Selma Lagerlöf - Niels Holgersson's Wonderbare Reis
Здесь есть возможность читать онлайн «Selma Lagerlöf - Niels Holgersson's Wonderbare Reis» — ознакомительный отрывок электронной книги совершенно бесплатно, а после прочтения отрывка купить полную версию. В некоторых случаях можно слушать аудио, скачать через торрент в формате fb2 и присутствует краткое содержание. Издательство: Иностранный паблик, Жанр: foreign_antique, foreign_prose, на нидерландском языке. Описание произведения, (предисловие) а так же отзывы посетителей доступны на портале библиотеки ЛибКат.
- Название:Niels Holgersson's Wonderbare Reis
- Автор:
- Издательство:Иностранный паблик
- Жанр:
- Год:неизвестен
- ISBN:нет данных
- Рейтинг книги:4 / 5. Голосов: 1
-
Избранное:Добавить в избранное
- Отзывы:
-
Ваша оценка:
- 80
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
Niels Holgersson's Wonderbare Reis: краткое содержание, описание и аннотация
Предлагаем к чтению аннотацию, описание, краткое содержание или предисловие (зависит от того, что написал сам автор книги «Niels Holgersson's Wonderbare Reis»). Если вы не нашли необходимую информацию о книге — напишите в комментариях, мы постараемся отыскать её.
Niels Holgersson's Wonderbare Reis — читать онлайн ознакомительный отрывок
Ниже представлен текст книги, разбитый по страницам. Система сохранения места последней прочитанной страницы, позволяет с удобством читать онлайн бесплатно книгу «Niels Holgersson's Wonderbare Reis», без необходимости каждый раз заново искать на чём Вы остановились. Поставьте закладку, и сможете в любой момент перейти на страницу, на которой закончили чтение.
Интервал:
Закладка:
“Wat heeft die hanglip daar te maken?” zei de jongen eindelijk. Hij had zichzelf nooit zoo klein en akelig gevoeld als dien avond. Hij probeerde zich moed in te spreken met een parmantig woord. Later dacht hij niet meer aan het standbeeld, maar liep een breede straat in, die naar zee leidde.
Maar hij had nog niet lang geloopen, toen hij iets achter zich hoorde. Achter hem liep iemand, die met zware voeten op de steenen stampte, en op den grond stootte met een met ijzer beslagen stok. Dat klonk, alsof de groote bronzen man van de markt aan ’t wandelen was gegaan.
De jongen luisterde naar die stappen, terwijl hij de straat uitholde, en hij werd er al meer van overtuigd, dat het de bronzen man was. De grond dreunde, en de huizen schudden. ’t Kon niemand anders wezen dan hij, die zóó zwaar liep, en de jongen werd bang, toen hij dacht aan wat hij zoo pas tegen hem had gezegd. Hij durfde niet om te kijken om te zien, of hij het werkelijk was.
“Hij gaat misschien maar wandelen voor zijn pleizier,” dacht de jongen. “Hij kan toch niet boos op me zijn, om wat ik gezegd heb. Dat was heelemaal zoo niet bedoeld.”
In plaats van recht door te gaan en te probeeren op de werf te komen, sloeg de jongen een straat in, die naar het oosten liep. Hij wilde allereerst wegkomen, van wie daar achter hem liep.
Maar al dadelijk hoorde hij, dat de bronzen man dezelfde straat insloeg, en de jongen werd zóó bang, dat hij heelemaal niet wist wat hij beginnen moest. En wat was het moeilijk schuilplaatsen te vinden in een stad, waar alle poorten gesloten waren! Toen zag hij aan zijn rechterhand een oude houten kerk, die een eind van de straat, midden in een groot plantsoen lag. Hij bedacht zich geen oogenblik, maar liep zoo hard hij kon naar de kerk.
“Als ik daar maar komen kan, dan ben ik zeker tegen alle kwaad beschut,” meende hij.
Terwijl hij voortholde, zag hij in eens een man, die op een pad stond, en hem wenkte.
“Dat is zeker iemand, die mij helpen wil,” dacht de jongen. Hij werd innig blij, en liep gauw naar dien kant. Hij was werkelijk zoo bang, dat het hart hem in de borst bonsde. Maar toen hij bij den man kwam, die aan den kant van het pad op een paaltje stond, was hij heelemaal verbluft.
“Hij kan het toch niet geweest zijn, die me wenkte,” dacht hij, want hij zag, dat de heele man van hout was.
Hij bleef hem aan staan kijken. ’t Was een grove man met korte beenen en een breed, blozend gezicht, glanzend zwart haar en een vollen zwarten baard. Op ’t hoofd had hij een zwarten houten hoed, om het lichaam een bruinen houten rok, om het midden een zwarte houten sjerp, om de beenen een wijde, grijze houten korte broek en houten kousen, en aan de voeten zwarte, houten korte rijglaarzen. Hij was pas geschilderd en gevernist, zoodat hij glom en blonk in den maneschijn, en dat droeg er zeker wel toe bij om hem zoo’n goedig uiterlijk te geven, dat de jongen hem dadelijk vertrouwde.
In de linkerhand hield hij een houten bord, en daarop las de jongen:
Ik vraag u nederig,
Al is mijn stem ook zwak,
Kom, leg een penning neer,
Maar neem mijn hoed dan af.
O, zoo! De man was dus een armenbus. De jongen voelde zich in de war gebracht. Hij had verwacht, dat het iets heel bizonders zou zijn. En nu herinnerde hij zich, dat zijn grootvader ook over dien houten man daar had gesproken, en gezegd had, dat alle kinderen in Karlskrona zoo veel van hem hielden. En dat was zeker wel waar, want hij had ook moeite om van dien houten man weg te gaan. Hij had zooiets ouderwetsch over zich, dat men kon denken, dat hij wel honderd jaar oud was, en tegelijkertijd zag hij er zoo sterk en barsch en levenslustig uit, – precies zooals men zich kon voorstellen, dat de menschen vroeger deden.
De jongen vond het zoo aardig naar den houten man te kijken, dat hij den ander, waarvoor hij was weggeloopen, heelemaal vergat. Maar nu hoorde hij hem weer. Hij kwam de straat uit en het kerkplein op. Hij kwam hierheen! Waar moest de jongen toch blijven?
Op datzelfde oogenblik zag hij, hoe de houten man zich naar hem neerboog en zijn groote breede hand uitstak. Het was onmogelijk iets anders dan goed van hem te denken, en de jongen stond met één sprong op de hand. En de houten man lichtte hem op naar zijn hoed, en stopte hem daaronder.
Juist was de jongen verstopt, en juist had de houten man zijn arm weer op de rechte plaats gebracht, of de bronzen man stond voor hem, en stootte zijn stok op den grond, zoodat de houten man op zijn voetstuk schudde. Toen zei de bronzen man met sterke, klankvolle stem:
“Wat ben jij voor een snuiter?”
De arm van den houten man ging snel naar boven, zoodat het oude hout kraakte, en hij tikte aan zijn hoed, terwijl hij antwoordde:
“Rosenbom, met permissie, uwe Majesteit. Eens opperbootsman op ’t linieschip Driestheid; na mijn diensttijd kerkwachter aan de Admiraliteitskerk, eindelijk in hout gesneden en op het kerkplein neergezet als armenbus.”
Een schok ging den jongen door de leden, toen hij hoorde, dat de houten man zei: “Uwe Majesteit.” Want nu hij er over nadacht, wist hij, dat het standbeeld op de markt den man voorstelde, die de stad gesticht had. ’t Was dus niemand minder dan Karel de Elfde, waar hij tegen zijn zin mee te doen gekregen had.
“Je antwoordt flink,” zei de bronzen man. “Kun je me nu ook zeggen, of je een dwergje gezien hebt, dat hier van nacht rondloopt in de stad? Dat is een brutale rekel, en als ik hem maar te pakken krijg, zal ik hem wel mores leeren.” En bij die woorden stootte hij zijn stok weer op den grond, en zag er vreeselijk boos uit.
“Met uw verlof, Uwe Majesteit, ik heb hem gezien,” zei de houten man. En de jongen werd zóó bang, dat hij begon te beven onder den hoed, en hij keek naar den bronzen man door een spleetje in ’t hout. Maar hij werd weer kalm, toen de houten man voortging: “Maar uwe Majesteit is op ’t verkeerde spoor. Dat dwergje was zeker van plan naar de werf te loopen en zich daar te verstoppen.”
“Denk je dat, Rosenbom? Ja, blijf dan niet langer daar zoo stil op je paal staan, maar kom met me mee, en help me hem zoeken. Vier oogen zien meer dan twee, Rosenbom.”
Maar de houten man antwoordde met jammerende stem:
“Ik smeek U alleronderdanigst te mogen blijven staan, waar ik sta. Ik zie er frisch en glimmend uit door de verf, maar ik ben oud en vermolmd, en kan ’t niet verdragen me te bewegen.”
De bronzen man hoorde zeker niet tot de menschen, die graag tegengesproken worden.
“Wat zijn dat voor manieren? Wil je wel eens meegaan, Rosenbom?”
En hij hief zijn langen stok op, en gaf den ander een klinkenden klap op zijn schouder. “Zie je wel, dat je nog wat verdragen kunt, Rosenbom.”
Toen braken ze op, en gingen groot en geweldig door de straten van Karlskrona, tot ze aan een houten poort kwamen, aan den ingang van de werf. Daarbuiten liep een van de marinematrozen op wacht, maar de bronzen man liep hem voorbij, en trapte de poort open, zonder dat de matroos er iets om gaf. Zoodra ze op de werf gekomen waren, zagen zij een uitgestrekte haven voor zich, door steigers in verschillende afdeelingen verdeeld. In de havenbasins lagen oorlogsschepen, en zagen er van dichtbij grooter en verschrikkelijker uit, dan toen de jongen ze van boven af zag. “’t Was toch nog niet zoo verkeerd, dat ik ze voor zeespoken hield,” dacht hij.
“Waar vindt je ’t het beste om met zoeken te beginnen, Rosenbom?” zei de bronzen man.
“Zoo’n klein ding, als hij, zou zich wel ’t beste in de modelzaal kunnen verstoppen,” antwoordde de houten man.
Op een smalle strook land, die zich links van de poort langs de heele haven tot aan zee toe uitstrekte, lagen ouderwetsche gebouwen. De bronzen man ging naar een huis met lage muren, kleine vensters en een groot dak. Hij stootte met zijn stok tegen de deur, zoodat die open sprong, en liep met harde stappen een trap met uitgesleten treden op. Toen kwamen zij in een groote zaal, die vol getakelde en getuigde schepen was. De jongen begreep, ook zonder dat men het hem zei, dat het de modellen waren van de vaartuigen, die voor rekening van de Zweedsche marine gebouwd waren.
Читать дальшеИнтервал:
Закладка:
Похожие книги на «Niels Holgersson's Wonderbare Reis»
Представляем Вашему вниманию похожие книги на «Niels Holgersson's Wonderbare Reis» списком для выбора. Мы отобрали схожую по названию и смыслу литературу в надежде предоставить читателям больше вариантов отыскать новые, интересные, ещё непрочитанные произведения.
Обсуждение, отзывы о книге «Niels Holgersson's Wonderbare Reis» и просто собственные мнения читателей. Оставьте ваши комментарии, напишите, что Вы думаете о произведении, его смысле или главных героях. Укажите что конкретно понравилось, а что нет, и почему Вы так считаете.