aandacht
{noun} attention | acuity | advertence | advertency
aandacht schenken aanmind
aandacht trekkendraw attention
aandacht vestigen opadvert
aandachtig {adjective} attentive
aandachtsgebied {noun} area for special attention
aandachtshoer {noun} attention whore
aandachtspunt {noun} point of interest
aandachtsstreep {noun} dash
aandachtstreep {noun} dash
aandachtsveld {noun} area for special attention
aandammen[/ˈanˌdɑmə(n)/]
{verb} curb
aandeel {noun} share | stock
aandeelhebber {noun} shareholder | stockholder
aandeelhouder {noun} shareholder | stockholder
aandeelhouderschap {noun} share ownership | shareholdership | shareholding
aandeelhoudersovereenkomst {noun} shareholder agreement
aandeelkoers {noun} stock quote
aandelenbelegger {noun} investor in shares
aandelenbeurs {noun} stock exchange
aandeleninkoop {noun} buyback | stock buyback
aandelenkapitaal {noun} share capital
aandelenkoers {noun} share price
aandelenmarkt {noun} stock market
aandelenoptie {noun} share option
aandelenoptieplan {noun} stock option plan
aandelenoptieregeling {noun} share option scheme
aandelenpakket {noun} block of shares
aandelenportefeuille {noun} equity portfolio | shares portfolio
aandelenregister {noun} share register
aandelenruil {noun} exchange of shares | stock switch
aandelenselectie {noun} stock selection
aandenken {noun} memory | souvenir
aandewinds {adjective} close hauled
aandienen {verb} announce | usher in
aandikken {verb} blow up | thicken
aandoen {verb} put on
aandoening {noun} affliction
aandoenlijk {adjective} moving | touching
aandoenlijkheid {noun} delicacy | sensibility | sensitivity
aandraaien {verb} turn on | switch on | tighten
aandragen {verb} appeal to
aandrang {noun} urge
aandrift {noun} impulse | access
aandrijfas {noun} drive shaft | driving axle
aandrijfkracht {noun} driving force | propelling power | propulsion
aandrijfwieldrive wheel
aandrijven {verb} drive
aandrijving {noun} propulsion
aandringen {verb} insist | urge
aandrukken {verb} push | press
aanduiden {verb} indicate | show
aanduiden alsdesignate
aanduiding {noun} index | indication
aandurven[/'ʔan.dɵr.və(n)/]
{verb} dare | stand up to
aanduwen {verb} push | press
aandweilen {verb} scrub
aaneen {adverb} together
aaneenbinden {verb} bundle
aaneenbreienknit
aaneengeschreven {verb} solid
aaneengroeien {verb} knit
aaneenknopen {verb} knot
aaneenrijgen {verb} catenate
aaneenrijging {noun} chain
aaneenschakelen[/an.ˈen.sxa.kə.lə(n)/ | /an.ˈen.sχa.kə.lə(n)/]
{verb} concatenate
aaneenschakeling {noun} enchainment
aaneensluiting {noun} association | connection | liaison | linking
aanelkaarweveninterweave
aanfluiting {noun} mockery | farce
aangaan {verb} concern
aangaande[/anˈɣandə/ | /ˈanɣandə/]
{preposition, verb} anent
aangaande de waardentheorieaxiological
aangapen {verb} gape | gape at | gawk
aangeboren {adjective} innate
aangeboren afwijkingbirth defect
aangedaan {adjective, verb} touched
aangehuwd {adjective, verb} related by marriage
aangeklaagde {noun, verb} accused
aangekleed {adjective, verb} dressed
aangeleerd {verb} learned
aangelegenheid {noun} affair
aangenaam {adjective} pleasant | nice
aangenaam met u kennis te makenpleased to meet you
aangenaam om met u kennis te makenpleased to meet you
aangenaamheidamenity
aangename kennismakingpleased to meet you
aangenomen {adjective, conjunction, verb} adopted | adoptive
aangepast {adjective, verb} custom
aangeplakte vraagtag question
aangeschoten {adjective, verb} tipsy | shot
aangeslagen {adjective, verb} beleaguered
aangesloten {verb} online
aangespen {verb} buckling together | clasping | gird
aangestoken {adjective, verb} abroach
aangetast {adjective, verb} affected
aangetekend {adjective, verb} registered
aangetrokken voelen totlike
aangetrouwd familielidin-law
aangetrouwde neefcousin-in-law
aangetrouwde nichtcousin-in-law
aangeven {verb} indicate | mark | hand | pass | report
aangever {noun} betrayer
aangevochten {verb} contentious
aangewend {adjective, verb} applied | practical
aangewezen {adjective, verb} appropriate
aangezet {adjective, verb} sharpened
aangezicht {noun} face
aangezichtsligging {noun} face presentation
aangezichtspijn {noun} facial pain
aangezien {conjunction, verb} since
aangifte {noun} notification | declaration
aangifteformulier {noun} declaration | registration form | tax form
aangooi {verb} shy
aangorden[/ˈanɣɔrdə(n)/]
{verb} gird on | strap in
aangrenzend {adjective, verb} adjacent | bordering | neighbouring | adjoining | contiguous
aangrijnzen {verb} grin
aangrijpen {verb} move
aangrijpend {adjective, verb} moving | touching
aangrijpingspunt[/aːnɣrɛipɪŋzpʏnt/]
{noun} excuse | point of action | point of application | point of departure
aangroei {noun, verb} growth | fouling
aangroeien {verb} grow
aanhalen {verb} quote
aanhalig {adjective} affectionate | caressing | cuddlesome | cuddly
aanhaling {noun} quote | quotation
aanhalingstekenЧитать дальше