten met zijn kalasjnikov.
Ze telde de x'en: negentien. De rij erboven telde er twintig en die daarboven ook. Ze stapte achteruit en staarde naar de vele rijen x'en. De x'en op het linker gedeelte van de muur waren al vervaagd.
Drieduizend zevenhonderdnegentien x'en. Een voor elke dag dat ze gevangen zaten.
Ze keek naar het gebouw. Als ze omhoogkeek, zag ze de derde verdieping; haar verdieping. Als ze verder omhoogkeek, zag ze de zesde verdieping; zijn verdieping. Ze telde de getraliede vensters van rechts… zeven… acht… negen. Daar. Zijn venster. Ze keek geconcentreerd. Dan zag ze het: een snelle lichtweerkaatsing. Hoe hij het deed, wist ze niet, maar zelfs als het bewolkt was, maakte hij dit subtiele signaal. Het stelde niet veel voor, gewoon een korte lichtweerkaatsing, maar haar hele bestaan draaide rond dit moment, die fractie van een seconde tussen duizenden seconden elke dag die haar zowel vertelde dat hij nog leefde als dat hij van haar hield en dat ze samen deze beproeving zouden doorstaan.
Читать дальше