Alexandre Dumas - De Drie Musketiers dl. I en II

Здесь есть возможность читать онлайн «Alexandre Dumas - De Drie Musketiers dl. I en II» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: foreign_antique, foreign_prose, Историческая проза, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

De Drie Musketiers dl. I en II: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «De Drie Musketiers dl. I en II»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

De Drie Musketiers dl. I en II — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «De Drie Musketiers dl. I en II», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

„Mejuffrouw Bonacieux!” – Het vermoeden, dat zij het was, had zijn geest reeds vervuld, toen zij den zakdoek uit haar zak haalde; maar het was immers niet waarschijnlijk, dat juffrouw Bonacieux, die den heer de la Porte had laten roepen om haar naar het Louvre te geleiden, nu alleen de straten van Parijs om half twaalf des nachts doorliep op gevaar af van voor de tweede maal te worden ontvoerd… Het moest dus voor een zeer gewichtige zaak zijn; – en wat is voor een vrouw van vijf en twintig jaar de gewichtigste zaak?.. De liefde. – Maar was het in haar eigen belang, òf in dat van iemand anders, dat zij zich aan zooveel gevaar blootstelde?.. Dit waren de vragen, die zich de jongeling deed, wiens hart reeds door den duivel der jaloezie werd gekweld, alsof hij reeds tot erkenden minnaar aangenomen ware… Overigens, er bleef hem een eenvoudig middel over, om zich te verzekeren, waarheen juffrouw Bonacieux zich begaf; dit middel was, haar te volgen. Een middel zoo eenvoudig, dat d’Artagnan het natuurlijkerwijze en werktuigelijk te baat nam. Maar op het zien van den jongeling, die zich van den muur los maakte als een standbeeld uit zijn nis, en op het gerucht der voetstappen, welke zij achter zich hoorde weergalmen, liet juffrouw Bonacieux een zwakken kreet ontglippen en ging op de vlucht. D’Artagnan achtervolgde haar en het was voor hem niet moeilijk een vrouw in te halen, die in haar loop door een wijden mantel gehinderd werd… Hij bereikte haar dan ook op het derde gedeelte der straat, die zij was ingeloopen. De ongelukkige was uitgeput, niet door vermoeidheid, maar door angst en toen d’Artagnan zijn hand op haar schouder legde, viel zij op de knieën en riep met gesmoorde stem: „Breng mij om het leven, zoo gij wilt, maar gij zult niets weten!”

D’Artagnan richtte haar op, zijn arm om haar middel slaande; maar daar hij aan het gewicht, dat op zijn arm drukte, voelde, dat zij op het punt was in onmacht te vallen, haastte hij zich door betuigingen van dienstaanbieding haar gerust te stellen. Deze betuigingen waren voor juffrouw Bonacieux van niet de minste waarde, immers dergelijke betuigingen kunnen met de slechtste bedoelingen der wereld gedaan worden; maar de stem was voor haar van meer waarde. De jonge vrouw meende den klank dier stem te herkennen; zij opende de oogen weder, sloeg haar blik op den man, die haar zoo grooten schrik had aangejaagd en d’Artagnan herkennende, slaakte zij een vreugdekreet.

„O, zijt gij het!” riep zij; „ik dank u, mijn God!” – „Ja, ik ben het,” zeide d’Artagnan; „ik, dien God heeft gezonden om over u te waken.” – „Was het met dat voornemen, dat gij mij volgdet?” vroeg met een koketten glimlach de jonge vrouw, wier spotlustige aard weder boven kwam en bij wie het denkbeeld van vrees geheel was verdwenen, van het oogenblik dat zij een vriend herkende in dengene, dien zij voor een vijand had aangezien.

„Neen,” hernam d’Artagnan, „neen, ik beken, dat alleen het toeval mij op uw weg heeft gevoerd; ik zag een vrouw aan het venster van een mijner vrienden kloppen.” – „Van een uwer vrienden?” viel juffrouw Bonacieux hem in de rede. – „Zeker; Aramis is een mijner beste vrienden.” – „Aramis? wie is dat?” – „Komaan, wilt gij mij nu wijs maken, dat gij Aramis niet zoudt kennen?” – „Het is de eerste maal, dat ik dien naam hoor noemen.” – „Was het dan voor het eerst, dat gij naar dat huis gingt?” – „Ja.” – „En gij wist niet, dat het door een jongeling werd bewoond?” – „Neen.” – „Door een musketier?” – „Volstrekt niet.” – „Hij was het niet, dien gij gingt bezoeken?” – „In het minste niet. Daarenboven, gij hebt dit moeten zien: de persoon, met wie ik heb gesproken, was een vrouw.” – „Dat is waar, maar die vrouw zal een vriendin van Aramis zijn geweest?” – „Dat weet ik niet.” – „Wel, zij was immers in zijn huis.” – „Dat kan wel zijn.” – „Maar wie is zij?” – „O, dat mag ik niet zeggen.” – „Lieve mejuffrouw Bonacieux; gij zijt allerbekoorlijkst; maar tevens zijt gij de geheimzinnigste dame der wereld.” – „Ben ik hierom minder in uw oog?” – „Neen, integendeel, gij zijt aanbiddelijk.” – „Geef mij dan uw arm.” – „Gaarne, en nu?” – „Ga met mij.” – „Waarheen?” – „Waar ik heen ga.” – „Maar waarheen gaat gij?” – „Gij zult het zien, dewijl ik u aan de deur zal laten.” – „Moet ik wachten?” – „Dat is niet noodig.” – „Gij zult dan alleen terugkeeren?” – „Misschien wel, misschien niet.” – „Maar zal de persoon, die u vervolgens zal geleiden, een man of een vrouw zijn?” – „Dat weet ik zelve nog niet.” – „Dan zal ik het weten.” – „Hoedat?” – „Ik zal wachten, totdat gij er uit komt.” – „In dat geval, vaarwel!” – „Waarom?” – „Ik heb u niet noodig.” – „Maar gij hebt mij verzocht.” – „Ik heb om de hulp eens edelmans, maar niet de beloering eens spions verzocht.” – „Het woord is niet zacht.” – „Hoe noemt men hen, die de lieden tegen hun wil volgen?” – „Nieuwsgierigen.” – „Dat woord is te zacht.” – „Welaan, mejuffrouw! ik zie wel, dat men zich aan u moet onderwerpen.” – „Waarom hebt gij u de verdienste ontzegd zulks onmiddellijk te doen?” – „Is het er dan niet eene, berouw te hebben?” – „En hebt gij wezenlijk berouw?” – „Dat weet ik zelf niet; maar wat ik weet, is, dat ik u beloof alles te zullen doen, wat gij begeert, indien gij mij veroorlooft u te vergezellen tot dáár, waarheen gij gaan wilt.” – „En zult gij mij daarna verlaten?” – „Ja.” – „Zonder mij verder te bespieden?” – „Ja.” – „Op uw woord van eer?” – „Op mijn woord van edelman!” – „Geef mij den arm en laat ons gaan.”

D’Artagnan bood zijn arm aan juffrouw Bonacieux, die, half lachende, half bevende, hem aannam. Beiden bereikten alzoo het einde der straat la Harpe. Dáár scheen de jonge vrouw te aarzelen, zooals in de straat Vaugirard. Echter meende zij aan zekere kenteekenen een deur te herkennen en haar naderende, zeide zij: „Hier, mijnheer! is het, waar ik zijn moet; duizendmaal dank voor uw vereerend gezelschap, dat mij gevrijwaard heeft voor al de gevaren, waaraan ik alleen zou zijn blootgesteld; het oogenblik is nu gekomen uw woord te houden. Ik ben ter plaatse mijner bestemming.” – „En hebt gij, terugkeerende, niets meer te vreezen?” – „Niets anders dan de dieven.” – „Is dat dan niets?” – „Wat kunnen zij mij ontnemen? ik heb geen penning in den zak.” – „Gij vergeet dien fraaien, met een wapen geborduurden zakdoek.” – „Welken?” – „Dien ik aan uw voeten gezien en in uw zak gestoken heb.” – „Zwijg, zwijg, ongelukkige!” riep de jonge vrouw; „wilt gij mij in het verderf storten?” – „Gij ziet wel, dat er nog gevaar voor u aanwezig is; want één enkel woord doet u beven en gij bekent, dat, indien hetzelve gehoord werd, gij verloren zoudt zijn. O! zie, mejuffrouw!” ging d’Artagnan voort, haar hand nemende en op haar een gloeienden blik vestigende. „Zie, wees edelmoediger, stel in mij vertrouwen; hebt gij dan niet in mijn oogen kunnen lezen, dat alleen van liefde en toewijding aan u mijn hart is vervuld?” – „O, ja!” antwoordde juffrouw Bonacieux, „vraag mij daarom ook naar mijn geheimen en ik zal ze u zeggen; maar die van anderen, dat is iets anders.” – „Het is wel,” zeide d’Artagnan, „ik zal ze ontdekken; omdat deze geheimen invloed op uw leven kunnen hebben, moeten die geheimen de mijne worden.” – „Wacht er u wel voor!” riep de jonge vrouw, met een ernst, die d’Artagnan onwillekeurig een huivering op het lijf joeg. „O, bemoei u met niets, wat mij betreft; tracht mij niet te helpen in hetgeen ik wil ten uitvoer brengen; ik vraag u dit in naam van het belang, dat ik u inboezem, in naam van den dienst, welken gij mij hebt bewezen en dien ik zoo lang ik leef niet zal vergeten. Geloof liever aan hetgeen ik u zeg. Bemoei u niet meer met mij, laat ik voor u niet meer bestaan en laat het zijn, alsof gij mij nimmer gezien hebt.” – „Moet Aramis even zoo doen als ik, mejuffrouw?” vroeg d’Artagnan verstoord. – „Ziedaar reeds twee of drie malen, dat gij dien naam hebt genoemd, mijnheer! ik heb u echter gezegd, dat ik hem niet kende.” – „Kent gij hem niet, aan wiens venster gij hebt geklopt? Kom, mejuffrouw! gij beschouwt mij toch niet voor al te lichtgeloovig.” – „Beken dat het is, om mij uit te hooren, dat gij dien naam en die historie verzint.” – „Ik verzin niets, mejuffrouw! ik spreek de zuivere waarheid.” – „En gij zegt, dat een uwer vrienden in dat huis woont?” – „Ik zeg en herhaal het voor de derde maal, in dat huis woont mijn vriend en die vriend heet Aramis.” – „Dit alles zal zich later ophelderen,” lispte de jonge vrouw; „zwijg er nu over, mijnheer!” – „Indien gij in mijn hart kondet lezen,” zeide d’Artagnan, „zoudt gij er zooveel nieuwsgierigheid in zien, dat gij medelijden met mij zoudt gevoelen en zooveel liefde, dat gij onmiddellijk die nieuwsgierigheid zoudt voldoen. Men heeft niets te vreezen van hen, door wie men bemind wordt.” – „Gij spreekt al zeer spoedig van liefde, mijnheer!” zeide de jonge vrouw, het hoofd schuddende. – „Het is, omdat mij de liefde eensklaps overvallen is en voor de eerste maal en omdat ik nog geen twintig jaar oud ben.”

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «De Drie Musketiers dl. I en II»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «De Drie Musketiers dl. I en II» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «De Drie Musketiers dl. I en II»

Обсуждение, отзывы о книге «De Drie Musketiers dl. I en II» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x