Bernardus Gewin - Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne Vrienden

Здесь есть возможность читать онлайн «Bernardus Gewin - Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne Vrienden» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Жанр: foreign_antique, foreign_prose, Путешествия и география, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.

Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne Vrienden: краткое содержание, описание и аннотация

Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne Vrienden»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.

Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne Vrienden — читать онлайн ознакомительный отрывок

Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne Vrienden», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.

Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

August Holstaff, van den ouderdom van Torteltak, maar ook slechts in dit opzigt aan hem gelijk; want hij was een ingedrongen persoontje, op wiens gelaat monumenten voor eens geheerscht hebbende kinderpokken waren opgerigt. Hij had dan ook niet veel met zijn persoon op, gelijk hij trouwens met niemand hoog liep, die een gewoon en dragelijk gelukkig mensch was. Maar was men een weinig ongelukkig, bijzonder indien men smart van eenen poëtischen aard had, o! dan was hij medegevoelig en medelijdende. Maar hij bleef overigens, naar den smaak van ongelukkigen, wat al te lijdelijk. Hij gevoelde niets voor de natuur, zoolang de zon helder scheen; maar als de maan was opgegaan, dan was het heerlijk. Eene bloeijende roos trok zijne aandacht niet; maar waren de bladeren door een toeval, liefst door hagel, afgevallen, dan … o, dan! – Een heerlijk gebouw ging hij met verachting voorbij; maar eene ruïne! … o, eene ruïne! – Zijne vrienden verweten hem wel eens, dat hij voor niets dan voor ziekelijkheid sympathie had, en dat hij nooit een frisch, bevallig meisje, maar eene sukkelende, teringachtige schoonheid voor zijne gade zou verkiezen. – August Holstaff was anders een goed mensch, alleen een weinig onbruikbaar in de zamenleving. Hij had lange, geelblonde, sluike haren, en was nooit naar de mode gekleed.

Jan Veervlug was, behalve Joachim Polsbroekerwoud, de oudste van het reisgezelschap. Hij was evenwel niet zulk een bedaard en bezadigd jongeling als deze, maar zeer opgewonden en vurig. Ontvankelijk voor den indruk van ieder oogenblik, uitte hij zich terstond, en was daarom niet altijd consequent; maar hij wist dit, en maakte daarop ook geen aanspraak. Hij gaf zichzelven geen rekenschap van de indrukken, die hij ontving, en bespaarde zich daardoor de onaangename gewaarwording van te ontdekken, dat hij met niets zijn voordeel gedaan had. Hij was een bewonderaar van al wat groot en edel was, omdat het hem trof. Hij staarde met verrukking schoone natuurtooneelen aan, wanneer ze niet te lang achtereen voor hem geopend waren: want slechts en gros kon hij genieten; en detail had hij er niets aan. Daarom was nieuwheid voor hem altijd eene bekoorlijkheid. Hij kon nooit luisteren naar de bezadigde taal van zijnen vriend Joachim, dat deze hem moeijelijk vergeven kon; trouwens, hij kon naar niemand luisteren, ook niet naar zichzelven. Hij las veel en onbegrijpelijk schielijk, omdat hij onbegrijpelijk onattent las. Hij dweepte met krachtige dichterlijke taal, maar ook met hoogdravende ondichterlijke bombast. Voor het overige had hij nu en dan een aardigen inval, maar hij studeerde veel op calembourgs, en vooral op namen.

Dionysius de Morder had, behalve dat hij een weinig scheel zag, niets opmerkelijks. Hij was wel goed, maar had veel onaangenaams. Hij was wantrouwend en ontevreden. Somwijlen in kleine dingen teleurgesteld, had hij het zich in het hoofd gebragt, dat hij in alles moest teleurgesteld worden. Gebeurde dit nu en dan, o ja! hij had het wel gedacht! Maar gebeurde het niet, en liep alles mee, dan was hij ontevreden, omdat het niet uitkwam, zooals hij gedacht had. Hoe het ook ging, daar hij nooit het aangename en gelukkige opmerkte, maar zich bij voorkeur bij het contrarie bepaalde, scheen hij, anderen gelukkig en vroolijk ziende, zichzelven toe een rampzalige speelbal van een balsturig noodlot te zijn. Daar hij bij dat alles scheel zag, meende hij, dat alle menschen hem scheel aanzagen. Zag hij fluisteren, hij vreesde dupe te wezen; hoorde hij een gesprek, waarvan hij het onderwerp niet begreep, men zou hem wel bespotten. Dit een en ander maakte, dat de man voor zichzelven niet direct gelukkig was; hij was dan ook zoo gewoon, om zich ongelukkig te gevoelen en alle smarten en rampen als zijn privaat erfdeel te beschouwen, dat, was er iemand, die zijn been brak, hij zich verwonderde, dat hij zelf nog gaan kon. Brandde er een huis af, hij begreep niet door welk toeval het zijne gespaard was. Met dat al, hij was goed en hield veel van zijne vrienden, deed zelf niemand iets onaangenaams aan, en was tevreden, als hij op den duur maar iemand had, die zijne klagten wilden aanhooren. Hij ging nu reizen, schoon hij overtuigd was, dat allerhande akelige reisontmoetingen zijn deel zouden zijn; dat het weer voortdurend slecht zou wezen, diligences zouden breken, logementen afbranden, steden overstroomd worden, rotsklompen hem zouden verpletteren, sneeuwvallen op hem neerstorten, gidsen moorddadige aanslagen doen, rooverbenden hem uitplunderen, en eindelijk dat niets van hetgeen hij zien zou, mooi of belangrijk zou wezen, juist omdat hij het zich mooi of belangrijk had voorgesteld.

Deze waren de personen, die vergezeld van koffers, valiezen en ransels, zich op de stoep bij den Heer Joachim Polsbroekerwoud bevonden, en, na door Mijntje te zijn opengedaan, niet zonder gedruisch te trappen opstoven.

“Dag, Pols! Dag, Pols! Dag, Joachim!” klonk het uit vier monden te gelijk.

“Dag, goede vrienden!” zei Pols zeer goedig; en nu – om iets te zeggen, dat waar doch onnoodig was, want Polsbroekerwoud zei gaarne iets dat waar doch onnoodig was – “de diligence is, dunkt mij, juist op zijn tijd aan.”

“Dat moet wel zijn,” zei Holstaff, “want de koetsier sloeg de paarden onmenschelijk. Ik had in mijne ziel deernis met de arme dieren. Ik dacht, dat zij zich dood zouden loopen.”

“Als zij dan dood toch maar geloopen hadden,” zei Veervlug, niet zonder dit gezegde nog al aardig te vinden.

“Nu, die is goed, Jan!” zei Torteltak; “maar het stoof verduiveld in die menschendoos.”

“Dat komt,” zei Joachim, “omdat het zeer warm geweest is en in geen vier dagen geregend heeft.” Deze opmerking van Polsbroekerwoud was zeer juist.

“Pols, wat zijn hier weinig mooie meisjes in de stad!” ging Torteltak voort; “ten minste, ik heb niets dan dagelijksche gezigtjes gezien.”

“Je moet ook op Zondag komen, om Zondaggezigtjes te zien,” grinnikte Jan.

“Ja, maar,” redeneerde Dionysius de Morder, “het zou ook wel raar zijn, indien wij juist de mooije meisjes gezien hadden. Ik houd mij verzekerd, dat er vele zullen zijn, maar die hebben zich juist, nu wij er zijn, niet vertoond. Het is of alles er op aangelegd wordt, om mij tegen te werken. Daar is nu het weer. Nu wij het niet noodig hadden, is het helder en mooi. Wacht maar! als wij het behoeven voor een heerlijke landstreek, dan zou het mij verwonderen als het niet regende of mistte.”

Deze redenering van Dionysius de Morder was zoo in zijn gewone manier en werd niet geïnterrumpeerd, daar Torteltak terwijl zijne polonaise met een klein zakborsteltje schoonmaakte, en zich niet kon begrijpen, dat de spiegel bij Polsbroekerwoud in zulk een donkeren hoek hing; daar Holstaff nog altijd aan de arme paarden dacht en zuchtte; Veervlug op een jeu de mots peinsde, dat niet lukken wilde, en Joachim veel te goedhartig was, om iemand in de rede te vallen, en daarenboven niets wist om zijn vriend in een goede luim te brengen.

Intusschen kwamen de Heeren tot zitten, tot pijpenrooken en tot Rijnwijndrinken. De goede Polsbroekerwoud voorzag in alle behoeften, en ging daarin met de meest mogelijke bedaardheid, maar tevens met zijne gewone bedrijvigheid te werk. Eindelijk kwam hij tot rust, en nu op zijn gemak gaande zitten, of liever op zijnen stoel wippende, hingen zijne beenen met eene zekere ongedwongenheid van dezelve neder, en eindigden in een paar groote voeten, met hooge schoenen omgeven, tusschen zich en den grond juist zooveel plaats overlatende, als een soort van voetbankje voor den particulier gemakkelijk zoude doen schijnen. Evenwel zonder voetbankje wist hij toch zijn evenwicht te houden, en daarom te gemakkelijker, daar hij zijn linkerarm om de achterleuning van zijn mahonijhouten stoel had geslagen. In die positie dacht het aan Joachim Polsbroekerwoud goed, tot de verzamelde Heeren te zeggen: “En zoo gaan wij dan morgen op reis.”

Читать дальше
Тёмная тема
Сбросить

Интервал:

Закладка:

Сделать

Похожие книги на «Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne Vrienden»

Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne Vrienden» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.


Отзывы о книге «Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne Vrienden»

Обсуждение, отзывы о книге «Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne Vrienden» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.

x