Hij veranderde echter onmiddellijk van toon, toen hij hoorde met wie hij verbinding had.
'Goedemorgen, mevrouw Brassel. Wat verschaft mij het genoegen? Een afspraak? Maar natuurlijk. Onmiddellijk, om tien uur, zeker. Waar? Hier? O, liever niet op een politiebureau, goed, waar dan? Wat zegt u? Het restaurant in de hal van het Amstelstation, ja, dat ken ik, goed, tien uur, fijn, tot dan, mevrouw Brassel.' Hij legde zachtjes de hoorn op het toestel terug en krabde zich eens in de nek. Wat wilde de knappe vrouw van Brassel? Waarom die afspraak op neutraal terrein? De mogelijkheid dat ze gisteravond, na de eerste kennismaking direct al verliefd op hem was geworden, verwierp hij na ampele overwegingen. Het kon niet. Zijn eigen vrouw — toch al toegevend van aard — was pas na jaren iets in zijn goedhartige bokserskop gaan zien. Nee, verzuchtte hij, het zou allemaal wel puur zakelijk zijn. Enfin, in het restaurant zouden ze in ieder geval wel verse koffie hebben. Hij sloot de lade van zijn bureau af, wierp nog een vernietigende blik in de richting van de arme Bonnemaijers en trok zijn jas aan. Mokkend verliet hij de recherchekamer. Beneden in de gang zag hij de oude commissaris juist het politiebureau binnenstappen. De Cock trok snel de kraag van zijn jas omhoog en trachtte vlug via de achteruitgang te ontkomen. Het lukte niet.
'De Cock!' Het klonk luid en dwingend. De Cock draaide zich langzaam om, plooide zijn gezicht in een vriendelijke grijns en liep schoorvoetend terug naar zijn chef.
'Goedemorgen meneer.'
De commissaris lichtte zijn hoed.
'Goedemorgen De Cock,' zei hij opgewekt, 'ga even mee naar boven naar mijn kamer.'
De Cock wreef met zijn hand langs zijn kin.
'Ikke… ik heb nog een belangrijke afspraak om tien uur,' probeerde hij.
De commissaris keek op zijn horloge.
'O,' lachte hij, 'nog tijd genoeg.'
Voor zijn leeftijd wipte hij nog vlug de trap op.
De Cock ging zuchtend achter hem aan.
De commissaris smeet zijn zware aktetas op het tafeltje. Met zijn jas nog aan ging hij achter zijn bureau zitten en strekte zijn arm naar De Cock uit.
'Geef me jouw rapport,' zei hij in volle ernst, 'dan kunnen we dat eerst nog even samen doornemen.' De Cock slikte. 'Rapport, welk rapport?'
De commissaris fronste zijn stoppelige wenkbrauwen.
'Ik meen,' zei hij wat kriegelig, 'dat we dat hadden afgesproken.
Ik zou van jou of van de jonge Vledder een uitvoerig rapport krijgen over de moord in Het Wapen van Groenland.
De Cock boog het hoofd.
'Dat is waar,' zei hij timide. 'U hebt gelijk. Maar ik heb het nog niet. We hebben er nog geen tijd voor gehad. Bovendien is er feitelijk niets om uitvoerig over te rapporteren. Jan Brets is in Het Wapen van Groenland met een verzwaarde hockeystick neergeslagen. Dat staat allemaal al in dat eerste rapport dat Vledder en ik opmaakten.' Hij haalde zijn schouders op. 'Daar valt niet veel meer aan toe te voegen.' De commissaris stond vertoornd op. 'Ik wil een uitvoerig rapport.' De Cock maakte een verontschuldigend gebaartje. 'En ik heb het niet.' 'Dan maak je het.' 'Ik heb nu een afspraak.' Het gezicht van de commissaris liep rood aan. 'Ik wil,' riep hij woedend, 'hoe dan ook, vandaag nog van jou een gedetailleerd rapport over de moord op Jan Brets. Begrepen?' De Cock, die vanwege de koffie toch al uit zijn humeur was, onderdrukte met moeite een serie ongepaste opmerkingen. Hij zuchtte diep, beet daarna op zijn onderlip en vroeg beleefd-spot-tend of de commissaris "verder nog iets van zijn orders had".' Wel, dat had de commissaris. De directie van Het hotel Het Wapen van Groenland had hem al herhaaldelijk gevraagd wanneer de verzegeling van kamer 21 nu eens eindelijk werd opgeheven. Het duurde nu al twee dagen. Het werd een schadepost. De Cock bedwong zich niet langer.
'Verdomme nog aan toe,' ontplofte hij, 'het is alles bij elkaar nog geen achtenveertig uur geleden dat Jan Brets werd vermoord en nu al jankt een hotel over een verzegelde kamer en zeurt een commissaris over een onnozel rapport. Het valt me waarachtig mee dat er nog geen vragen in de Kamer zijn gesteld.'
De commissaris brulde één woord.
'Eruit!!!'
De Cock ging.
De koffie in het restaurant in de grote hal van het Amstelstation verzoende hem weer een beetje met zijn lot. De dag was slecht begonnen, vond hij. Als het zo doorging, kon hij vandaag nog wat beleven. Enfin, zo was het leven van een rechercheur, je wist nooit wat er boven je hoofd hing.
Hij dacht aan het onderhoud met zijn chef. Een uitvoerig rapport. Hij grijnsde voor zich uit. Met het schrijven van rapporten loste je geen moord op. Het verslond alleen zeeën van tijd. De commissaris moest dat weten. Hij stak kalm een sigaret op, bestelde een tweede kop koffie en wachtte gelaten op de komst van de vrouw van Pierre Brassel. Hij schoof zijn stoeltje iets naar achteren en keek op zijn gemak rond. Hij had een strategische positie ingenomen. Vanaf de plaats waar hij zat kon hij het hele restaurant overzien. Er waren niet veel mensen. Hier en daar een enkele reiziger, voor het merendeel mannen. De meeste tafeltjes waren onbezet.
Ze was mooi op tijd, mevrouw Brassel. Een paar minuten over tienen stapte ze binnen: een bijzonder knappe vrouw met opvallend blond haar, gekleed in een zwarte persianer. Haar verschijning trok de onmiddellijke aandacht van de weinige bezoekers.
Het was alsof plotseling een 'ademzucht' door het lokaal blies. Het ging gepaard met een ondefinieerbaar soort geritsel. Ze liet haar blik rustig door het restaurant dwalen en toen ze hem in het oog kreeg, stapte ze resoluut op hem af. Een vastberaden trek om haar mond.
De Cock bewonderde de haast katachtige soepelheid van haar lichaam en onderging de gratie waarmee zij zich voortbewoog. Ze had iets van een panter, dacht hij, met ingehouden klauwen. De Cock was ervan overtuigd dat zij de vrouw was met het Duitse accent, die getracht had Jan Brets nog kort voor zijn dood te bereiken. Had ze hem willen waarschuwen? Wat wist ze? Hij stond langzaam op. 'Goedemorgen, mevrouw Brassel.' 'Goedemorgen rechercheur.'
Hij hielp haar bij het uitdoen van haar mantel en schoof galant haar stoel bij. Een zoete geur van parfum steeg uit haar blonde haren. 'Koffie?'
'Graag.'
De Cock bestelde aan de toegelopen kelner. Het werd zijn derde kop. Hij ging rustig glimlachend tegenover haar zitten en keek haar een lange tijd onbeschaamd onderzoekend aan. Ze trotseerde zijn blik.
'U bent een knappe vrouw,' zei hij na een poosje, 'ja, inderdaad, een bijzonder knappe vrouw.' Het klonk volkomen ambtelijk, als stelde hij een feit vast.
'Het schijnt nu eenmaal het noodlot van mooie vrouwen, dat ze gemakkelijk in moeilijkheden raken. Ik vraag mij soms af, is dat alleen het gevolg van hun schoonheid of is er toch nog iets anders?' Ze glimlachte.
'Ik zou me er maar niet in verdiepen.' De kelner bracht de bestelde koffie. Een tijdje zwegen beiden.
De Cock roerde peinzend in zijn kopje en staarde onderwijl naar haar rechterhand die losjes op het tafeltje leunde. De hand trilde een beetje. 'Ik neem aan,' zei hij zo achteloos mogelijk, 'dat uw man u heeft gestuurd.'
'Nee!'
Het klonk zo fel, dat De Cock onmiddellijk opkeek.
'Nee,' herhaalde ze, 'ik kom uit mijzelf. Mijn man weet hier niets van. Hij is naar kantoor. Ik heb snel een oppas voor de kinderen gezocht.'
Ze zuchtte diep.
'Ik kan ook niet lang wegblijven.' De Cock knikte begrijpend.
'Wel,' zei hij met een uitnodigend gebaartje, 'het initiatief is aan u. Ik luister.'
Ze frommelde wat nerveus aan een leeg suikerzakje. Rond de mond met volle lippen trilde een zenuwtrek. 'Nou,' drong De Cock aan. 'U hebt toch geen afspraak met mij gemaakt om 's morgens om tien uur al van mijn onweerstaanbare charme te genieten?'
Ze schonk hem een zoete glimlach. Haar hand reikte over het tafeltje. Haar vingertoppen beroerden zijn arm. De aanraking bezorgde De Cock een warm gevoel. Het tintelde langs zijn huid.
Читать дальше