Maar het was al te laat. Ceres zag één van de bedienden achtervolgd worden door rebellen, terwijl anderen de gouden ornamenten die het kasteel versierden begonnen te verzamelen. Ze had een vloedgolf het kasteel in gebracht, en ze kon het nu niet meer terugdraaien.
Er stond een eskader koninklijke lijfwachten voor de deuren die naar de grote zaal leidden. Ze zagen er formidabel uit in hun vergulde wapenrustingen, geëtst met valse musculatuur en afbeeldingen die ontworpen waren om te intimideren.
“Geef je over en er overkomt je niets,” beloofde Ceres hen, hopend dat ze die belofte waar kon maken.
De koninklijke lijfwachten aarzelden geen seconde. Ze stormden met getrokken zwaarden naar voren, en binnen een seconde was het chaos. De koninklijke lijfwachten behoorden tot de beste krijgers in het Rijk, hun vaardigheden verfijnd door vele uren van training. De eerste die op haar af kwam was zo snel dat zelfs Ceres haar best moest doen om de aanval te onderscheppen.
Ze pareerde weer, en haar tweede waard glipte langs zijn wapen en boorde zich in zijn keel. Naast zich hoorde ze de geluiden van vechtende en stervende mensen, maar ze durfde niet om zich heen te kijken. Ze had het te druk met het terugdrijven van een andere tegenstander, en duwde hem de massale strijd in.
Er was niets dan de botsende lichamen. Er verschenen zwaarden uit, alsof een soort kronkelende massa van vlees was. Ze zag een man tegen de deuren gedrukt worden, en het gewicht van de mensen, dat haar naar voren droeg, drukte hem plat.
Ceres wachtte tot ze dichterbij kwam, en trapte de deur naar de grote zaal in. De poorten van het kasteel waren solide, maar deze braken open door de kracht van haar trap, en sloegen tegen de muren aan.
In de grote zaal zag Ceres groepen van adellijken, wachtend, alsof ze niet wisten waar ze heen moesten. Ze hoorde een aantal adellijke vrouwen schreeuwen alsof er een horde moordenaars was neergedaald. Vanaf waar ze stond vermoedde Ceres dat het waarschijnlijk ook zo leek.
In het hart van dit alles zag ze Koningin Athena, zittend op de hoge troon die van de koning had moeten zijn, geflankeerd door een stel enorme lijfwachten. Ze renden tegelijk naar voren, en Ceres deed een stap naar voren om hen te ontmoeten.
Ze stapte niet alleen, ze rolde.
Ze wierp zichzelf naar voren en dook onder de zwaarden van haar aanvallers door, waarna ze in een soepele beweging weer overeind kwam. Ze draaide zich om en haalde met beide zwaarden tegelijk uit. Ze raakte de lijfwachten met voldoende kracht om hun wapenrustingen te doorboren. Geruisloos vielen ze op de grond.
Er was één geluid dat wel boven het gekletter van zwaarden bij de deur uit kwam: het geluid van Koningin Athena die met bewuste traagheid in haar handen klapte.
“Oh, heel goed,” zei ze terwijl Ceres zich weer naar haar omdraaide. “Heel elegant. Elke hofnar zou trots zijn geweest. Wat is je volgende truc?”
Ceres beet niet. Ze wist dat Koningin Athena alleen nog maar woorden overhad. Natuurlijk zou ze daar alles uit proberen te halen.
“Nu zal ik het Rijk ten val brengen,” zei Ceres.
Ze zag Koningin Athena haar een blik toewerpen. “Met jezelf als leider? Hier komt het nieuwe Rijk, hetzelfde als het oude.”
Dat raakte Ceres harder dan ze wilde. Ze had het geschreeuw van de adel gehoord terwijl de rebellen zich als een wildvuur door het kasteel hadden verspreid. Ze had gezien hoe ze de aristocraten hadden aangevallen.
“Ik ben niet zoals jij,” zei Ceres.
De koningin gaf geen antwoord. Ze lachte alleen, en een aantal aristocraten deden met haar mee. Ze waren duidelijk allang gewend om mee te giechelen wanneer hun koningin iets grappig vond. De anderen leken veel te bang en hielden zich afzijdig.
Toen voelde ze haar vaders hand op haar schouder. “Je bent helemaal niet zoals zij.”
Er was echter geen tijd om daarover na te denken, want de menigte om Ceres heen begon rusteloos te worden.
“Wat gaan we met ze doen?” wilde één van de krijgsheren weten.
Eén van de rebellen had daar direct een antwoord op. “Vermoorden!”
“Vermoorden! Vermoorden!” Het werd een eentonige melodie, en Ceres kon de haat in hun ogen zien. Het voelde veel te veel zoals in het Stadion, waar ze om bloed hadden gevraagd. Waar ze bloed hadden geëist.
Er liep een man naar één van de edelvrouwen toe, een mes in zijn hand. Ceres reageerde instinctief, en deze keer was ze snel genoeg. Ze beukte tegen de aanstaande moordenaar aan, waardoor hij op de grond viel. Geschokt staarde hij Ceres aan.
“Dat is genoeg!” schreeuwde Ceres, en het werd doodstil.
Ze keek om zich heen en ontmoette hun blikken, ongeacht wie ze waren. Ze schuifelden beschaamd naar achteren.
“Geen doden meer,” zei ze. “Het is genoeg.”
“Wat doen we dan met ze?” wilde een rebel weten. Hij gebaarde naar de adel. Hij was duidelijk moediger dan de rest. Of misschien haatte hij de adel nog meer.
“We arresteren ze,” zei Ceres. “Vader, Sartes, kunnen jullie dat regelen? Ervoor zorgen dat niemand hen of iemand anders kwaad doet?”
Ze kon wel raden naar alle manieren waarop dit verkeerd kon gaan. Er zat zo veel woede in de mensen van de stad, in de mensen die het Rijk kwaad had gedaan. Dit kon gemakkelijk in een bloedbad uitlopen zoals Lucious dat veroorzaakt zou hebben, met gruweldaden waar Ceres geen deel van wilde uitmaken.
“En wat ga jij doen?” vroeg Sartes haar.
Ceres kon de angst die ze in zijn stem hoorde wel begrijpen. Haar broertje was waarschijnlijk in de veronderstelling geweest dat zij hier zou blijven om dit allemaal te organiseren, maar Ceres vertrouwde niemand anders meer dan hem.
“Ik moet de rest van het kasteel veroveren,” zei Ceres. “Op mijn manier.”
“Ja,” onderbrak Koningin Athena haar. “Nog meer bloed aan je handen. Hoeveel mensen zijn er al gestorven voor je zogenaamde idealen?”
Ceres had dat kunnen negeren. Ze had gewoon weg kunnen lopen, maar er was iets aan de koningin dat ze onmogelijk los kon laten, als een wond die maar niet wilde genezen.
“Hoeveel mensen zijn er gestorven zodat jij kreeg wat je wilde van hen?” kaatste Ceres terug. “Je hebt zoveel geïnvesteerd om het verzet te vernietigen terwijl je gewoon had kunnen luisteren en iets had kunnen leren. Je hebt zoveel mensen pijn gedaan. Daar zal je voor boeten.”
Ze zag een strakke glimlach op Koningin Athena’s gezicht verschijnen. “Zonder twijfel met mijn hoofd.”
Ceres negeerde haar en begon weg te lopen.
“Gelukkig,” zei Koningin Athena, “ben ik niet de enige. Het is te laat voor Thanos, liefje.”
“Thanos?” zei Ceres. Het was genoeg om haar halt te doen houden. Ze draaide zich om naar de koningin. “Wat heb je gedaan? Waar is hij?”
Ze zag Koningin Athena’s glimlach breder worden. “Je weet het echt niet, he?”
Ceres voelde woede en ongeduld in zich opwellen. Niet vanwege de manier waarop de koningin haar probeerde te provoceren, maar vanwege wat het betekende als Thanos echt in gevaar was.
De koningin lachte weer. Deze keer deed niemand met haar mee. “Je bent helemaal hierheen gekomen, en je weet niet eens dat je favoriete prins op het punt staat te sterven voor de moord op de koning.”
“Thanos zou nooit iemand vermoorden!” hield Ceres vol.
Ze wist niet waarom ze het zelfs maar moest zeggen. Niemand zou toch zeker geloven dat Thanos tot zoiets in staat zou zijn!
“Toch zal hij ervoor sterven,” antwoordde Koningin Athena. Het was de kalmte in haar stem die Ceres ertoe aanzette om naar haar toe te stormen en een mes tegen haar keel te zetten.
Op dat moment waren alle gedachten aan het beëindigen van het geweld vergeten.
“Waar is hij?” wilde ze weten. “Waar is hij?”
Ze zag de koningin bleek wegtrekken, en een deel van Ceres was er blij om. Koningin Athena verdiende het om bang te zijn.
Читать дальше