Thor keerde om naar de stad en zag dat zich daar nog duizenden andere soldaten bevonden. Hij wist dat Mycoples niet in zo’n krap gebied kon manoeuvreren, met die steile muren, en dat het te riskant zou zijn om haar daar te laten landen. Thor zag honderden soldaten met pijlen en speren, en hij vreesde voor de schade die ze op zo’n korte afstand zouden kunnen aanrichten. Het beviel hem niets. Hij voelde het Zwaard van het Lot in zijn hand pulseren en hij wist dat dit een strijd was die hij zelf moest uitvechten.
Thor stuurde Mycoples naar beneden en ze landde vlak voor de stad, buiten het enorme ijzeren valhek.
Thor leunde naar voren en fluisterde in Mycoples’ oor: “Het hek. Brand het plat en ik zal het vanaf daar overnemen.”
Mycoples zat daar en krijste naar hem. Ze klapperde ongewillig met haar vleugels. Ze wilde bij Thor blijven en aan zijn zijde vechten in de stad. Maar Thor wilde haar de kans niet geven.
“Dit is mijn gevecht,” hield hij vol. “En ik heb jou nodig om Gwen in veiligheid te brengen.”
Mycoples leek hem te begrijpen. Ineens kromde ze haar nek en ze spuwde vuur naar het ijzeren hek, dat begon te smelten.
Thor boog zich naar Mycoples.
“Ga!” fluisterde hij naar haar. “Breng Gwen in veiligheid.”
Thor sprong van haar rug of en hij voelde het Zwaard van het Lot in zijn hand pulseren.
“Thor!” riep Gwen uit.
Maar Thor rende al naar de gesmolten hekken. Hij hoorde Mycoples opstijgen en wist dat ze Gwen in veiligheid zou brengen.
Thor sprintte door de poorten, de binnenplaats op, recht het hart van de stad in, naar de duizenden soldaten. Het Zwaard van het Lot vibreerde in Thors hand als een levend wezen, en leek hem te dragen, alsof hij lichter was dan lucht. Het enige dat hij hoefde te doen was het vasthouden.
Thor voelde zijn arm en pols en lichaam bewegen. Het zwaard sneed door de mannen heen alsof ze van boter waren en doodde er tientallen in één enkele slag. Thor draaide om zijn af en verwoestte alles om zich heen. Eerst trachtte het Rijk terug te vechten; maar toen Thor door schilden, wapenrustingen en wapens heen sneed alsof ze niet bestonden, nadat hij rijen van mannen had gedood, beseften ze waar ze het tegen op moesten nemen: een magische, niet te stoppen wervelwind van verwoesting.
Er brak chaos uit in de stad. De duizenden soldaten van het Rijk probeerden te vluchten en bij Thor uit de buurt te komen. Maar ze konden nergens heen. Thor, die zich liet leiden door het zwaard, was veel te snel, als een bliksem die zich door de stad verspreidde. De soldaten renden in paniek tegen elkaar op, tegen de stadsmuren, en verdrongen zich om eruit te komen.
Thor liet hen niet ontsnappen. Hij sprintte door alle hoeken van de stad met een snelheid die hij nooit voor mogelijk had kunnen houden. Hij dacht aan Gwendolyn, aan wat Andronicus haar had aangedaan, en hij wilde wraak. Het was tijd om alles te rectificeren wat Andronicus had gedaan.
Andronicus. Zijn vader. De gedachte brandde in hem. Met elke uithaal van het zwaard beeldde Thor zich in dat hij hem doodde. Thor wilde iemand anders zijn, van iemand anders. Hij wilde een vader op wie hij trots kon zijn. Als het maar geen Andronicus was. En als hij genoeg van deze mannen doodde, kon hij misschien, heel misschien, eindelijk van hem verlost zijn.
Thor vocht als in een waas. Hij sloeg alle kanten op, tot hij zich uiteindelijk realiseerde dat hij in het niets sloeg. Hij keek om zich heen en zag dat alle tienduizenden soldaten van Andronicus op de grond lagen, dood. De stad was gevuld met lichamen. Er was niemand meer om te doden.
Thor stond alleen op de binnenplaats, hijgend, het zwaard gloeiend in zijn handen.
Thor hoorde een gejuich in de verte; hij werd opgeschrikt uit zijn gedachten en rende de stad uit. In de verte zag hij Kendricks mannen, die de overgebleven troepen van het leger opjoegen.
Terwijl Thor door de stadspoorten rende zag Mycoples hem. Ze had op zijn terugkeer gewacht en landde, Gwen nog steeds op haar rug. Thor steeg op en ze gingen weer de lucht in.
Ze vlogen over Kendricks leger heen en Thor keek op hen neer, over de massa’s mannen en paarden en stof. Voor hen renden de overgebleven soldaten van Andronicus’ leger.
“Omlaag,” fluisterde Thor.
Ze doken omlaag en gingen achter de soldaten vliegen. Mycoples spuwde vuur en vaagde de ene na de andere rij uit. Er rees geschreeuw op, en al snel hadden ze de hele achterhoede weggevaagd.
Eindelijk was er niemand meer over om te doden.
Ze vlogen door over de uitgestrekte velden. Thor wilde er zeker van zijn dat er niemand meer over was. In de verte zag Thor het grote gebergte, de Hooglanden, die het Oosten van het Westen scheidde. Tussen hier en de Hooglanden was geen levende soldaat van het Rijk meer te bekennen. Thor was tevreden.
Het hele Westelijk Koninkrijk van de Ring was bevrijd. Er waren vandaag genoeg doden gevallen. De zon begon onder te gaan, en wat er achter de Hooglanden lag, kon wachten.
Thor cirkelde terug naar Kendrick. Het platteland gleed onder hem langs en al snel hoorde hij het geschreeuw en gejuich van de mannen die omhoog keken en zijn naam riepen.
Hij landde voor het leger en steeg af, waarna hij Gwendolyn omlaag hielp.
Ze werden toegejuicht door de grote groep, die naar voren rende. Kendrick, Godfrey, Reece en zijn andere broeders van de Krijgsmacht, de Zilveren—iedereen waar Thor om gaf kwam naar hen toerend om hen te omhelzen.
Eindelijk waren ze weer herenigd. Eindelijk waren ze vrij.
Andronicus stormde door zijn kamp. In een impuls van woede haalde hij uit met zijn lange klauwen en onthoofdde hij een jonge soldaat, die op dat moment helaas vlakbij stond. Andronicus onthoofdde de ene na de andere soldaat, tot zijn mannen uiteindelijk doorkregen dat ze bij hem uit de buurt moesten blijven. Ze hadden beter moeten weten wanneer hij in een bui als deze was.
Soldaten doken uit de weg terwijl Andronicus door het kamp beende en bleven op een afstand. Zelfs zijn generaals bleven uit de buurt. Zij wisten inmiddels wel beter.
Een nederlaag was één ding. Maar een nederlaag zoals deze—dat was nog nooit voorgekomen in de geschiedenis van het Rijk. Andronicus was nog nooit eerder verslagen. Zijn leven had bestaan uit een eindeloze serie van overwinningen, de ene nog wreder en bevredigender dan de vorige. Hij had nooit geweten hoe het voelde om verslagen te worden. Nu wel. En het beviel hem niets.
De gebeurtenissen maalden door Andronicus’ hoofd. Hij kon niet begrijpen hoe het zo mis kon zijn gegaan. Gisteren had zijn overwinning nog compleet geleken, alsof de Ring al van hem was. Hij had het Koninklijk Hof vernietigd en Silesia veroverd; hij had alle MacGils onderworpen en hun leider, Gwendolyn, vernederd; hij had hun beste soldaten gemarteld aan de kruisen, hij had Kolk al vermoord, en hij had op het punt gestaan om Kendrick en de anderen te executeren. Argon had zich met zijn affaires bemoeid en Gwendolyn meegenomen voor hij haar had kunnen doden, en Andronicus had op het punt gestaan om dat recht te zetten, om haar terug te halen en haar samen met de anderen te executeren. Hij was nog maar een dag verwijderd geweest van een complete overwinning.
En toen was alles veranderd. Thor en die draak waren aan de horizon verschenen en waren neergedaald als een wolk, en ze waren er met hun vlammen en Zwaard van het Lot in geslaagd om complete divisies weg te vagen. Andronicus had alles vanaf een veilige afstand gadegeslagen; het was een goed idee geweest om zich hier terug te trekken, aan deze kant van de Hooglanden, terwijl zijn verkenners hem nieuws brachten over de schade die Thor en de draak hadden aangericht. In het zuiden, vlak bij Savaria, was een compleet bataljon weggevaagd; in het Koninklijk Hof en in Silesia was het net zo erg. Nu was het Westelijk Koninkrijk van de Ring, dat hij een dag eerder nog volledig in zijn macht had gehad, bevrijd. Het was onbegrijpelijk.
Читать дальше