Vesuvius sprong van zijn paard en zonder te aarzelen hief hij zijn hellebaard, draaide om zijn as, en hakte hij het hoofd van zijn paard af. Het paard stond daar eventjes, onthoofd, en viel toen op de grond dood.
Dat, dacht Vesuvius, was omdat je niet snel genoeg ging.
Trouwens, hij vond het altijd fijn om iets te doden als hij ergens gearriveerd was.
Vesuvius zag de angst in de ogen van zijn trollen terwijl hij woedend op hen af stormde. Hij wilde antwoorden.
“Wie leidt deze mannen?” wilde hij weten.
“Ik, mijn heer.”
Vesuvius draaide zich om en zag een brede, grote trol. Suves, zijn plaatsvervangend commandant in Marda, stond tegenover hem, tienduizenden trollen achter hem. Vesuvius kon zien dat Suves er trots uit probeerde te zien. Maar er school angst in zijn ogen.
“We dachten dat u dood was, mijn heer,” voegde hij toe, alsof hij hun situatie daarmee wilde verklaren.
Vesuvius keek hem dreigend aan.
“Ik ga niet dood,” beet hij. “Doodgaan is voor lafaards.”
De trollen staarden hem angstig en zwijgend aan terwijl Vesuvius de greep op zijn hellebaard verslapte en verstevigde.
“En waarom zijn jullie hier gestopt?” wilde hij weten. “Waarom hebben jullie Escalon nog niet verwoest?”
Suves keek angstig van zijn mannen naar Vesuvius.
“We zijn tegengehouden, mijn meester,” gaf hij uiteindelijk toe.
Vesuvius werd overspoeld door woede.
“Tegengehouden!?” beet hij. “Door wie?”
Suves aarzelde.
“Hij die bekend staat als Alva,” zei hij uiteindelijk.
Alva. De naam raakte Vesuvius’ ziel diep. De grootste tovenaar van Escalon. De enige die misschien wel meer macht had dan hij.
“Hij creëerde een scheur in de aarde,” legde Suves uit. “Een ravijn waar we niet overheen konden. Hij heeft het zuiden van het noorden gescheiden. Teveel van ons zijn gestorven in een poging er overheen te komen. Ik ben degene die de aanval heeft afgeblazen, die al deze trollen hier heeft gered. U heeft mij te danken voor het redden van hun kostbare levens. Ik ben degene die onze natie heeft gered. Daarvoor, mijn meester, vraag ik u om mij te promoveren, en me een eigen commando te geven. Tenslotte kijkt deze natie nu naar mij om hen te leiden.”
Vesuvius voelde zijn woede aanzwellen tot hij op het punt van exploderen stond. Met trillen de handen nam hij twee snelle stappen, haalde breed uit met zijn hellebaard, en hakte Suves’ hoofd eraf.
Suves zakte op de grond in elkaar terwijl de rest van de trollen het geheel angstig gadesloegen.
“Daar,” zei Vesuvius tegen de dode trol, “heb je je commando.”
Vesuvius keek vol walging naar zijn trollen. Hij liep langs de linies en staarde hen aan. Hij veroorzaakte angst en paniek onder de trollen, zoals hij zo graag deed.
Uiteindelijk sprak hij. Zijn stem klonk grommend.
“Voor jullie ligt het grote zuiden,” bulderde hij in zijn duistere stem. Hij was gevuld met woede. “Dat gebied was ooit van ons, tot het van onze voorvaderen werd afgenomen. Dat gebied was ooit Marda. Ze hebben gestolen wat van ons is.”
Vesuvius haalde diep adem.
“Voor degenen die niet verder durven, ik zal jullie namen noteren, en de namen van jullie families, en ik zal jullie stuk voor stuk langzaam laten martelen, waarna jullie mogen wegrotten in de dieptes van Marda. Degenen die wel willen vechten, om hun levens te redden, om het gebied dat ooit van jullie voorvaders was terug te claimen, zullen zich bij mij aansluiten. Wie doet er met me mee?” schreeuwde hij.
Er rees een luid gejuich op door de rangen, rij na rij. Voor zover als hij kon zien zag hij trollen hun hellebaarden heffen en zijn naam schreeuwen.
“VESUVIUS! VESUVIUS! VESUVIUS!”
Vesuvius gaf een luide strijdkreet, draaide zich om, en begon naar het zuiden te rennen. Achter zich hoorde hij een gerommel als onweer, het gerommel van duizenden trollen die hem volgden, een grote natie die vastberaden was om Escalon voor eens en altijd te vernietigen.
Kyra vloog op Theons rug door Marda richting het zuiden, en terwijl ze het land van duisternis verliet begon ze langzaam weer tot zichzelf te komen. Ze voelde zich machtiger dan ooit. In haar rechterhand had ze de Staf van Waarheid. Het licht straalde eraf en leek hen te verzwelgen. Het was een wapen, wist ze, dat groter was dan zij; het was een noodlottig voorwerp dat haar met zijn macht vulde, en haar stuurde terwijl zij de staf stuurde. Het wapen deed het universum groter voelen, deed haar groter voelen.
Kyra had het gevoel dat ze het wapen vasthield waar ze al sinds haar geboorte voor bestemd was. Voor het eerst in haar leven begreep ze wat ze al die tijd had gemist, en ze voelde zich compleet. Zij en de staf, dit mysterieuze wapen dat ze diep in het land van Marda had gevonden, waren één.
Kyra vloog naar het zuiden, met Theon, die nu ook groter en sterker was, onder zich. De woede en wraakzucht in zijn ogen beantwoordde die van haar. Terwijl de uren voorbij gleden begon de somberheid eindelijk te vervagen en werd het groen van Escalon zichtbaar. Kyra’s hart maakte een sprongetje bij het zien van haar thuisland; ze had niet gedacht dat ze het ooit nog terug zou zien. Ze voelde een urgentie; ze wist dat haar vader, opgeslokt door Ra’s legers, haar nodig had in het zuiden; ze wist dat het land overspoeld werd door Pandesiaanse soldaten; ze wist dat de Pandesiaanse vloot Escalon vanaf zee aanviel; en ze wist dat de trollen op dit moment binnenvielen. Miljoenen wezens die bezig waren haar land te verscheuren. Escalon bevond zich in een benarde situatie.
Kyra knipperde met haar ogen en probeerde niet te denken aan het feit dat haar thuisland werd verscheurd, aan de grote vlaktes vol ruïnes en puin en as. Maar terwijl ze de staf steviger vastgreep, wist ze dat dit wapen hun enige hoop op verlossing was. Konden deze staf, Theon en haar krachten Escalon echt redden? Kon iets dat al zo ver heen was nog gered worden? Kon Escalon weer worden wat het ooit was geweest?
Kyra wist het niet. Maar er was altijd hoop. Dat was wat haar vader haar had geleerd: zelfs in de meest kille omstandigheden, als het er zo somber uit zag, zelfs als alles compleet verwoest leek, was er nog hoop. Er was altijd een vonkje van leven, van hoop, van verandering. Niets was ooit absoluut. Zelfs niet verwoesting.
Kyra vloog en vloog en voelde haar lotsbestemming in zich opwellen. Ze werd overspoeld door optimisme, en met elke seconde voelde ze zich machtiger. Ze dacht terug aan haar tijd in Marda, en voelde dat ze iets dat heel diep in haar zat had overwonnen. Ze herinnerde zich hoe ze het spinnenweb had doorgesneden, en voelde dat ze op dat moment ook iets in zichzelf had verbroken. Ze was gedwongen geweest om in haar eentje te overleven, en ze had haar diepste demonen overwonnen. Ze was niet langer het meisje dat in Fort Volis was opgegroeid; ze was zelfs niet meer het meisje dat Marda was in getrokken. Ze keerde nu terug als een vrouw. Als een krijger.
Kyra voelde dat het landschap onder haar veranderde en keek tussen de wolken door naar beneden. Ze zag dat ze eindelijk de grens hadden bereikt waar ooit de Vlammen hadden gebrand. Terwijl ze het grote litteken bekeek dat over het land liep, zag ze iets bewegen.
“Lager, Theon.”
Ze doken door de zware wolken naar beneden, en terwijl de somberheid oploste, verscheen het land waar ze zo van hield. Ze was dolblij om weer haar eigen grond te zien, de heuvels en bomen die ze herkende, om weer de lucht van Escalon te kunnen ruiken.
Maar toen ze beter keek viel haar hart. Daar, onder haar, werd het land overspoeld door miljoenen trollen die vanuit Marda naar het zuiden renden. Het leek wel een massa migratie van monsters, het gedonder zelfs vanaf hier hoorbaar. Nu ze dit zag, wist ze niet hoe haar natie ooit zo’n aanval zou kunnen overleven. Ze wist dat haar mensen haar nodig hadden—en snel.
Читать дальше