Grace Church Street leidde verder naar een kolossale brug. Het was een van de grootste bruggen die ze ooit gezien had. Haar hart vulde zich met nieuwe hoop. Een enorm bord erboven vermeldde: “London Bridge,” en haar hart ging sneller slaan. Deze straat was breder, een belangrijke verkeersader. Mensen, paarden, karren en verkeer in alle maten en soorten gingen verder op en af de brug.
Als ze echt op zoek waren naar een brug, dan hadden ze er duidelijk een gevonden.
*
Caleb nam haar hand en leidde haar in de richting van de brug waardoor ze zich in het verkeer mengden. Ze keek op en was overweldigd door het uitzicht. Dit was anders dan elke brug die ze voordien gezien had. De ingang werd voorafgegaan door een enorme gebogen poort, met bewakers aan iedere kant. Aan de bovenkant ervan waren meerdere punten waarop meerdere hoofden stonden waarvan het bloed uit de keel kwam omdat ze doorboord waren door staken. Het was een gruwelijk gezicht en Caitlin wendde haar blik af.
"Ik herinner met dit," zuchtte Caleb. “Van eeuwen geleden. Dit is hoe ze altijd hun bruggen versierden: met hoofden van gevangenen. Ze doen dit om andere criminelen te waarschuwen.”
"Het is verschrikkelijk," zei Caitlin, terwijl ze naar hoofd naar beneden hield, en ze wandelden vlug de brug op.
Aan de basis van de brug, waren stalletjes en verkopers vis aan het verkopen. Toen Caitlin in die kant opkeek, kon ze boten zien aankomen, maar ook arbeiders die de vis naar de modderige oevers droegen en uitgleden terwijl ze dat deden. De ingang naar de brug stonk naar de vis, zo erg dat ze haar neus moest dichtknijpen. Elke soort vis, sommigen bewogen nog, werd op de kleine geïmproviseerde tafels gelegd.
“Snapper, drie pence per pond!" riep iemand.
Caitlin haastte zich er voorbij, en probeerde weg te raken van de geur.
Toen ze verdergingen, verraste de brug haar opnieuw omdat ze ontdekte dat ze vol met winkels stond. Kleine stalletjes en verkopers stonden opgesteld aan iedere kant van de brug terwijl voetgangers, vee, paarden en koetsen zich een weg baanden door het midden. Het was chaotisch, een druk tafereel, met mensen die alle richtingen uitriepen terwijl ze hun waar verkochten.
"Leerlooien hier!" riep iemand.
"We villen je dier!" riep iemand anders.
“Kaarswas hier! De beste kaarswas hier!”
“Dakbedekking!”
“Haal hier je brandhout!”
“Verse schrijfveren! Veren om te schrijven en perkament!”
Terwijl ze verder gingen, waren er mooiere winkels, en sommigen verkochten stukken zoals juwelen. Caitlin kon het niet helpen maar ze moest denken aan de gouden brug in Florence, aan haar tijd met Blake en aan de armband die hij haar had gekocht.
Op het moment was ze overweldigd door emotie, ze gleed naar de kant en hield zich vast aan de reling. Ze keek verder. Ze dacht aan al de levens die ze al geleefd had, aan al de plekken waar ze al geweest was en voelde zich overweldigd. Was dit echt allemaal waar? Hoe kon een mens zoveel levens geleefd hebben? Of zou ze hier gewoon uit ontwaken, terug in haar appartement in New York City, en denken dat al dit gewoon de langste, gekste droom van haar leven was geweest?
"Ben je OK?" vroeg Caleb, terwijl hij naast haar kwam lopen. "Wat is er?”
Caitlin veegde vlug een traan weg. Ze kneep zichzelf in de wang, en realiseerde zich dat ze niet aan het dromen was. Het was allemaal echt en dat schokte haar nog het meest.
“Niets," zei ze vlug, en ze zette een geforceerde glimlach op. Ze hoopte dat hij haar gedachten niet had kunnen lezen.
Caleb stond naast haar en samen keken ze recht uit op het midden van de Thames. Het was een brede rivier en volledig verstopt door verkeer. Zeilboten in elke maat baanden er zich een weg door en deelden het water met roeiboten, vissersboten en ieder soort van vaartuig. Het was een drukke waterweg en Caitlin verheugde zich op de grootte van al de verschillende boten en zeilen waarvan sommigen meters in de lucht klommen. Ze vond het leuk dat het water kalm bleef ook al waren er zoveel vaartuigen. Er waren geen geluiden van motoren of motorboten. Er was gewoon het geluid van de zeilen die in de wind fladderden. Het maakte haar rustig. De lucht daarboven was met de constante bries ook nog eens fris en eindelijk zonder geurtjes.
Ze richtte zich naar Caleb en ze gingen verder met wandelen langs de brug met Ruth op de hielen. Ruth begon nu opnieuw te janken en Caitlin kon nu haar honger voelen. Ze wilde halt houden. Maar overal waar ze rondkeek, kon ze nog steeds geen eten vinden. Ze kreeg zelfs als maar meer honger.
Toen ze het midden van de brug bereikten, was Caitlin opnieuw geschokt door het uitzicht voor haar. Ze had niet gedacht dat er, na het zien van de hoofden op de staken, nog iets had kunnen zijn dat haar zou kunnen choqueren. Maar dit dus wel.
Daar, recht in het midden van de brug, stonden drie gevangenen met lussen rond hun nek, geblinddoekt, amper gekleed en amper nog in leven op een schavot. Een beul stond achter hen, hij droeg een zwarte kap met gaten voor zijn ogen.
"De volgende ophanging is om een uur!” schreeuwde hij uit. Een dichte en nog groter wordende menigte gaarde zich rond het schavot en was schijnbaar aan het wachten.
"Wat hebben zij misdaan?" vroeg Caitlin aan een van de mensen in de menigte.
"Ze werden betrapt bij het stelen, juffrouw," zei hij, terwijl hij nog niet eens de moeite deed om in haar richting te kijken.
“Een werd betrapt op het beledigen van de Koningin!” voegde een oud vrouwtje eraan toe.
Caleb leidde haar weg van het gruwelijke tafereel.
“Het kijken naar executies lijkt hier wel een dagelijkse sport te zijn," was het commentaar van Caleb.
“Het is wreed," zei Caitlin. Ze verbaasde zich erover hoe verschillend deze samenleving was van de hedendaagse en hoe tolerant men hier was tegenover wreedheid en geweld. Dit was Londen, een van de meeste beschaafde plekken van 1599. Ze kon zich amper voorstellen hoe de wereld eruit zag buiten een beschaafde stad zoals de deze. Het was verbazend hoeveel de samenleving en de regels ervan veranderd waren.
Ze waren eindelijk de brug over en toen ze aan de brugbasis aan de andere kant stonden, keerde Caitlin zich om naar Caleb. Ze keek naar haar ring en las weer hardop:
Over de Brug, Achter de Beer,
Met de Winden van de Zon, laten we Londen achter ons liggen.
"Wel, als we dit correct volgen, dan zijn we net ‘de brug over’. “’Het volgende zou ‘Achter de Beer’ zijn.” Caitlin keek hem aan. “Wat zou dat kunnen betekenen?"
“Ik wou dat ik het wist," zei hij.
"Ik heb het idee dat mijn vader dichtbij is," zei Caitlin.
Ze sloot haar ogen en wou dat er een aanwijzing zou komen.
Net op dat moment, haastte een jongeman zich langs hen heen. Hij droeg een grote stapel pamfletten met zit mee en hij riep in het voorbijgaan. "BEREN-HONDENGEVECHTEN! Vijf pence! Deze kant op! BEREN-HONDENGEVECHTEN! Vijf pence! Deze kant op!”
Hij kwam dichterbij en duwde Caitlin een pamflet in de handen. Ze keek naar beneden en zag, in grote letters, de woorden “Beren-Hondengevechten,” met een ruwe afbeelding van een stadion.
Ze keek naar Caleb, en hij keek haar op hetzelfde moment aan. Ze keken alle twee naar de jongen toen hij verdween in de richting van de weg.
“Beren-Hondengevechten?" vroeg Caitlin. “Wat is dat?”
“Ik herinner me het nu,” zei Caitlin. “Het was de populaire sport van de tijd. Ze zetten een beer in een cirkel en bonden hem aan een paal. Vervolgens werd hij gelokt met wilde honden. Ze zetten in op weddenschappen en wedden wie gaat winnen: de beer of de honden.”
"Dat is ziek," zei Caitlin.
"Dat raadsel,” zei hij. “‘Over de brug, en Achter de Beer. Denk je dat het dat zou kunnen zijn?”
Alsof ze een waren, draaiden ze zich alle twee om en volgden de jongen die nu ver weg verwijderd was, terwijl hij verder riep.
Читать дальше