‘Wat is er ineens?’
‘Wat stom van me,’ zei de Jakkepoes. ‘Ik heb je het nieuwtje nog niet verteld... helemaal vergeten door de moederliefde.’
‘Hindert niet, zeg het dan nu maar.’
‘’t Is niet een nieuwtje voor de krant, ‘t Heeft met jouzelf te maken. Je tante is hier geweest. Je tante Moortje. Ze wou je spreken maar ze is te oud om de daken op te gaan en daarom heeft ze de boodschap maar bij mij afgeleverd.’
‘Wat had ze dan?’
‘Ze vraagt of je eens langskomt. Ze had bezoek gehad van je zuster.’
Minoes schrok. ‘Van... van mijn zuster? Maar die woont heel ver weg. Helemaal aan ‘t andere eind van de stad. Wat moest ze hier?’
‘Ja hoor ‘s,’ zei de Jakkepoes. ‘Ik weet verder niets. Mijn naam is dakhaas. Ha, ha, is dat niet een leuk grapje? En als je morgen weer komt zorg dan dat er geen graten in de vis
zitten.’
‘Vind je ‘t goed als mijn baas een keer bij je komt?’ vroeg Minoes. ‘En Bibi?’
‘Bibi wel,’ zei de Jakkepoes zonder te aarzelen. ‘Ze heeft me uitgetekend, heb je ‘t gezien?’
‘Het lijkt prachtig,’ zei Minoes.
‘Maar wat die Tibbe betreft... ik ben zo bang dat hij gaat betuttelen,’ zei de Jakkepoes. ‘Hij is een Tuttelaar. Nog erger dan jij. M’n kindertjes meenemen... dokters en prikken en tehuizen zoeken... En zo...’
‘Ik zal zeggen dat hij niet mag tuttelen,’ zei Minoes. ‘Tot morgen.’
Op weg naar huis liep ze door de tuin van tante Moortje.
Ze hield zich verscholen tussen de struiken, maar toen ze even mauwde kwam haar oude tante door het katteluik naar buiten.
‘Je bent nog niet veel opgeschoten,’ zei tante Moortje misprijzend. ‘Nog geen staart, nog geen snor, en nog altijd dat enge mantelpak.’
‘Ik heb gehoord dat...’ begon Minoes.
‘Jazeker,’ viel tante Moortje haar in de rede. ‘Je zuster was hier.’
Minoes beefde en haar stem was een beetje schor toen ze vroeg: ‘Mijn zuster uit de Emmalaan?’
‘Ja natuurlijk die uit de Emmalaan,’ zei tante Moortje, ‘’t Is toch je enige zuster?’
‘Ze heeft me weggejaagd,’ zei Minoes. ‘Uit het huis en uit de tuin. Ze was boos op me. Omdat ik geen poes meer was. Ik mocht nooit meer terugkomen, zei ze...’
‘Heel begrijpelijk...’ knikte tante Moortje. ‘Maar je hebt de groeten. Ze is niet meer kwaad. Ze vindt het zielig voor je, dat wel.’
‘Mag ik dan nu weer terug?’ vroeg Minoes. ‘Wil ze me weer hebben?’
‘Niet zoals je nu bent!’ riep tante Moortje. ‘Eerst weer een fatsoenlijke kat worden, dat spreekt.’
‘’t Was een heerlijke tuin, daar in de Emmalaan,’ zei Minoes. ‘’t Was m’n eigen tuin en m’n eigen huis... en de vrouw was lief voor ons. Zou de vrouw me terug willen hebben?’
‘Natuurlijk wel, als je maar weer normaal bent,’ zei tante Moortje. ‘En zal ik je eens wat vertellen? Je zuster begrijpt nu hoe het zo gekomen is... die ziekte van jou. Ze heeft hetzelfde gehad.’
‘Wat? riep Minoes. ‘Is zij ook...’
‘Sssst... niet zo hard,’ zei tante Moortje. ‘Nee, ze is niet ook... Maar ze was bijna ook. Ze kreeg menselijke neigingen. Haar snorren vielen uit... haar staart begon te verdwijnen... Het kwam omdat jullie allebei uit de vuilnisbak hadden gegeten van het instituut. Zegt je zuster.’
‘Is het daarvan gekomen?’ zei Minoes. ‘Dat was het gebouw naast ons huis, in de Emmalaan... er stond altijd een vuilnisbak buiten. En ik vond er wel eens iets eetbaars.’
‘Juist,’ zei tante Moortje. ‘Jij hebt er meer van gegeten dan je zuster. Bij haar is het overgegaan.’
‘Vanzelf? Is ze vanzelf beter geworden?’
‘Nee, ze zegt dat ze een bepaald middeltje gevonden heeft... iets waardoor ze weer gewoon werd. Maar als je wil weten wat precies... dan moest je maar eens langskomen.’
‘O,’ zei Minoes.
‘En dat zou ik dus maar heel gauw doen,’ zei tante Moortje. ‘Het heeft nou lang genoeg geduurd. Wat zit je te aarzelen?’
‘Ik weet niet helemaal zeker of ik wil,’ zei Minoes.
‘Stapelgek ben je,’ riep tante Moortje. ‘Je enige kans, je laatste kans om weer een ordentelijke kat te worden. En jij weet niet zeker of je wil!’
‘Ik twijfel en weifel,’ zei Minoes.
Tante Moortje ging verontwaardigd naar binnen en Minoes ging naar huis, naar haar eigen dak waar ze ging zitten kijken hoe de maan opkwam boven de Verzekeringsbank. Uit de achtertuinen ver beneden haar stegen bloesemgeuren en hier in de goot zweefden allerlei katteluchtjes. Het was erg verwarrend.
De volgende morgen gaf Tibbe haar een pakje.
‘Een kadootje,’ zei hij. ‘Omdat ik meer salaris heb gekregen.’
‘Wat mooi, dank u wel...’ zei Minoes. Het was een paar handschoenen. ‘Het is voor de ontvangst,’ zei Tibbe. ‘Ontvangst?’
‘Er is vanmiddag een ontvangst in hotel Monopool. Het is feest vanwege meneer Smit z’n jubileum. En ik wou graag dat u meeging, juffrouw Minoes. Er komen erg veel mensen.’
‘Dan wil ik niet mee,’ zei Minoes.
‘Het zou erg goed voor u zijn,’ zei Tibbe. ‘En voor mij ook. We zijn allebei verlegen en we moeten allebei Leren Durven. En ik denk dat de haringman er ook is.’
‘O,’ zei Minoes.
‘Ik heb die handschoenen gekocht, zei Tibbe, ‘omdat ik dacht: Als u dan iemand krabt, dan komt het niet zo hard aan.’
Hoofdstuk 8
De ontvangst van meneer Smit
‘Ik geloof dat ik toch maar liever terugga,’ zei Minoes. ‘Ik denk dat ik niet durf.’
Ze stonden op de Groenmarkt voor hotel Monopool. Hier was de ontvangst van meneer Smit. Er stonden erg veel auto’s en er gingen erg veel mensen naar binnen.
Minoes had haar nieuwe handschoenen aan, maar nu ze al die drukte zag werd ze schuw.
‘Niet bang zijn,’ zei Tibbe. ‘Kijk, daar komt Bibi naar buiten.’
Bibi kwam stralend en huppelend naar hen toe. ‘Wat heb je daar nou? Een fototoestel!’ riep Tibbe. ‘De eerste prijs,’ zei Bibi. ‘Ik heb de eerste prijs van de tekenwedstrijd.’
‘Die heb je verdiend!’
‘Hij hangt aan de muur,’ zei Bibi. ‘Daarbinnen in de zaal. Al onze tekeningen mogen daar vandaag hangen. En ik mocht helpen het kado aanbieden.’
‘En ga je nu weer mee naar binnen?’ vroeg Minoes.
Bibi schudde haar hoofd. ‘Vanmiddag is het voor de grote mensen,’ zei ze. ‘Wij hebben al feest gehad. Op school.’
Ze liep verder en Tibbe zei: ‘Kom we gaan naar binnen, juffrouw Minoes. En denk er alstublieft aan! Niet spinnen, niet blazen, geen kopjes geven, zelfs niet aan de haringman.’
‘Er zullen toch geen honden zijn?’ vroeg Minoes angstig.
‘Nee, honden komen niet op een ontvangst.’
Daarbinnen was het erg vol. Meneer Smit en zijn vrouw zaten op een verhoginkje midden tussen de bloemstukken en achter hen aan de muur hingen de kindertekeningen. Het was een leuke tentoonstelling en de Jakkepoes hing op de beste plaats. Eerste prijs, stond erbij.
‘Ach kijk!’ riep meneer Smit. ‘Daar hebben we Tibbe. Mijn beste Tibbe, wat fijn dat je gekomen bent. Kijk eens naar het kado dat ik gekregen heb van alle mensen uit de buurt. Een kleurentelevisie! Is het niet geweldig?’
Tibbe drukte hem de hand en zei: ‘Dit is mijn secretaresse. Juffrouw Minoes.’
‘Aangenaam,’ zei meneer Smit. ‘Ik heb u geloof ik wel eens eerder gezien, is het niet? In een boom...’
Nu kwamen er anderen gelukwensen en handjes geven en Tibbe en Minoes liepen door. Overal stonden groepjes pratende mensen. Daar stond de haringman. Hij wuifde tegen Minoes en ze kreeg een kleur. En daar stond de bakkersvrouw die haar toeknikte en ze raakte meer en meer op haar gemak.
Het gaat goed, dacht Tibbe met een gevoel van opluchting. Ze is vandaag helemaal niet kats.
Читать дальше